Kansen voor fotografen in de nieuwe tijd

De eerste avond van PANL en Fotografenfederatie over de stand van zaken in het fotografenvak, in juni van dit jaar, leverde dusdanig veel reacties op dat tot een tweede bijeenkomst werd besloten. In de geheel gevulde grote zaal van De Zwijger zien we een gestroomlijnd programma met vijf ervaren en inspirerende sprekers.
De digitale revolutie raast door de fotografie als een serieuze bosbrand. Er is geen houden aan. Klassieke verhoudingen verdampen. Betrouwbare markten verdwijnen als sneeuw voor de zon. De papieren media zitten in de hoek waar de klappen vallen, evenals de fotografen die gewend zijn daar hun inkomsten te genereren.

Dat wisten we al. Deze avond is gewijd aan de vruchtbare aarde die de digitale bosbrand veroorzaakt. De sprekers vertellen over mogelijkheden voor ondernemende beeldmakers, die binnen de nieuwe verhoudingen hun plek willen vinden. Een vernieuwde beroepspraktijk met een radicaal andere aanpak, maar wel één met persoonlijke en economische voordelen.

Na het welkomstwoord van PANL-voorzitter Ole Christern, schetst spreekstalmeester Adriaan Monshouwer de contouren van de nieuwe mediarealiteit. ‘De massa is nu zowel consument als producent als uitgever. De middelen zijn voor iedereen toegankelijk.’

Spreker 1, Ouke Arts, Strategieadviseur bij Thaesis (onderzoek naar businessmodellen in media en retail), illustreert de razendsnelle ontwikkelingen met enkele feiten. De eerste digitale camera die breed verkrijgbaar was, werd in 1996 voor iets onder de duizend gulden in de markt gezet. In december 2010 waren er in Nederland 250 duizend Ipads verkocht. Nu zijn het er drie keer zo veel. Volgend jaar, is de verwachting, zijn er 2 miljoen iPads in dit land in gebruik.

Arts projecteert de ‘Like-button’ van Facebook op de grote schermen en vraagt het publiek naar de datum van introductie. Het juiste antwoord luidt: april 2010. De spreker heeft zijn punt gemaakt. Het gaat snel, behoorlijk snel, met de acceptatie van digitale fenomenen van alledag.

De strategie-adviseur introduceert het begrip ‘disruptive innovations’, belangrijke veranderingen die de levenscyclus van een onderneming bepalen. Die hebben als gevolg dat je je aanpak moet aanpassen en uiteindelijk opnieuw moet beginnen, als een soort natuurwet.

Hij noemt drie mogelijkheden om de levensvatbaarheid van je bedrijf te verbeteren. Inhakend op een reactie uit de zaal, prijst hij een fotograaf werkend in de gezondheidszorg, die intensief contacten onderhoudt met zijn opdrachtgevers. Op basis van hun adviezen past hij zijn website en zijn dienstverlening aan. Een tweede mogelijkheid ligt in het gebruik van je expertise in een samenwerking met amateurfotografen. Het derde voorbeeld is concreet en actueel. De NOS gaat haar website vernieuwen, waarop tot nu toe weinig beelden worden geplaatst. Dat gaat nog dit jaar veranderen en de zendgemachtigde heeft behoefte aan onderscheidende beelden van nationale en regionale aard, waarbij actualiteit uiteraard het sleutelwoord blijft.

Na elke spreker snelwandelt Lars Boering, mede-initiatiefnemer van de avond en directeur van de Fotografenfederatie, door de gehele zaal om vragen en opmerkingen van het publiek hoorbaar te maken.

Vervolgens neemt Spreker 2, Fred van der Ende het woord over ‘het nieuwe uitgeven’. Hij is als voormalig ervaringsdeskundige bij de introductie van de iPad, goed ingevoerd. Zijn verhaal sluit mooi aan bij de door Arts genoemde data. ‘Het nieuwe uitgeven’ vindt plaats via die ruim vijf miljoen smartphones, maar vooral op het snelverkopende fenomeen iPad en andere tablets. Van der Ende laat een schematisch overzicht projecteren over het gebruik van traditionele en nieuwe media. De consumenten maken voornamelijk in de ochtend en avond gebruik van de krant, radio en televisie. De digitale, veelal mobiele media worden de hele dag door benut en die ontwikkeling zet zich krachtig door.

Van der Ende toont een overzicht van de voorkeuren bij het gebruik van die mobiele media. Vooral het browsen over internet en mailen blijken populair. Hij verbindt hieraan de stelling dat we van massa- naar gepersonaliseerde media gaan. En roept de verzamelde fotografen op deze ontwikkelingen in hun voordeel te benutten. Bijvoorbeeld door (al dan niet gemeenschappelijk) apps voor tablets, smartphones en bijvoorbeeld Facebook te (laten) ontwikkelen. Het produceren van zo’n toepassing schijnt nu nog tamelijk ingewikkeld te zijn, maar Van der Ende voorspelt dat het in de nabije toekomst veel eenvoudiger wordt.

