Een Belgische identiteit: 165 jaar Belgische fotografiegeschiedenis

Bij de tentoonstelling Belgische Fotografen 1840-2005 , deze zomer in het Provinciaal Fotomuseum in Antwerpen, verscheen het gelijknamige boek.
Christoph Ruys, directeur van het fotomuseum en medesamensteller, wil het geen anthologie (bloemlezing) noemen, maar ging op zoek naar Belgische fotografische beelden met ‘kwaliteiten die, (…) zonder twijfel binnen een internationaal discours overleven’.

Het in 2002 uitgebrachte overzicht Fotografen in Nederland heeft als ondertitel Een anthologie 1852-2002. Opzet en uitvoering van beide boeken komen bijna volledig overeen. Beiden zijn samengesteld door een fotomuseumdirecteur en uitgegeven door uitgeverij Ludion (Amsterdam, Gent). Een vergelijking ligt voor de hand en kan mogelijk enig inzicht verschaffen over de belangrijkste verschillen en overeenkomsten tussen de Belgische en Nederlandse fotografietraditie.

Het zijn allebei tamelijk streng ogende boeken, met een stramien van: linkerpagina met tekstje, met daarnaast en soms eronder één tot drie foto’s; pagina omslaan: volgende fotograaf. Echte naslagwerken dus.
In de Nederlandse uitgave volgen op de naam en geboorte- en overlijdensgegevens twee rijtjes met genre-aanduidingen en verwante collega’s. Voorwoord en inleiding zijn uitgebreider en het boek sluit af met een uitgebreide begrippenlijst, een bibliografie en een register.
De Belgische pendant moet het zonder die extra’s doen, is mede daardoor ongeveer 150 pagina’s (322 i.p.v 474) dunner en omvat ongeveer 160 fotografen, zeventig minder dan Fotografen in Nederland.

En dan nu de hamvraag. Zijn er aanwijsbare, significante verschillen in de fotografietraditie van beide landen of overheersen de overeenkomsten en mag je alleen maar spreken van het werk van individuen, ongeacht hun nationaliteit?

Op het eerste gezicht lijkt de traditie in beide landen gelijke ontwikkelingen door te maken. Alle grote perioden zijn vertegenwoordigd: de topografen en portrettisten uit de negentiende eeuw, de tijd van het picturalisme, de zakelijke tegenstroom in daarop volgende periode, de emancipatie van de fotojournalistiek en de documentaire na de laatste grote oorlog en de postmodernisten die op basis van een soort persoonlijke noodzakelijkheid en handigheid beelden creëren.

Mijns inziens is er toch een belangrijk -gradueel- verschil aan te wijzen. Het moge een cliché zijn (en helaas is een cliché bijna altijd waar) maar nationale en internationale invloeden en iets dat ik het temperament in beide deltalanden zou willen noemen, zorgen volgens mij voor een onderscheid.
Vreemd is dat niet: denk eens aan Jan Wolkers en Hubert Lampo, Freek de Jonge en Kamagurka of Piet Mondriaan en Rene Margritte.

Met name het picturalisme lijkt bij onze zuiderburen een aanmerkelijk populairder genre te zijn geweest. Een behoorlijk groter aantal fotografen blijkt onder die noemer te vallen. En wanneer een Belgische fotograaf als Herman Burton (werkzaam tussen 1925 en 1955) zich ervan distantieert en modernistisch gaat werken, wordt zijn visie achteraf tamelijk adequaat omschreven als ‘Nieuw Romantisch’.

Maar de grote cesuur ligt volgens mij vooral in de mate waarin het surrealisme al dan niet wortelde. In België werkten fotografen/kunstenaars als Broodthaers, Nougé, Margritte en Lefrancq, die overtuigde aanhangers van de surrealistische zienswijze genoemd kunnen worden. Je zou kunnen zeggen dat er toentertijd sprake was van een surrealistische ‘beweging’. Zoiets bestond volgens mij in Nederland niet. Je zou met enige goede wil surreële kenmerken kunnen ontdekken in het werk van Emiel van Moerkerken en de Rotterdammers Elenbaas en Zoetmulder, maar het blijven eenlingen.
Vermoedelijk kan de invloed van de realistische ‘Nieuwe Fotografie’, die hier in het interbellum gepropageerd werd door invloedrijke fotografen als Zwart en Schuitema moeilijk onderschat worden.

Het is niet moeilijk overeenkomsten aan te wijzen tussen fotografen van de laatste generaties, zoals tussen Dirk Braeckman (B) en Paul Kooiker (Nl) of Elspeth Diederiks (Nl) en Nadine Tasseel (B), die gedeeltelijk overeenkomstige
beeldtalen hanteren. Misschien dat er langzamerhand een (Europese) synthese ontstaat, maar ik geloof dat nog niet zo één, twee, drie.

Wat blijft is dat Belgische Fotografen 1840-2005 een schat aan informatie bevat over een groot aantal mij onbekende fotografen en een aanleiding vormt om verder te zoeken naar waardevolle oude en nieuwe beelden van onze gewaardeerde zuiderburen.

Han Schoonhoven

Belgische Fotografen 1840-2005
auteurs, samenstelling en redactie: Pool Andries, Erik Eelbode, Inge Henneman, Christoph Ruys, Dominique Somers en Lise Lotte ten Voorde
uitgevers: FotoMuseum Provincie Antwerpen en Ludion
320 pagina’s, 17 bij 24,5 centimeter
ongeveer 400 foto’s in zwart-wit en kleur
24,50 euro, ISNB 90-5544-556-8.