In een zaak tussen Ashby Donald e.a. tegen Frankrijk doet het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) een belangrijke uitspraak over de vraag of de vrijheid van meningsuiting in de weg kan staan van handhaving van auteursrechten en vice versa. De auteurs Voorhoof en Hoedt-Rasmussen schrijven hierover op het EHRM blog. Omdat de tekst van het arrest in het Frans is, is het navolgende een vertaling van mijzelf van geciteerde delen van het arrest uit voornoemd blog.
De zaak gaat over foto’s genomen op een modeshow in Parijs in 2003. Zonder toestemming van de modehuizen zijn deze foto’s op internet geplaatst, op een website over mode. De Franse rechter oordeelt dat de fotografen hiermee inbreuk plegen op de auteursrechten van de modehuizen op hun (gefotografeerde) kleding. De fotografen worden onder meer veroordeeld tot betaling van boetes en schadevergoeding ter hoogte van ruim 250 duizend euro. De Franse Hoge Raad laat dit oordeel in stand. De zaak belandt uiteindelijk bij het EHRM. Daar beklagen de fotografen zich – met een beroep op de vrijheid van meningsuiting – over het oordeel van de Franse rechter.
Het EHRM toetst of de veroordeling van de fotografen in strijd is met de vrijheid van meningsuiting zoals vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dat artikel stelt als eisen dat inperking van de vrijheid van meningsuiting bij wet voorzien moet zijn, een legitiem doel moet dienen en noodzakelijk moet zijn in een democratische samenleving.
Op de merites van de zaak oordeelt het EHRM dat de Franse uitspraak de toets onder artikel 10 EVRM kan doorstaan. Het oordeel van de Franse rechter blijft dus in stand. Het vervolg van de uitspraak gaat echter nader in op de toepasselijkheid van artikel 10 EVRM in auteursrechtzaken. Welk recht gaat voor, de vrijheid van meningsuiting of de handhaving van auteursrechten?
Nationale rechters mogen de conflicterende rechten en belangen afwegen, zoals het recht op vrijheid van meningsuiting tegen het recht op eigendom, waaronder het intellectuele eigendomsrecht (auteursrecht) van modeontwerpers. Het EHRM geeft hiervoor de kaders. Het EHRM herinnert eraan dat de vrijheid van meningsuiting de publicaties van foto’s omvat. Het gratis of tegen betaling aanbieden van de foto’s in kwestie op een website gewijd aan mode en de verkoop ervan kan ook onder de vrijheid van meningsuiting vallen. De veroordeling van de fotografen wordt gezien als een inmenging hierin, aldus het EHRM, maar die inmenging kan gerechtvaardigd zijn. Het Hof oordeelt in dat verband dat de vrijheid van meningsuiting kan worden beperkt door het auteursrecht, en dat die beperkingen in beginsel strikt moeten worden uitgelegd en overtuigend moet zijn.
In dit geval hebben de fotografen volgens het EHRM louter commerciële bedoelingen; de foto’s worden immers te koop aangeboden of er wordt toegang toe verleend tegen betaling. Niet gezegd kan worden dat de fotografen aan het publieke debat deelnamen met de foto’s. De fotografen kunnen zich er in dit geval ook niet op beroepen dat de persbetrokkenheid (bij de modeshow, zo begrijp ik het) onvoldoende of slecht was. Het EHRM ziet om die enkele reden geen aanleiding aan te nemen dat de Franse rechter een verkeerd oordeel heeft gegeven. Ook acht het EHRM de opgelegde veroordelingen tot betalingen niet disproportioneel, omdat de fotografen niet aannemelijk hebben gemaakt in hun financiële situatie te zijn aangetast. Het EHRM accepteert dus de werkwijze van de Franse rechter in dit geval.
Hoewel de zaak voor de fotografen verloren lijkt, is duidelijk dat in bepaalde gevallen de vrijheid van meningsuiting toch in de weg kan staan aan handhaving van auteursrechten. Dat hangt van de omstandigheden van het geval af, waarbij de Nederlandse rechter dus de tegenover elkaar staande rechten en belangen moet afwegen. Bij de afweging die gemaakt moet worden is in ieder geval de context van de uiting (commercieel of niet?) een belangrijke factor. Een beroep op de vrijheid van meningsuiting om een auteursrechtelijke claim te pareren zal veel minder snel worden geaccepteerd bij commerciële uitingen waarbij beelden tegen betaling op internet worden geplaatst. In die afweging zal het oordeel al snel luiden dat het eigendomsrecht van rechthebbende vóór de vrijheid van meningsuiting gaat.
Echter, zoals Voorhoof en Hoedt-Rasmussen opmerken, indien de foto’s dienen om deel te nemen aan het publieke debat over bijvoorbeeld het wel en wee in de mode(llen)wereld, dan zou de uitkomst mogelijk een andere zijn geweest. In dat soort gevallen ligt het eerder voor de hand om de vrijheid van meningsuiting te laten prevaleren boven het auteursrecht, ook wanneer de foto’s dan openbaar toegankelijk zijn op internet.
Met Voorhoof en Hoedt-Rasmussen meen ik dat het lastig is aan te geven welke andere omstandigheden, behalve het commerciële karakter van de uiting, nog meer een rol kunnen spelen in de afweging tussen de rechten van fotografen en de vrijheid van meningsuiting. Daarover zal in de toekomst in de jurisprudentie duidelijkheid geschapen moeten worden.
Artikel Voorhoof en Hoedt-Rasmussen: http://echrblog.blogspot.in/2013/01/copyright-vs-freedom-of-expression.html
—
Joost Becker is advocaat Intellectuele Eigendomsrecht en Internetrecht bij Dirkzwager te Arnhem (afdeling IE-IT, e-mail: becker@dirkzwager.nl, telefoon: 026-353 83 77).