Ieder zijn stokpaardjes, voorkeuren, overtuigingen, spookbeelden, windmolens, schrijft Hans Rooseboom – conservator fotografie bij het Rijksmuseum – in zijn bijdrage aan de discussie Zonder direct artistiek doel: ‘Wil er iemand beweren dat foto’s zoals die nu toegevoegd worden aan de collectie van het Stedelijk geen bestaansrecht hebben? In hun soort zijn ze goed, en dit soort fotografie bestond en bestaat nu eenmaal. Wie dat niet wil aanvaarden, steekt z’n nek in het zand.’
De gehele discussie: Zonder direct artistiek doel
—
De grenzen van het medium worden opgezocht
Hoe zou de commissie-Boonstra of de commissie-Sissingh het er vanaf brengen als ze door het Stedelijk Museum werd ingesteld om voorstellen te doen voor het aankopen van foto’s? Zou ze minder discussie of verontwaardiging oproepen, minder eigenzinnig of eenzijdig zijn, een representatievere keuze uit het gehele aanbod doen of juist in diversiteit en middelmaat ten onder gaan, zou ze scherpere of veiligere keuzes maken? Het enige dat bij voorbaat zeker is dat iedere commissie tot een andere keuze zou komen en dat geen enkel voorstel op ieders instemming zou kunnen rekenen. In die zin zijn alle reacties die de afgelopen tijd op photoq verschenen, hoe oprecht de verontwaardiging en verbazing ook is, weer even zinloos als bij iedere andere discussie.
Discussie is op zich goed, natuurlijk, maar zoals ze zich hier ontwikkelt is ze niet veel meer dan verontwaardigd gesis en gemopper. De commissie-Aarsman heeft voor een bepaald soort fotografie gekozen. Ze heeft een keuze gemaakt en wist ongetwijfeld dat ze daarmee menigeen in de gordijnen zou jagen. Dat is ook gebeurd. Je kunt de keuze van Aarsman c.s. scherp, eigenzinnig, eenzijdig of provocerend noemen, afhankelijk van de mate waarin je je in hun keuze kunt vinden. Je kunt je hardop afvragen of ze alleen oog wensten te hebben voor een bepaald soort fotografie en al het andere willens en wetens aan zich voorbij lieten gaan, maar je kunt ook geloven dat ze een correctie hebben willen aanbrengen op het bestaande beleid en de bestaande collectie van het Stedelijk Museum (of welke instelling dan ook) en hebben willen pleiten voor een ondergewaardeerd deel van de fotografieproductie. Extreem of niet, de keuze is ongetwijfeld ingegeven door een oprecht geloof van Aarsman en de zijnen in het bestaansrecht en de waarde van een benadering van de fotografie die lang veronachtzaamd is en – gezien de reacties – nog altijd niet vanzelfsprekend is of algemeen aanvaard wordt. Natuurlijk is er meer dan alleen de nu door hen gepropageerde fotografie, maar bij iedere andere keuze zouden fotografen, onderwerpen, benaderingen, scholen en stijlen buiten de boot vallen. Eens kijken wie in dat geval boos zou reageren. De volgende keer zal een andere commissie waarschijnlijk ook weer een correctie aanbrengen en haar favorieten naar voren schuiven. Dat doet iedere jury, iedere aankoopcommissie, iedere conservator, iedere verzamelaar, iedere uitgever, enzovoort. Het zou niet best zijn als ze géén duidelijke keuzes maken en dat niét doen in de overtuiging dat die selectie de beste is.
Ik vind het nogal dapper van het Stedelijk Museum dat het een flink deel van het aankoopbudget besteedt aan andermans keuzes. Zo royaal is dat budget tenslotte niet, dus je zou ook kunnen denken dat als het museum en zijn conservator de eigen ambities willen vervullen ze iedere cent hard nodig hebben. Hripsimé Visser zal zich vast in een aantal voorstellen kunnen vinden en een aantal andere met frisse tegenzin accepteren. Ik moet er eerlijk gezegd niet aan denken dat mijn eigen werkgever, het Rijksmuseum, op dezelfde wijze zou handelen. Niet dat ik pretendeer dat mijn collega Mattie Boom en ik beter kunnen kijken dan wie dan ook, maar we weten wel wat we wel en niet willen en wat ontbreekt in onze fotocollectie (en die van collega-instellingen). We maken daarbij onze eigen keuzes, laten veel dingen met pijn in het hart schieten en zijn erg blij met de foto’s die we wél kunnen verwerven. Ook wij hebben nu eenmaal een gelimiteerd budget en kunnen dus niet zo veel kopen als we zouden willen en nodig vinden. Natuurlijk kijken en kiezen wij niet beter dan anderen: daar is geen criterium of meetmethode voor. Maar wij proberen wel op een consistente manier de gaten in de collectie te vullen, de sterkst denkbare voorbeelden te kopen van goede bekende en goede onbekende fotografen (beroeps- en amateur), van allerlei richtingen, stijlen en toepassingen. Dat zal het Stedelijk – met of zonder jury die gedeeltelijk gevuld is met derden – ook nastreven. We besteden iedere cent zo goed mogelijk in de overtuiging, of in ieder geval de hoop, dat we ons geld zo goed mogelijk inzetten. Verzamelen is geen spelletje, maar bloedserieus: in openbare Nederlandse collecties zitten weliswaar veel goede foto’s en zijn veel goede fotografen vertegenwoordigd, maar er is vooral ook heel veel (nog) niet aanwezig. En of er nou gekozen wordt voor foto’s zonder artistieke pretenties (waar de commissie-Aarsman mede op lette) of voor andere categorieën: iedere instelling, conservator of commissie zal weer andere ‘weeskinderen’ willen toevoegen aan de collecties in een poging die te vervolmaken en het publiek zo veel mogelijk goede fotografie in al haar facetten te kunnen laten zien.
