‘Off the Record’ verzamelen

Het blijft een wat vreemde discussie, die over het oprekken van de grenzen van de fotografie. Op zich niets mis mee, dat ‘oprekken’. Toch blijft er iets knagen. Zijn we moedwillig grenzen aan het oprekken of gebeurt dat eigenlijk altijd min of meer vanzelf, als een gevolg van stoere en standvastige arbeid?

De gehele discussie: Zonder direct artistiek doel

Doen Hans Aarsman & co dit? De (amateur-)fotografen? Of ligt de oorzaak bij de veranderende beeldtalen, getriggerd door marktwerkingen en zich ontwikkelende technische mogelijkheden? Het kan allemaal. Het is natuurlijk grappig dat Hans Aarsman, (on)bewust een discussie oproepend, manieren van kijken uit de samenleving ‘signaleert’ en die doorgeeft aan de ‘kunst’-kijker. Misschien een verdienste, maar om hem voor die handigheid op een voetstuk te zetten… Nu de amateur (een niet te verwaarlozen en nog altijd groeiende groep die de fotografie veel gebracht heeft) zich, middels de nieuwe technieken, wederom op grote schaal mengt in het medium, vraag ik mij opnieuw af, waar ik als fotograaf sta. Ook daar is niets mis mee. De geschiedenis wordt geschreven in veranderingen. Zoals altijd gebeurd is, zal het merendeel amateur(??)kiekjes, maar zullen ook veel ‘prof’-foto’s, uiteindelijk gewoon verloren gaan. Dat er mensen zijn die, in plaats van zelf beelden te maken, er ‘hun’ voorkeuren uit kiezen, om deze zo een wat langere levensduur te gunnen, daar kan niemand tegen zijn. En dat zijn we ook niet. Toch?

Hans Aarsman heeft zelf als fotograaf alweer een hoop jaren terug zijn conclusie getrokken door met de fotografie te stoppen; al houd hij nog altijd alle vingers aan de fotografie-pols. Eén van de redenen om te stoppen was dat je het gevecht tegen je epigonen slechts kunt verliezen. Dat lijkt een juiste constatering. Alleen, wie zegt dat je daar een gevecht tegen moet aangaan? Je bent als kunstenaar, fotograaf of verzamelaar immers met je eigen dingen bezig? Wat exact voor jouw interessant is, is dat zelden voor een ander. Alles is al gefotografeerd en ‘bijna’ alles valt ‘na te doen’. Dat ‘nadoen’ gebeurd op grotere schaal naarmate je werk door anderen wordt gewaardeerd. Soms zijn het niet de minsten die jouw ineens gaan kopiëren, dan vaak met een wat andere invalshoek, maar toch vooral door mensen die zelf nog weinig gevormd zijn, die nog een niet heel duidelijk beeld hebben van wat, wie en hoe zij zelf zijn. Daar is wederom niets mis mee, immers een leerproces. Je kunt je wel met enige verwondering afvragen wat het ‘navolgen’ van kiekjes-maken voor nieuwe inzichten zal opleveren. Kwalijker vind ik het dat er bosjes ‘beelden-makers’ rondlopen die zichzelf na verloop van tijd gaan nadoen. Onder druk van de groooote markt? De markt, het terrein van de handige handelaar en handige handelaars met ‘interesses’, is niet zelden gevaarlijk.

Het is een wet dat je als buitenstaander gemakkelijker ‘wakker-schudt’ en ‘op-rekt’ dan als direct betrokkene. Zo zijn er hele stromingen ontstaan, ontdekkingen gedaan door mensen die niet het beroep uitoefenden waarvoor die ontdekking een verrijking werd. Maar in hoeverre is het ‘signaleren van berichten uit de samenleving’, al jarenlang op internet (Flickr) en elders, op zichzelf een vernieuwing? Misschien moet je sommige dingen gewoon daar laten waar ze waren, de plek waar ze de meeste waarde hebben, er eventueel je voordeel mee doen. Wat Hans Aarsman ‘Off the Record’ noemt, is eigenlijk een nogal loze kreet. Ieder persoonlijk oeuvre is ‘off the record’ als je het vergelijkt met dat van anderen, ieder genre ‘off the record’ wanneer je de andere er naast legt. Is het erg kort door de bocht om alles dat jouw persoonlijk onbekend is eigenlijk ‘off the record’ te noemen? Gewoon een synoniem voor nieuw dus en bij ‘NIEUW’ schuilt nogal eens een addertje onder het gras. Ook hier ging het dus niet om iets nieuws, maar iets dat wordt ‘nagebout’.

