Daido Moriyama, drie decennia straatfotografie

De straten en de stegen van de grote stad zijn Moriyama’s territorium. En steeds weer moeten ze op de foto. Meer om wat hij daar voelt dan wat hij ziet. Donderdag 22 juni opende in drie zalen van het Amsterdamse Foam een expositie met oud en nieuw werk van deze eigenzinnige Japanse fotograaf.

Daido Moriyama (Osaka 1938), ooit opgeleid als grafisch vormgever, fotografeert al ruim vijfenveertig jaar. In 1968 werkte hij mee aan het opstandige magazine Provoko en publiceerde zijn eerste boek Japan: A Photo Theater. Sindsdien staat hij bekend om zijn zeer persoonlijke expressieve stijl. Moriyama’s signatuur, zijn aanpak is door de jaren heen gerijpt, maar heeft zijn vitaliteit behouden. Twee imposante uitgaven over de roerige uitgaanswijk van Tokio ‘Shinjuku 19XX-20XX’ en ‘Moriyama, Shinjuku, Araki’ uit 2005 getuigen van een onverminderde werklust.

Het Foam toont straattaferelen, stillevens en enige portretten uit het oeuvre van Moriyama. Het werk is voornamelijk afkomstig uit de jaren zestig, zeventig en tachtig. In één zaal staat hangt de helft van het boek ‘Farewell Photography’ uit 1972 (de andere helft is de achterkant, want de fotograaf heeft één van zijn boeken losgesneden). Het is een compromisloos boek, met ‘slordige’ intuïtieve fotografie en een uitzinnige vormgeving.

Over zijn motieven en werkwijze hadden Theo Niekus, straatfotograaf pur sang, en ondergetekende een gesprek met Moriyama.



‘Bij enkele foto’s in het Shinjuku-boek vroeg ik mij af waarom ze erin zijn opgenomen, omdat ze bijvoorbeeld een ‘lege’ indruk maken. Hoe kiest u zo’n moment?’
D.M.: ‘Ik wandel uren achtereen over straat, denk niet na, maar vertrouw op mijn fotografische instinct. Daarbij ben ik gespitst op momenten, niet op beelden.

‘En kijkt u dan thuis op de contacten om een keuze te maken?’
D.M.: ‘Contacten maak ik eigenlijk niet. Uit de negatieven kies ik de beelden die interessante foto’s kunnen worden. Voor de boeken ben ik die langdurig aan het arrangeren.’

‘Zijn de beelden op de negatieven vaak een verrassing?’
D.M.: ‘Ja, ik vergeet in eerste instantie wat ik heb gefotografeerd. Ik spaar films op en ontwikkel ze later. Dan herken en herinner ik de gefotografeerde momenten weer.’

‘De personen in uw beelden zijn vaak op de rug gefotografeerd. Is daar een reden voor?’
D.M.: ‘Wanneer ik foto’s maak wil ik niet communiceren. Gezichten dragen te veel verhalen met zich mee. Een gezicht in een foto kan afleiden door een overmaat aan betekenis. Een mens is altijd een heel sterk beeldelement.’

Op sommige plaatsen kom ik heel vaak, heeft u ook van die plekken?
D.M.:’Jazeker, in de wijk Shinjuku fotografeer ik af en aan al sinds 1974. Soms raak ik verveeld. Maar de fascinatie komt altijd terug.’

‘Wat is uw fascinatie voor die wijk (in uw eigen stad)?’
D.M.: ‘Voor mij is Shinjuku een in allerlei aspecten cultureel sterk ontwikkeld gebied. Ik ken het goed, maar het verandert elke dag. Het is een chaotische omgeving waar je oneindig veel indrukken krijgt en niet makkelijk verveeld raakt. Ook ’s nachts loop ik er vaak. Het is een ruige wijk en soms beangstigend, maar dat fascineert me.’

‘Enige tijd terug heeft u in Buenos Aires gewerkt, kunt u makkelijk in andere grote steden werken?’
D.M.: Ja, het mag duidelijk zijn, ik hou van grote steden. De afgelopen jaren fotografeerde ik in Shanghai, Londen en New York. (En tussendoor in Tokyo). Grote steden stimuleren mij.’



‘Bent u met de jaren minder anarchistisch geworden, milder?’
D.M.: ‘Vind ik moeilijk voor mijzelf te bepalen. Mijn gevoel zegt me nu dat wanneer Shinjuku niet meer mijn territorium zou zijn, ik zou stoppen met fotograferen. Mijn werk heeft volgens mij nog steeds een duidelijk anarchistische ’touch’.’