Merkwaardig hoe ‘de kunst’ nog altijd rondwaart in de fotografiewereld. In verschillende van de reacties wordt gezegd dat de door Aarsman c.s. gekozen foto’s geen kunst zijn en dat een kunstmuseum alleen foto’s met artistieke kwaliteit zou moeten kiezen. Laten we nou eens ophouden ‘de kunst’ er voortdurend bij te halen: fotografie is fotografie en heeft een ander karakter, andere mogelijkheden, een andere geschiedenis en andere toepassingen dan bijvoorbeeld schilder- en beeldhouwkunst. Je kunt geen appels met peren vergelijken, althans: het kan wel, maar je kunt niet vaststellen dat de een lekkerder is (voor zover het bij de spreekwoordelijke vergelijking daarom gaat) dan de ander. Er zijn maar twee soorten foto’s: goede en slechte. Al het andere doet er niet of veel minder toe: beroeps- of amateurfotograaf, documentair of ‘met artistieke pretenties’, een lucky shot of een zeer bewust tot stand gekomen opname die precies is wat de maker vooraf wilde, pretentieloos of pretentieus, autonoom of toegepast. Uiteindelijk telt alleen de kwaliteit en de kracht van het beeld.
Fotografie is veel breder dan de schilderkunst, is voor veel meer doeleinden gebruikt, is niet alleen maar een fine art maar ook simpelweg een gebruiksmiddel (en in die zin vrij van ‘artistieke pretenties’). Fotografie moet daarom niet voortdurend met kunst worden vergeleken of op dezelfde wijze beoordeeld. En al rept Aarsman in zijn inleiding op het aanmeldingsformulier van Off the Record minder nadrukkelijk over de zusterkunsten dan verschillende van de ingezonden-emails-schrijvers, door te vragen om foto’s die eerder gemaakt zijn ‘om iets te registreren dan om een artistiek beeld te maken’ laat hij zien dat ook zijn commissie ‘de kunst’ als meetlat neemt. Registreren? Dan doen zowat alle foto’s, ook de met artistieke pretenties gemaakte. ‘Artistieke beelden’? De fotografie wordt dus weer ingedeeld in artistieke en niet-artistieke beelden. Dat is even betekenisloos als het onderscheid tussen ‘autonoom werk’ en de foto’s die dezelfde fotografen maakten ‘ter registratie van een experiment, ter bewijsvoering, als document van het bestaan’. Hoe legitiem en interessant Aarsmans uitgangspunt ook is – foto’s die lang in de la gelegen hebben, herontdekt worden en ‘zeggingskracht’ blijken te hebben –, het heeft ook iets kunstmatigs (no pun intended). Maar goed, wat kun je meer doen dan die foto’s te kiezen die het hardste nodig zijn? Je hoort me dan ook verder niet zeuren over de gedane keuzes. Ieder zijn stokpaardjes, voorkeuren, overtuigingen, spookbeelden, windmolens.
Het zou mooi zijn als aan alle toepassingen en stijlen die de fotografie(geschiedenis) rijk is recht wordt gedaan, hetzij in één museum (het Stedelijk), hetzij binnen het geheel van openbare Nederlandse instellingen met een fotografiecollectie en/of een fotografietentoonstellingsbeleid. Concentratie of eenzijdigheid (woordgebruik naar keuze) kenmerkt iedere instelling noodzakelijkerwijs. Ook het Stedelijk ontkomt daar niet aan, de commissie-Aarsman evenmin, hoezeer dat anderen ook mag verdrieten. Die moeten hun hoop dan maar stellen in collega-instellingen of een volgende commissie. Of wil er iemand beweren dat foto’s zoals die nu toegevoegd worden aan de collectie van het Stedelijk geen bestaansrecht hebben? In hun soort zijn ze goed, en dit soort fotografie bestond en bestaat nu eenmaal. Wie dat niet wil aanvaarden, steekt z’n nek in het zand. En al kan het Stedelijk een ‘kunstmuseum’ genoemd worden, z’n fotografiecollectie omvat meer dan alleen autonome foto’s met artistieke pretenties. De collectie is veel breder: Bauhaus, Walker Evans, William Klein, etcetera.
Door het conceptuele gehalte van veel series uit Off the Record staat deze keuze geloof ik helemaal niet zo ver af van wat het Stedelijk zelf onder Hripsimé Visser heeft verzameld. De grenzen van het medium worden opgezocht, en dat zal haar vast wel bevallen. Dit schrijvend op de dag na de Europese verkiezingen blijkt maar weer eens hoezeer opschuivende grenzen de gemoederen bezig houden. In de politiek zullen we het ook nooit eens worden. Maar de oorbellen van Hripsimé doen even weinig ter zake als het kapsel van Geert Wilders. Net als in de discussie over Dutch Eyes gaat het hier weer voor een belangrijk deel over bijzaken. Dat lijkt me een ernstiger tekortkoming dan de veronderstelde beperkte blik van de commissie-Aarsman.
Hans Rooseboom
—