De laatste spreker voor de pauze is Roy Kahmann, de man met de drie petten. Hij is directeur van Het Hoofdbureau (voor branding en design), eigenaar van fotogalerie Kahmann en mede-uitgever van fotomagazine GUP. Hij maakt onderscheid tussen drie soorten fotografen: commerciële, documentaire en autonome. En stelt dat zij amper door die scheidslijnen breken.

Na verteld te hebben welke activiteiten hij in verleden, heden en toekomst ontplooide, onderneemt en zal uitvoeren, maakt ook Kahmann duidelijk dat het snel gaat met innovaties in de media. Zowel op Paris Photo als op de kunstbeurs Pan heeft hij 3D kunst aangetroffen (en we kunnen er van uitgaan dat hij daar geen beeldhouwwerken mee bedoelt).

Ook Kahmann concentreert zich op uitdagingen en mogelijkheden. Zo ziet hij steeds meer jonge verzamelaars en merkt op dat er in bijvoorbeeld China elke maand een fotofestival plaatsvindt. Kansen om je te profileren dus, zichtbaar te zijn. De verzamelwaarde van een fotografisch beeld is zijns inziens afhankelijk van acht aspecten, waarbij hij de kracht van de afbeelding het eerst noemt. Kahmann spoort de fotografen aan niet bescheiden te zijn, zich te laten gelden via alle beschikbare media als bijvoorbeeld blogs (Tumblr), Facebook en je eigen website. Als algemeen uitgangspunt geeft hij nog mee: authenticiteit ‘blijft key’.

Genoeg om over door te praten tijdens de pauze, die ook nu weer voorbij is voor je er erg in hebt.

Na de aankondiging in sneltreinvaart van Monshouwer betreedt Arpad Gerecsey, oprichter van Social People, het podium. Zijn stelling luidt ‘Waarom fotografen merken moeten worden en wat social media voor je kunnen doen.’ Gerecsey schematiseert de revolutie in de beroepspraktijk met de termen Word of Mouth 1.0 en Word of Mouth 2.0.

In de oude situatie (W.O.M. 1.0) is de fotograaf even zichtbaar door een publicatie of expositie, heeft dan contact met (mogelijke) klanten en verdwijnt vervolgens langere tijd ‘onder water’. In W.O.M. 2.0 is de fotograaf permanent aanwezig. Hoe? Door een hiërarchisch geordende reeks middelen: dagelijks via Twitter, enkele malen per week op Facebook en wekelijks op het eigen blog, de eigen website. Uiteraard is de inhoud aangepast aan het gebruikte medium.

Nog belangrijker is je klanten te kennen, ze te localiseren en ze met de goede ‘content’ te benaderen. Gerecsey werkt nu voor het agentschap Noor. Hij heeft berekend dat zij met ongeveer 18 uren per week hun nieuwe doelen (verhogen bekendheid en omzet tot een goed peil) in een relatief korte periode zouden kunnen bereiken. Die tijd is er niet, maar met 6 uur per week is er 45 procent meer aandacht in de diverse media gerealiseerd en zijn er opdrachten via Facebook binnen gekomen.

Iemand in het publiek vraagt of dit ook gaat werken wanneer we (ongeveer 300 fotografen) allemaal tegelijk deze strategie gaan hanteren.
Gerecsey antwoordt dat de crux in de kennis van je doelgroep ligt, en wat je daar vervolgens mee doet: doelgroep maximalisatie.

Ellen de Lange-Ros, eigenaar marktonderzoeksbureau Faxion, zegt ‘Welkom in de doe-het-zelf economie’. Haar ervaring is dat 1000 echte fans genoeg zijn om een prettig renderend bedrijf op te bouwen. Zij heeft regelmatig contact met haar volgers via de al bijna klassieke email-nieuwsbrief en haar blog. Ook De Lange-Ros maakt gebruik van een piramide van middelen: blog en nieuwsbrief zijn gratis en eenvoudig toegankelijk. Haar standaardproduct (markt-surveys) is haar basis en aan de prijs ervan wordt niet getornd. De brede fanbase levert haar kennis op, gewone opdrachten en verzoeken om ‘Vip-producten’.

Met die laatste term bedoelt ze bijzondere, uitgebreidere opdrachten die zij vooral op sympathie verwerft. De Lange-Ros blogt drie keer per week. Op basis van de feedback die dit genereert ontwikkelt ze bijvoorbeeld nieuwe producten. Ze streeft naar een warme relatie met haar klanten, onder andere door via iTunes voor een laag bedrag e-books aan te bieden over interessante zaken uit haar beroepspraktijk.

In het afsluitende miniforumpje met alle sprekers wordt vastgesteld dat de verzamelde fotografen nog niet een tiende van de over het voetlicht gebrachte tips gebruiken: ‘Dus kansen!’ (Kahmann). Op de opmerking dat het werken met de nieuwe media zoveel tijd kost repliceert Van der Ende: ‘De toekomst kost tijd, doe mee, je wil toch geld verdienen.’ In deze context is de opmerking van Ouke Arts bemoedigend dat uitgevers ook veel moeite hebben de nieuwe mogelijkheden adequaat en consequent toe te passen. Spreekstalmeester Monshouwer bedankt sprekers en publiek voor hun bijdragen en aanwezigheid en een ieder keert huiswaarts met voldoende zaken om over na te denken, en waarschijnlijk ook: geïnspireerd.