Professionals en amateurs – een moeizaam huwelijk

Wanneer ben je professional kunstenaar? Als je er van rond kunt komen? Of moet je ten minste 40 uur per week in je atelier doorbrengen? Heeft een opleiding er iets mee te maken? Hoe belangrijk is ambachtelijkheid? En hoe zit het met publiek? Is het tonen van je werk aan een enthousiast publiek ook onderdeel van een professionele carrière, of is een stapel foto’s in een la voldoende?
‘Zonder titel’ is een bundeling van twintig essays waarin vanuit het perspectief van maker, kunstopleiding, criticus, museum en markt wordt geschreven over de veranderende relatie tussen professionals en amateurs in de beeldende kunst, en de vraag of amateurs een rol kunnen spelen in het vergroten van het maatschappelijk draagvlak voor kunst. Het Mondriaan Fonds (ter ondersteuning van professionele beeldend kunstenaars) en het Fonds voor Cultuurparticipatie (dat instellingen die actief met amateurs willen werken stimuleert en ondersteunt) initieerden deze uitgave.

De relatie tussen professionals en amateurs is altijd precair geweest. Muziek en theater vormen daar van oudsher een uitzondering op: de twee stromen bestaan er zonder problemen naast elkaar en bovendien vormen de vele leden van amateurgezelschappen een welwillend publiek voor professionele opvoeringen en opnames. Vóór de economische crisis en nieuw politiek beleid hun klauwen in de beeldende kunsten zetten, kon deze sector zich in haar eigen microkosmos vrij bewegen. Publiek was leuk, maar waardering van collega’s, curatoren en bladen die door diezelfde collega’s en curatoren gelezen werden misschien wel belangrijker.

Daar is nu een kentering in gekomen. Er is minder geld beschikbaar voor beurzen en rondom de Mars der beschaving (de protestmars die in juni 2011 werd georganiseerd om te laten horen dat kunst er wel degelijk toe doet) werd akelig duidelijk hoe weinig draagvlak er in Nederland eigenlijk is voor de kunst. Het is aan de sector – zowel instellingen als individuele kunstenaars – om zich als een razende op hun publiek te storten. Zonder publiek geen draagvlak, zonder draagvlak geen subsidies en zodoende minder instellingen en media om een bloeiende sector te garanderen.

Onder invloed van social media en televisie lijkt de grens vooral binnen deelgebieden als urban arts, fotografie en nieuwe media te vervagen. Iedereen heeft de mogelijkheid om op het internet zelf keuzes te maken. De nieuwe amateur wil zelf doen en is niet meer tevreden met een zaaltje achteraf: de eindeloze stoet televisieprogramma’s als Idols bewijst dat. Dat wil ook zeggen dat het deze mensen wat kan schelen. De traditionele superioriteit van de criticus en de conservator hebben het evenwel afgelegd tegen de invloedrijke verzamelaar en het grote aantal bloggers met mening. Dat betekent niet dat kennis, kwaliteit, professionaliteit of het artistieke uitgangspunt niets meer waard zijn, dat betekent alleen dat die anders ingezet moet worden. Niet meer voor, maar met mensen, niet meer dicteren maar duiden. Amateurkunstenaars zijn niet allen potentieel publiek, maar ook ambassadeurs.

Waarom professionals zo negatief tegenover amateurs staan, zich bedreigd voelen zelfs, wordt nergens echt verklaard. Amateur en professional verhouden zich op andere wijze tot kunst, bestaan naast elkaar en onderhouden een relatie. (Willem Elias) Waarom daar tegen ageren? De teksten zijn vooral verdeeld in beschrijvingen van de tegenstelling vanuit verschillende perspectieven, en argumenten voor het werken met amateurs ofwel een totaal negeren van de grens. De enige amateur die aan het woord komt – Martijn Franssen, winnaar van het Vierkante Ei, de amateurkunstprijs van De Volkskrant – vindt het onderscheid tussen professional en amateur achterhaald. “Het gaat om de wil om iets te creëren. […] In de kunstwereld raakt een kunstenaar [zijn] vrijheid kwijtgespeeld, [ik] kan doen wat ik wil.”

Oplossingen worden niet gegeven, maar ‘maken’ en ‘meedoen’ lijken voorwaarden voor een nieuw, geslaagd beleid. Er is aan beide zijde een imagoverandering nodig, en om die te bewerkstelligen moet een brug geslagen worden tussen beide groepen. Dat hoeft niet middels een wekelijks kleiuurtje, dat kan ook door samenwerking te zoeken met massamedia, middels social media of een fysieke ontmoeting met het publiek.

Fotografie komt niet heel uitgebreid aan bod. Maar wel wordt gesteld dat het draagvlak voor fotografie enorm is; de populariteit van amateurverenigingen en musea als Foam illustreren dat. Het medium is laagdrempelig in gebruik en wordt op legio manieren ingezet op scholen en in achterstandwijken. Het zit in de aard van dit medium om een voortrekkersrol in het debat te spelen. Voor opdrachtfotografie, journalistiek en documentaire ligt het gecompliceerder. Daar kan de amateur wel degelijk een bedreiging vormen: burgerjournalistiek betekent broodroof. Snelheid en exclusiviteit gaan soms wel degelijk voor kwaliteit en ervaring.

Het gros van de artikelen is goed leesbaar geschreven. Doordat er nooit twee pagina’s tekst naast elkaar staan, wordt je bovendien niet ontmoedigd door de hoeveelheid. Uit elk artikel zijn prikkelende citaten gekozen die naast de tekst zijn afgedrukt ter illustratie. Stop het boekje vooral in je tas als je toch al van plan was tijdens de vakantie na te denken over een strategie voor het nieuwe jaar. Het zou je zomaar op ideeën kunnen brengen.

Zonder titel; Amateur en professional in de beeldende kunst
redactie: Joost Heijthuijsen, Jan Jaap Knol, Taco de Neef, e.a.
Auteurs: Lex ter Braak, Sascha Bronwasser, Edo Dijksterhuis, e.a.
Nai Uitgevers, 2012
ISBN: 9789056628697
190 pagina’s