‘Dwelling life’ gaat meer over fotografie dan over mensen

Merchant Row (2,5 x 1,5meter) van Greogory Crewdson werkt als een magneet op je. Ook als je misschien niet zo van dit soort geconstrueerde en enorm geshopte beelden houdt. De extreme scherpte, zoveel details, het gebruik van licht en ook z’n formaat: het is heel prettig om voor een echte Crewdson te staan.
Naast de grote beelden van Crewdson hangt op de tentoonstelling The dwelling life of man in Amersfoort ook een serie kleine zwart-wit contactprints van Helen Levitt. Levitt toont met haar uitstekende oog voor Cartier-Bressons beslissende moment dat haar fotografie en haar manier van werken op vrijwel alle vlakken zo anders is dan Crewdson.

Hoe verschillend fotografen het medium foto benaderen is op dit moment te bekijken in Kunsthal Kade in Amersfoort. Tot en met 6 januari zijn hier ongeveer 160 foto’s uit de kunstcollectie van de Amerikaanse verzamelaar Martin Z. Margulies te zien. Gastcurator Régis Durand (oud-directeur Jeu de Paume en Centre National de la Photographie) zocht beelden bij elkaar onder het thema ‘De mens en hoe die de aarde bevolkt’.

Althans dat stelt Kade. Maar eerlijk gezegd: wat de curator toont over de condition humaine maakt je niet echt veel wijzer over de mens en zijn aarde.

Toch verdient deze tentoonstelling zeker een bezoek: niet om de mensheid te leren kennen, maar omdat de collectie een overzicht geeft van wat fotografie is en hoe fotografen het medium gebruiken. Waar de curator heeft gekozen voor een inhoudelijk thema, toont het overzicht dat fotografie zeer beslist ook over vorm gaat. Het diverse werk dat nu is te bezichtigen, biedt een goede mogelijkheid om vorm te bestuderen en onderling te vergelijken.

Het begint al meteen na binnenkomst met veertig foto’s in de Glacier series (1999) van Olafur Eliasson. Dit is de moderne deadpan-techniek; oorspronkelijk van Stephen Shore (die het zelf toepast in beelden die op de bovenste verdieping zijn te zien).

Ik meende lang dat dit soort verzamel-fotografie niet veel meer is dan de bekende ansichtkaarten van ‘leuke-blauwe-deurtjes-die-ik-op-Creta-zag’ en dat zo’n verzameling fotografisch niet veel toevoegt. Maar nadat ik kennismaakte met het werk van de Bechers (vier Wasserturms zijn een verdieping hoger te zien) ben ik dat verzamelen anders gaan waarderen.

Want wat is het fraai om de verschillen van de gletsjers te zien: de organische vormen, de tongen die over een landschap kruipen, de jaarringen van het ijs en op de foto de horizon praktisch verdwenen door het gekozen vogelperspectief. Gletsjers zien we meestal vanaf de grond maar Eliasson toont zijn ijsmassa’s zoals ze eruit zien vanuit een vliegtuig. Dat geeft een beeld zoals je dat nog niet eerder zag.

Door de gekozen verzameling van veertig stukken ijs wordt het opeens heel duidelijk wat de overeenkomsten zijn tussen de verschillende niet nader geïdentificeerde ijsklompen. En daar komen de Bechers dan toch om de hoek kijken: de ophanging en sortering is zodanig dat je geneigd zou kunnen zijn om er een typologie op los te laten.

Direct naast het werk van Eliasson hangen drie close-up landschapsfoto’s (0,7x1m) van bewegend water. De beelden zijn van Roni Horn (1955): Still water (the River Thames for Example). Hier geen visuele diepte zoals bij de gletsers, platte beelden van slechts kolkend, draaiend en soms schuimend water. Met je neus op het beeld kun je heel precies de beweging van het water bekijken alsof net voor je een enorme steen is weggezonken of een boot net voorbij voer. De resterende kolken zullen, als je je omdraait, zo weer verder tollen.

Horn geeft met teksten aan, die als dertig voetnoten onder de afbeelding zijn meegeprint met de afdruk, wat we bij het beeld kunnen associëren. Een foto is een 2D-visueel object dat we bekijken, esthetisch ervaren en wwar we misschien over willen nadenken. Maar met tekst maakt Horn duidelijk wat zij vindt dat je moet doen met de foto: dit is wat je erbij kunt/moet denken. Horn maakt zo van de foto een stripverhaal. De teksten maken de foto tot een illustratie waarbij je verder gaat nadenken over Horns associaties.

De curator’s keuze om het werk van Horn naast Eliasson te plaatsen maakt weer duidelijk dat fotografen zo verschillend het medium gebruiken. Dit soort combinaties Crewdson & Levitt, en Eliasson & Horn zijn er veel te maken. Er is dus veel te zien in Kade over het gebruik en de benadering van fotografie.

Nog wat dan.

Thomas Demands verhalende fotografie van papiermodellen Salon (1997). Lee Friedlander die droog televisies in hotelkamers fotografeert. Er is de haarscherpe fotojournalistiek van ex-Magnum fotograaf Luc Delahaye op een afmeting van 1x3m in kleur. (Op de voorgrond van de foto Kabul 1990 zijn in het asfalt nog net de verse sporen van een rupsvoertuig te herkennen, terwijl circa veertig mannen je aankijken met in hun midden twee zo te zien verse lijken). Er hangt een serie van The Migrant Mother van Dorothea Lange die ze maakte in opdracht van de Amerikaanse Food and Drug Administration. De El Paso Street juxtaposities van Stephen Shore naast de platte foto’s van open ijskasten. Het werk van de new topographers Bernd en Hilda Becher is te zien naast het werk van hun leerlingen Struth, Gursky & Ruff.

Vrijwel stuk voor stuk tonen de foto’s van The dwelling life of man hoe verschillend fotografen de wereld vastleggen, verwerken tot, meestal, een stuk papier.

Leerzaam en vooral interessant is de collectie in Kade. Tussen alle bewieroking van meesters in de fotomusea, is het zelfs een verademing om weer eens een tentoonstelling te zien die gaat over het medium zelf: over fotografie en vooral over vorm.

The dwelling life of man
Topstukken van Amerikaanse en Europese fotografen uit de Martin Z. Margulies Collectie, Miami. Gecureerd door Régis Durand, oud-directeur van het Jeu de Paume en het Centre National de la Photographie,
t/m 6 januari 2013.
www.kunsthalkade.nl