New York Times beeldredacteur op de vragenstoel









Het is al even geleden, maar toch de moeite van het berichten waard. Beeldredacteur voor The New York Times Michele McNally heeft vorige week en vorige maand door lezers gestelde vragen aangaande haar werk en fotografie beantwoord.
























Het betreffende forum van de website van The New York Times is getiteld Talk to the Newsroom en niet alleen McNally maar ook veel andere Times werknemers beantwoorden vragen. Dat iemand twee keer op de vragenstoel plaatsneemt, gebeurt maar zelden en om erop te mogen zitten wordt bepaald door de lezers, zij mogen namelijk kiezen. Dat er ruime belangstelling is voor fotografie, blijkt dus uit het feit dat McNally een terugkerende factor binnen dit forum is.

Voordat McNally bij de beeldredactie van The New York Times begon, maakte ze onder andere regelmatig deel uit van de jury van fotowedstrijden, was ze redacteur van fotoboeken en voor haar prestaties heeft ze al heel wat awards in de wacht gesleept. Ze begon haar carrière in 1977 als vertegenwoordiger van Sygma Photo News.
Voor meer vragen en antwoorden de link onderin te gebruiken, maar hier alvast een voorproefje, gevolgd door een nieuwsfeit over beeldmanipulatie onlangs besproken op Talk to the Newsroom.

Q.
Je hebt veel behandelt van wat me gedurende veertig jaar als professioneel freelance fotograaf, gespecialiseerd in industriële objecten, heeft geboeid. Maar een van de belangrijkste issues heb je onbeantwoord gelaten, namelijk welke kwalificaties er nodig zijn om beeldredacteur te worden en hoe wordt je beeldredacteur als je geen fotograaf bent?
— Harry Gehlert, Baltimore, M.D.

A.
Ik ben nooit fotograaf geweest; ik wist dat wat ik voelde niet door mij op film of foto kon worden vastgelegd. Veel beeldredacteuren van grote tijdschriften en kranten zijn nooit fotograaf geweest. Misschien waren ze artiest, antropoloog, regisseur of hoofd communicatie (zoals ik). Veel zijn begonnen te werken bij een foto-agentschap en hebben hun weg omhoog gewerkt. Anderen begonnen als interim bij een krant of tijdschrift. Doorgaans zijn ze begonnen als foto-onderzoeker (geen fotograaf instrueren maar speuren naar al bestaande foto’s) of bibliothecaris, verantwoordelijk voor het archiveren van beeldmateriaal. Dit geeft iemand de kans om bronnen te leren kennen, om routineus veel foto’s te bekijken en dus om het oog te trainen. Ik denk dat redacteuren en fotografen verschillende vaardigheden hanteren. Natuurlijk zijn er overeenkomsten en is het geweldig als je van beide markten thuis bent, maar dat is geen verplichting.

Q.
Het is werkelijk geweldig om vragen te stellen aan een getalenteerd persoon. Mijn vraag is zowel simpel als moeilijk van aard: Wat maakt een foto goed?
— Larry Thompson, Fairfield, Conn.

A. …en ik zal je een simpel toch gecompliceerd antwoord geven: Een goede foto laat je voelen.

Onlangs werd bekend dat de Portugese fotograaf Edgar Martins een foto digitaal had bewerkt. Martins was in opdracht van The New York Times op pad gestuurd om de tot stilstand gedwongen bouwprojecten te fotograferen. Treurige leegstand als gevolg van de economische crisis. De betreffende foto verhaalt de leegte van een groots en prachtig gebouw. Maar de fotograaf was schijnbaar ontevreden over een detail, dus greep hij in. The New York Times heeft de essay van Martins verwijderd. Op Talk in the Newsroom werd eerder door McNally gesproken over het beleid van The New York Times aangaande digitale bewerking. Daar zegt ze onder andere:
‘Onze foto’s in de krant of op het web moeten de indruk wekken de realiteit af te beelden, ze moeten immer onvervalst zijn. Zijn de foto’s wel bewerkt dan worden ze als ‘photo-illustration’ gelabeld, tenzij het natuurlijk om een portret of stilleven gaat.’

De door Martins bewerkte foto

Talk to the Newsroom
(Op pagina negen spreekt McNally over beeldmanipulatie)