Beperking publicatie van foto’s door de Staat?

Deze maand een geheel ander onderwerp dan het auteursrecht en de inbreuk op foto’s. Een minstens zo belangrijk – wellicht nog veel fundamenteler onderwerp – betreft de uitingsvrijheid/publicatievrijheid die (ook) bij foto’s speelt.

Eerder werd op deze website al bericht over de rechtszaak die fotograaf Robert Glas startte om toegang te krijgen tot een detentiecentrum, met als doel het fotograferen van de instelling – waarin vreemdelingen werden geplaatst die zouden worden uitgezet.

De fotograaf verkreeg toegang tot het detentiecentrum, maar diende daartoe een contract te ondertekenen dat vooraf eisen stelde aan de wijze waarop de fotograaf met de foto’s om zou gaan. In het contract waren onder meer de volgende bepalingen opgenomen:

“Artikel 2 Voorwaarden

2.1 De foto’s zijn uitsluitend en alleen ten behoeve van de publicatie in [het Tijdschrift] . De fotoselectie wordt exclusief gebruikt door [het Tijdschrift] . Het is fotograaf [eiser] en/of [het Tijdschrift] niet toegestaan de foto’s te verspreiden zonder toestemming van DJI.  (…)

2.4 De productie of gedeelten ervan mogen niet zonder schriftelijke toestemming van DJI voor andere toepassing dan in deze overeenkomst omschreven worden gebruikt. De productie of gedeelten ervan mogen niet zonder schriftelijke toestemming van DJI aan derden ter beschikking worden gesteld.  (…)

Artikel 3 correctie c.q. verbod

DJI wordt in de gelegenheid gesteld vooraf de te publiceren producties (foto’s en tekst) te zien teneinde feitelijke onjuistheden te corrigeren. DJI zal de (gedeeltelijke) uitzending of publicatie verbieden indien:

– De productie wordt gebruikt voor een ander medium of organisatie zonder schriftelijke toestemming

– De foto’s worden gebruikt voor een productie met een andere strekking dan vooraf is afgesproken  (…)”

De gehele zaak speelde in meerdere instanties voor de rechtbank en het hof Den Haag. Voor wat betreft dit onderdeel van de zaak geldt: op 16 april 2016 oordeelt de rechtbank Den Haag dat bovenstaande bepalingen een beperking van de verspreiding van de gemaakte foto’s inhouden. En dat die beperking in strijd is met artikel 7 Grondwet (niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren). De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat, nu het de fotograaf conform de Grondwet vrij staat zijn gedachten of gevoelens in de door hem gemaakte foto’s vast te leggen en te verspreiden, en nu de Staat geen steekhoudende argumenten heeft aangevoerd waarom dat grondrecht zou moeten worden beperkt in de gegeven situatie, (onder andere) de hierboven vermelde bepalingen in de overeenkomst nietig zijn. Zij gelden daarmee niet en de fotograaf hoeft geen toestemming te vragen zoals daarin was opgenomen.

De rechtbank weegt bij haar oordeel onder meer mee dat op de betreffende foto’s geen bewoners of medewerkers zijn afgebeeld. De Staat deed onder andere een beroep op een vrees voor wanordelijkheden bij (ongeclausuleerde) verdere verspreiding van de foto’s. De rechtbank wijst dat beroep zoals hierboven aangegeven af, onder meer op deze grond.

Lees hier de volledige uitspraak:

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2016:3820

Esther Mommers is advocaat Intellectuele Eigendomsrecht en Internetrecht bij Dirkzwager te Arnhem (afdeling IE-IT, e-mail: Mommers@dirkzwager.nl, telefoon: 026-353 83 23).