Adam Fuss in Huis Marseille: even mythisch als een eenhoorn

Ik was aanvankelijk nogal sceptisch over Adam Fuss’ boek vol zijige waterdruppels, babysilhouetten en dieren. Weer een fotograaf die het niet kon laten Man Ray nog eens dunnetjes over te doen of te experimenteren met abstractie en kleur op zijn Wolfgang Tillmanns’. Wat ik niet wist, en wat in het boek volledig verloren gaat, is dat bij Fuss het fotografisch procedé net zo belangrijk is, zo niet belangrijker, als het onderwerp. Op dus naar Huis Marseille om deze afdrukken persoonlijk te aanschouwen.
In het eerste zaaltje is het meteen raak. Het is er schemerig. Vier bijna zwarte drukken hangen naast elkaar. Langzaam, als mijn ogen gewend zijn aan het lichtniveau, komen er silhouetten naar voren uit het donkere beeld. Het glas in de lijsten reflecteert het spaarzame lamplicht waardoor er op de vloer een vlak licht valt. Alsof de maan naar binnen schijnt en je in het duister van de tuin moet turen om te kunnen ontwaren wie daar staat.

In de volgende zaal hangen een aantal levensgrote fotogrammen van water. Sommige zijn ruim anderhalve meter hoog. Ze doen denken aan beroemde vroege foto’s van de maan. Je kunt uren besteden aan het filosoferen over de symbolische betekenis, maar dat kun je ook laten en je enkel verwonderen over de esthetiek en de vraag hoe hij het gemaakt heeft.

Ook in de andere zalen wordt duidelijk dat het fotografisch proces een wezenlijk onderdeel is van het resultaat. Kringen in het water, sporen die zich op het fotopapier hebben vermenigvuldigd, de chemische reactie tussen Cibachrome papier (in de jaren ’60 uitgevonden om dia’s zonder negatief direct op papier over te kunnen brengen) en een zonnebloem. Er gaan stemmen op die vinden dat Fuss’ techniek het onderwerp overschaduwt. Maar zelfs al zou dat zo zijn, is dat dan erg? Want hoeveel lading kun je toekennen aan een plant? Zijn we door de digitale revolutie de magie al verloren van het tevoorschijn komen van een beeld na het doorlopen van enkele handelingen en het beoefenen van geduld en technische vaardigheid? Is het niet een verademing dat Fuss de tijd neemt met die voor ouderwets versleten technieken te experimenteren, zonder de druk om zo snel mogelijk een nieuwe, efficiënte methode te ontwikkelen?

De daguerreotypieën uit de serie ‘MY GHOST’ beantwoorden die vraag met een volmondig ‘ja’. De daguerreotypie is vast niet uitgevonden voor het vastleggen van de details van een kanten doopjurkje of het dierenrijk, maar ik kan me nauwelijks een betere toepassing voorstellen. Want wat dacht je hiervan: als in een visioen komt een witte pauw tevoorschijn uit het spiegelende vlak zodra je dichterbij stapt. Nog dichterbij en ze lost op. Wit als een eenhoorn en even mythisch. Een ongrijpbaar gedicht over beëindigde liefde is vanaf het papier gefotografeerd. Wellicht om het onuitgesprokene te materialiseren. Ik wist niet dat papier zoveel kleuren had.

In het tuinhuis hangt het werk ‘Love’ uit 1993. Daarvoor ontdeed Fuss een groot aantal konijnen van hun ingewanden om die vervolgens op een vel Cibachrome papier te leggen. De lichaamssappen gingen gedurende één nacht een chemische verbinding aan met het papier. Vervolgens werd er een enkele keer geflitst. Het resultaat is even schitterend al gruwelijk: twee konijntjes vormen het centrum, de buik opengereten, de gezichtjes naar elkaar toe. Om hen heen een Jackson Pollock-achtige, tropische, zacht glanzende kleurenpracht van roze, oranje, geel, paars en bruin. Eindjes darm met daarin nog keutels, slingeren als snoeren parels over de foto. Volgens Christopher Bucklow gaat het over liefdesverdriet. Volgens mij is het geniaal (Sorry Partij Voor De Dieren).

Wat de tentoonstelling bijzonder interessant maakt, is de grote verzameling werken uit Fuss’ eigen collectie die hij in het souterrain heeft uitgestald. Die verzameling bestaat uit foto’s, tekeningen en grafische werken. Er is evenveel aandacht voor religie (derwisjen, afbeeldingen van Adam en Eva, een beroemde foto van Julia Cameron, schilderingen van Buddha) als het aardse (geslachtsdelen, plantmotieven, close-up van een oester) en de dood (slangen, dode dieren, mummies, skeletten, versteende mensen uit Pompei). Motieven, onderwerpen en soms zelf letterlijke composities komen terug in Fuss’ eigen werk. De eerlijkheid over zijn inspiratie werkt ontwapenend. Bezoekers vertoeven niet verwonderlijk het langst in souterrain. Alsof door naar de voorbeelden te kijken deze uiteindelijk prijsgeven wat Fuss’ werk zijn etherische, buitenaardse kwaliteit geeft.

Doe als ik: vergeet het boek en ga linea recta naar de Keizersgracht 401. Het kan nog tot en met 4 september.

www.huismarseille.nl