Breuk met het verleden? De kleurenfoto’s van Zwelethu Mthethwa

Na de vrije verkiezingen in 1994 hadden veel Zuid-Afrikaanse ‘struggle-fotografen’ moeite te los te komen van de heersende trend van reportagefotografie. Hierin lad de nadruk op de gevolgen van apartheid voor de gekleurde en zwarte bevolking. Veel fotografen stopten, maar anderen wisten zich na enige tijd te ontworstelen aan de oude tradities of begonnen pas met fotograferen in het vrije Zuid-Afrika.
Tot deze laatste groep behoort schilder/fotograaf Zwelethu Mthethwa (1960) van wie vorig jaar de monografie Zwelethu Mthethwa bij Aperture verscheen. Zijn werk kenmerkt zich door het gebruik van kleuren en een formele aanpak, waarin afstand wordt genomen van de oude, hoofdzakelijk zwart-wit ‘struggle-fotografie’ uit het verleden. Naar eigen zeggen draagt deze aanpak bij aan een positief beeld van Afrika en hoewel hij nog steeds de onderlaag van de bevolking vastlegt, prevalereren waardigheid, standvastigheid en trots in zijn portretten.
In het in deze monografie opgenomen interview met de fotograaf en het essay geschreven door Okwui Enwezor, wordt keer op keer gehamerd op het gegeven dat Mthethwa’s onderwerpen een gezicht krijgen. De teksten benadrukken de tegenstelling tussen enerzijds de fine-art fotografie en anderzijds de sociaal geëngageerde reportagefotografie uit het apartheidsverleden en het ‘afropessimisme’ waarin subjecten worden gereduceerd tot naamloze slachtoffers.

Met de portretten van bewoners van de sloppenwijken (‘Interiors’, 1995-2005) en de foto’s van slaapkamers van migrantenarbeiders (‘Empty Beds’, 2002) onderscheidt Mthethwa zich inderdaad van reportagefotografie. Zo probeert hij de bewoners van de sloppenwijken zo waardig mogelijk te portretteren. Door hen direct bij zijn project te betrekken, en hen tijd geeft de woning en zichzelf te fatsoeneren, ontstaat een beeld dat ongebruikelijk is in de documentaire fotografie. Een fotograaf die een vergelijkbare aanpak hanteerde is Jonas Bendiksen die met zijn The Places Where We Live (Aperture, 2008) mensen in sloppenwijken over de hele wereld fotografeerde. Ook al zijn de portretten gemaakt in armoedige huizen, de bewoners verworden niet per se tot meelijwekkende slachtoffers. Bendiksen combineert zijn formele portretten, met klassieke foto’s gemaakt in de sloppenwijken, maar lijkt – in tegenstelling tot Mthethwa – de ‘documentaire’ werkwijze niet los te kunnen laten.

Opvallend is dat Mthethwa in zijn latere werk enigszins neigt naar reportagefotografie. Okwui Enwezor merkt in zijn essay terecht op dat de latere series van Mthethwa tot zijn beste behoren, mede doordat ook hij hier enige toenadering zoekt tot de realistische documentaire fotografie, zonder te vervallen in de vermeende ‘slachtofferfotografie’ uit de apartheidsjaren. Alle goede bedoelingen ten spijt ogen de geportretteerden uit het vroege werk van Mthethwa wat stijf en zelfs onnatuurlijk. Hoewel hij poogde de geportretteerden waardig vast te leggen, zijn veel ‘documentaire’ foto’s vrijer en daarmee natuurlijker.
Tussen 2006 en 2008 portretteerde Mthethwa arbeiders op suikerrietplantages en arbeiders in de ondergrondse en bovengrondse mijnen. De foto’s van mijnwerkers brengen de serie On the Mines (1973) van David Goldblatt in herinnering. En net als bij Goldblatt passen Mthethwa’s portretten van de mijnwerkers in een bredere context, namelijk de band tussen Zuid-Afrikaanse arbeiders, het land en het kapitaal, drie factoren die allesbepalend waren voor de Zuid-Afrikaanse geschiedenis. Het sterkst zijn echter zijn foto’s van arbeiders op suikerrietplantages, die minder formeel zijn dan zijn andere werk. Hier verbindt Mthethwa de verontwaardigde ‘struggle fotografie’ uit het verleden met de positievere hedendaagse blik op het Afrikaanse continent.

In de portretten van Mthethwa worden de conventies uit de westerse documentaire traditie (die overigens door talloze Afrikaanse fotografen is overgenomen) en de Afrikaanse commerciële studiofotografie gecombineerd. Hoewel Enwezor het werk van Mthethwa goed duidt, begint zijn nadruk op het typische Afrikaanse in de fotografie, en de ogenschijnlijke afkeuring van de westerse documentaire traditie, wat drammerig en zelfs vermoeiend te worden. Mthethwa maakt intrigerende portretten en volgt daarmee niet de ‘westerse documentaire traditie’. Men moet echter niet uit het oog verliezen dat menig Afrikaanse fotograaf (b.v. Peter Magubane, Ernest Cole en Ricardo Rangel) wel in deze laatste traditie werkten, maar zeker niet minder Afrikaans zijn dan Mthethwa, simpelweg omdat zij allen een medium gebruiken dat universeel is en zich dus niet laat begrenzen door nationaliteit of culturele afkomst.

Zwelethu Mthethwa (2010)
foto’s: Zwelethu Mthethwa
teksten: Okwui Enwezor
gebonden, 26,2x31cm, 180 pagina’s
uitgever: Aperture
ISBN: 1597111139
prijs: 47,99 euro