Fans: foto’s hebben ruimte nodig, evenals fotografen

Er is iets geks met de manier waarop de jaarlijkse tentoonstelling van ‘Document Nederland’ de laatste jaren wordt gebracht. Een beetje klein namelijk. De NRC besteedt er een heel katern aan, de opdracht komt tot stand met grote inbreng van het Rijksmuseum, de fotografen – gekozen omdat ze tot de besten van het land behoren – hebben er veel tijd aan besteed. Als je dat in overweging neemt, komt het vreemd op de bezoeker over hoe de tentoonstelling ‘Fans’ van Raimond Wouda in Huis Marseille hangt: een souterrain met laag plafond waar niet veel fotografie kan worden opgehangen.
Een zelfde gevoel overkwam me een jaar geleden toen op die plek ‘Schraal’ hing, foto’s van Geert van Kesteren die eveneens het resultaat waren van het groots opgezette ‘Document Nederland’. Waarbij ik moet toegeven dat ik er beide keren op de opening was, dus er waren veel mensen. Dat versterkt inderdaad het gevoel dat de ruimte voor fotografie er te krap is. Maar ook zonder mensen geldt ongetwijfeld dat er meer werk hangt dan er in past.

Natuurlijk weet ik ook wel dat de situatie vooral ontstaat doordat het Rijksmusem verbouwt en elders moet exposeren. Jammer dat de ruimte in Foam (kennelijk) niet meer beschikbaar is waar in 2003 nog Forever young van Janine Schrijver was te zien als resultaat van de opdracht uit Document Nederland van dat jaar.

Door de oplossing in Huis Marseille wordt – al dan niet gewild – het glazen plafonnetje zichtbaar dat nog steeds bestaat tussen ‘gewone’ documentaire fotografie en de ‘echte’ kunst. Wouda hangt wat gepropt in een kleine zaal, terwijl hogerop in Huis Marseille The Power Show van Jacqueline Hassink de ruimte krijgt die het nodig heeft. Dat Hassink daar hangt is prima, zeker, maar is toch werkelijk heel vreemd dat een bezoeker van nog geen 2 meter lang licht voorover gebogen door een smalle gang moet lopen om de schitterende portretten te kunnen bekijken die Wouda maakte van een tiental fans en die omwille van de ruimte nog kleiner dan A4-formaat aan de muur hangen.

In de benedenzaal zijn ook een stuk of veertien foto’s op groot formaat te zien, circa 1,20 x 1,50 m, die het belangrijkste tonen van wat Wouda ons wil meegeven over idolatie: mensen die ver gaan in het bewonderen, volgen en bewieroken van succesvolle sportlieden, muzikanten, filmsterren en politici. Fans zijn een beetje gek, zeker als je de woonomgeving ziet van de Starwars- of Harry Potter-fan. Maar als je fans ziet bij sportwedstrijden en politieke bijeenkomsten, dan weet je dat je zelf eigenlijk ook tot diezelfde soort behoort. De fotografie van Raimond Wouda is een spiegel. We kunnen misschien wel even lachen om wat we zien, maar al snel slaat de ernst toe van het besef dat we naar onszelf kijken.

De combinatie van NRC Handelsblad en Rijksmuseum lijkt sterk, maar er is een zwak punt. Het is te deftig, te intellectueel, te theoretisch. De krant en het museum bedenken eerst een thema en kiezen daarna pas een fotograaf. En die moet maar zien hoe hij zich het onderwerp zodanig eigen maakt dat het een interessante documentaire serie oplevert. Bij Jan van IJken ging dat twee jaar geleden misschien wel goed met zijn serie Dierbaar, maar Raimond Wouda worstelde met het hem opgelegde thema, zoals eerder al Geert van Kesteren worstelde met verborgen armoede en Justin Jin met jeugdcultuur. Misschien speelt een goed gevoel voor typecasting ook wel een rol, maar de sterke drang van de opdrachtgevers om vast te houden aan een tevoren bedacht thema lijkt me een belangrijker oorzaak van dit probleem.

Zo ontstaan series die op zich wel goed zijn, maar ik weet zeker dat er veel beter en verrassender werk zou zijn gemaakt als de fotografen vanaf het begin betrokken zouden zijn geweest bij het kiezen van het thema. Je kunt geen goede fotografie opleggen. Het ontstaat uit een tweespraak op gelijk niveau en door creativiteit van de fotograaf. Zeker bij een zo getalenteerde fotograaf als Wouda, die de afgelopen jaren heeft laten zien dat hij kan verrassen. En dat komt omdat hij veel nadenkt over wat hij doet en wat zijn foto’s teweeg brengen bij het publiek, mensen van wie hij hoopt dat ze verrast zijn en op hun beurt nadenken over die eigenzinnige wijze waarop Wouda een klein stukje werkelijkheid laat zien. Koester de fotograaf die geen genoegen neemt met iconen! Wouda is visueel virtuoos, iemand die weet hoe je bijzondere beelden maakt. Maak daar dan gebruik van, zou ik zeggen.

Jammer genoeg is dat te weinig gebeurd. Hoewel Wouda’s werk zeker de moeite van het bekijken waard is. Gelukkig kan het volgend jaar heel makkelijk nog een stuk beter. De organisatie hoeft alleen maar de fotograaf meer zeggenschap te geven in het kiezen van het thema. En een betere ruimte te kiezen.

Edie Peters

Document Nederland: Fans
Raimond Wouda fotografeert fancultuur in Nederland
Tot en met 24 februari 2008 in Huis Marseille

Reageren? Mail PhotoQ