‘Het is lastiger geworden om als straatfotograaf te werken. Het is niet-commercieel, er zijn restricties door de wetgeving en de mensen op straat zijn vaak lastiger dan voorheen. Heeft de straatfotografie nog een toekomst?’
D.M.: ‘Inderdaad is het moeilijker geworden om op straat te werken. De sociale druk is groter en er zijn meer beperkingen. Maar je moet je daardoor niet laten inperken. Je moet de risico’s nooit uit de weg gaan en doorgaan met fotograferen.’

Aan het eind van het gesprek laat Moriyama zijn camera zien. Hij werkt met een onopvallende compactcamera met een 21 millimeter lens en fotografeert uitsluitend in zwartwit, op film. Hij houdt van het werk in de doka en drukt zo’n negentig procent van zijn foto’s zelf af.

Na het bekijken van de tentoonstelling, mailden Theo Niekus en ondergetekende over onze kijkervaringen.

H.S.: Wat zou jij de grootste kwaliteit van Moriyama’s werk noemen?
T.N.: Voor mij is Moriyama een nietsontziend straatfotograaf, een anarchistisch beeldenmaker, die, ondanks zijn grote liefde voor de fotografie, deze ook op de korrel weet te nemen.

H.S.: aardige uitdrukking in dit verband, de fotografie op de korrel nemen. Over dat beroemde boek van Daido, dat soms ‘Bye bye photography’ wordt genoemd maar vaker ‘Farewell photography’, waarmee hij afscheid lijkt te willen nemen van het medium: hoe zou jij die gemoedstoestand duiden ? Is het poëzie en eigenlijk een metafoor voor zijn streven naar een nieuw soort beelden of zou hij echt overwogen hebben zijn camera in de kersenboom te hangen?
T.N.: Dat laatste denk ik niet. Het was wel ’t hoogtepunt van de tentoonstelling. Het zou me niet verbazen als hij dat boek in een geweldige roes gemaakt heeft, ik zie het als een soort ‘werkplezier’. Het was de totale anarchie in de toenmalige wereld van het fotoboek. Nu lijkt ’t bijna meer een hommage aan de mogelijkheden van het ‘analoge’ medium, in elk geval een mooi reisje. Ik ben blij dat ik het nu gezien heb.





H.S.: Een andere vraag, die hiermee te maken heeft: een anonieme analist heeft eens vastgesteld dat goede fotografie ook altijd over fotografie gaat, stelling neemt ten aanzien van het medium. Dat heeft Moriyama heel nadrukkelijk gedaan, Maar wanneer je zo’n aanpak cultiveert en er decennia lang in werkt, is de kans op maniërisme groot. Leunt hij dan niet op een zelfgeschapen traditie?
T.N.: Na het zien van de tentoonstelling voelde ik me een beetje in de luren gelegd. Was dit de ‘straat’-fotograaf, die ik van z’n boeken kende? Waar waren die straatbeelden? De posters? De etalages? Dat gevoel van om iedere hoek (pagina) iets anders tegen te komen? Hier worden, op de Farewell-serie na, vooral esthetische beelden getoond. Daar komt geen anarchie aan te pas, laat staan de intuïtie volgens welke hij zegt te werken. Is dit de invloed van de kunsthandel? Ik denk dat je vraag daarmee beantwoord is.

H.S.: Betekent dit dat je Moriyama zou aanraden alleen nog maar boeken te maken ?
T.N.: Tja, sommige bands kun je beter ‘live’ zien, andere doen het beter als geluidsbestand. Treden die laatsten niet op, maken die eersten geen CD’s? Het kan voor een ‘boekenfotograaf’ een uitdaging zijn om een tentoonstelling te maken – er zijn vele manieren om dat vorm te geven. Hier is een oeuvre naar mijn smaak te veel gereduceerd tot een reeks ‘stillevens’ van gevonden voorwerpen. Je had de tentoonstelling het ritme van de boeken kunnen geven. Shockeer het publiek door bijvoorbeeld ‘geblurde’ beelden op twee bij drie meter te tonen, dat zou blijven hangen. In plaats van deze opstelling zie liever z’n boeken, al denk ik dat hij een eigenzinnig boek als ‘Farewell Photography’ niet meer zal maken. Om vintageprints geef ik niet. Dat het ondertussen zeer persoonlijk werk blijft, staat buiten kijf. Voor mensen die zijn werk niet kennen is deze tentoonstelling een mooie introductie.

Theo Niekus en Han Schoonhoven
Daido Moriyama
Tot en met 20 augustus in Foam Fotografiemuseum
Amsterdam
Keizersgracht 609