De naar mijn idee vaak wat suffe, soms hilarische, ‘verzamelfotografie’ bestond al lang. Ik kan zijn naam nergens meer vinden, maar in mijn studietijd was er een Duitser die er hele foto-studieboeken mee vulde, kleurrijke patronen en structuren, onze eigen Eddy Postuma de Boer met z’n ‘In ’t nest met de rest’-boekjes, Jos Houweling, Sol Le Witt, etc. Er zijn hele volksstammen, ook niet-fotografen, die op hun computer/externe schijven mapjes ‘internetplaatjes’ bewaren. De stelling dat verzamelen menselijk is, valt gemakkelijk te verdedigen. Verzamelaarsbeurzen leveren het bewijs; de commercie drijft er voor groot deel op. Om een verzameling boven zichzelf uit te laten stijgen moet je er betekenislagen in aanbrengen, invalshoeken veranderen, concepten verzinnen. Zo wordt je van maker al snel verzamelaar en verzamelen heeft, als alles dat al te menselijk is, gemakkelijk de neiging een verslaving te worden en verslavingen gaan al snel niet meer over het verzamelde maar over het verzamelen zelf. Dit leidt tot literatuur die alleen nog over schrijven gaat, schilderijen die alleen nog over schilderen gaan. Het kan een enkele keer best iets interessants opleveren maar dat gebeurt dan nogal eens, u raad het, door een niet-vakgenoot die er nog fris tegenaan kijkt. Dat je als gerespecteerd ‘beelden-verzamelaar’ een keuze mag doen voor een instituut dat zich met ‘verzamelen’ bezig houd, is niet vreemd.

‘Hunters’, ‘gatherers’ en ‘craftsman’ zijn vanouds nogal diverse bezigheden, die in één en dezelfde persoon, op hetzelfde niveau, vaak moeilijk te verenigen zijn. De ‘beelden-maker’, traint zich z’n leven lang, of in elk geval een groot deel daarvan, de dingen precies zo vast te leggen als hij die ziet. Die heeft er, zeg, ‘privé-voor-doorgeleerd’. Het gebakje dat ie bij de koffie kreeg is dan al snel een gepasseerd station of, zoals Ischa Meijer ooit zei over een ex: ‘een uitgelezen boek’. Daarna ga je als beeldenmaker voor de steeds privatere obsessies, om het nog vast te leggen moet er iets met dat gebakje zijn, bijvoorbeeld moet het ‘in een vreemd daglicht staan’. Zo kun je je onderscheiden van degenen die het aan de tijd ontbreekt (omdat het geen beroep is en/of er andere prioriteiten zijn, er bijvoorbeeld gehandeld of gejaagd moet worden). Alles is al gefotografeerd, alleen jij hebt het nog niet gedaan. Is dat niet waar het om ging? Dat jij het ‘op jouw speciale manier’ doet? De enige manier waarop niemand anders het kan? De enige manier waarop jij anderen dingen kunt laten zien die zij niet gezien hadden of hen was ontgaan. Zoals de jongen in de film ‘Yi yi’ (Edward Yang/2000) achterhoofden van mensen fotografeert, omdat men die immers nooit zelf kan zien.

Een ‘hunter’ moet niet teveel nadenken maar snel handelen, prooi heeft de neiging altijd net iets anders te doen dan jij verwacht. ‘Off the Record’ ging wat mij betreft vooral over de ‘gatherers’, met veel tijd om na te denken tijdens de vaak geautomatiseerde handelingen, over de dingen die wel gemaakt waren, maar het ‘niet gehaald’ hadden, in mapjes beland waren omdat ze (nóg) niet tot iets geworden waren; dáárvan dan de meest originele.(??) Dat er voor deze ‘gatherers’ binnen de fotografie weer eens aandacht is, daar heb ik wederom niets op tegen, al had ik dan een wat grotere consequentie verwacht. Ieder oeuvre op zich kan, voor de goede verstaander, als een verzameling worden opgevat. Van de volgens mij gewilde ‘onbevangenheid’ kon geen sprake zijn, want dat was op voorhand door een overkoepelend concept teniet gedaan.

Dat fotografie (als postzegels klein, plat en gemakkelijk opbergbaar) zich goed voor verzamelen leent, betekent niet dat fotografie ‘kunst’ is, zoals een schilderij of een muziekstuk dat zijn. Zou dat ook niet moeten zijn. Dat vele musea en kunstinstellingen dat wel vinden, is hun verantwoordelijkheid. Als ‘beelden-maker’ ligt schilderen of photoshoppen/-knutselen meer voor de hand. Zelf heb ik in toenemende mate iets tegen conceptjes. Ze worden me te gemakkelijk gebruikt als ‘verklaringen van onvermogen’, het toedichten van waarden waaraan het de dingen zelf ontbreekt. Conceptjes kun je overal op toepassen en die zijn op de lange termijn vaak weinig interessant, verjaren, worden oubollig. Zoals het een manier is om je dingen toe te eigenen i.p.v. ze in hun ‘eigen’ waarde te laten. Slimme mensen als Hans Aarsman en handige handelaars, kunnen iedereen overal met conceptjes om de oren slaan. Op precies die manier worden de meest onzinnige producten verkocht. Wie de verdiensten daarvan toekomen, is duidelijk.

Alle beelden, oeuvres, zullen zelf hun waarde moeten bewijzen, blijven of verdwijnen. Profs laten zich niet leiden door conceptjes maar volgen hun instinct zonder te weten waar ze uitkomen, doen ‘hun ding’, gaan na verloop van tijd weer andere dingen doen, interesses verschuiven en ambachten ontwikkelen zich door stoere arbeid. Het hele leven een ‘stream of consciousness’. Als je jezelf serieus neemt hoef je niet bang te zijn voor epigonen en er zelf geen te worden.

Theo Niekus, straatfotograaf