De vraag of werk afkomstig is van een amateur of een ‘professionele fotograaf’ zegt niets over de kwaliteit van het werk. Die vraag is alleen nog van belang voor de belastinginspecteur. Zo schrijft Theo Baart in zijn bijdrage aan de discussie Zonder direct artistiek doel. Maar ook: ‘De afgelopen vijfentwintig jaar heeft de fotografie in Nederland een vlucht genomen. (…) De fotografen profileren zich, maar de analyse, de beschouwing, de serieus te nemen fotografiekritiek is niet mee gegroeid. Op een paar interessante voorbeelden na is er nauwelijks theorievorming en geschiedschrijving. Dat wordt node gemist want dat maakt de discussie rondom ‘Off the Record’ zoals die tot nu toe gevoerd wordt, pijnlijk duidelijk.
De gehele discussie: Zonder direct artistiek doel
—
Een meer serieus gevoerde gedachtewisseling
Julia Margaret Cameron (1815-1879) had een hobby. Zij liet vrienden, familie, en personeel voor haar camera poseren. De tuinman was de ene dag Mozes, de dag daarop Koning Arthur en deed tussendoor de tuin. Mevrouw was gepassioneerd en ambitieus. Ze verkocht wel eens een foto maar werd gezien als een amateur. Lady Hawarden fotografeerden in dezelfde tijd haar dochters. Maakte zij kunst? Waarschijnlijk dacht Lady Hawarden hier niet over na als haar dochters weer eens poseerden. Desalniettemin is de status van beide fotografen in de fotografiegeschiedenis onbetwist. De canon van de fotografiegeschiedenis wordt, zeker voor de eerst vijftig jaar van haar bestaan, voor een groot deel gevormd door amateurfotografie. Rijke en onderlegde mensen die zich stortten op de noviteit die de fotografie toen was.
De fotografiegeschiedenis wordt grotendeels gevormd door fotografen die toen ze hun werk maakten zich niet de vraag stelden of ze kunst aan het maken waren. Zo maakte Atget geen kunst. Hij fotografeerde wat hij interessant vond en van wat hij kon verkopen. Pas toen Berenice Abbott en Man Ray zich over zijn oeuvre ontfermden en in een andere context plaatsten – die van het museum – veranderde de status van het werk. Piet Zwart maakte prachtige reclamefoto’s voor al lang vergeten bedrijven. Buiten deze toepassing bleek het werk van Piet Zwart ook betekenisvol te zijn. Ook hier geldt, verander de context, dan verandert de kwaliteit van het beeld niet, maar wel de betekenis en de status. De voorbeelden zijn legio: van Lartigue tot Disfarmer. Dat maakt fotografie tot zo’n boeiend medium en onderscheidt zich daarmee van andere disciplines. Er zijn nogal wat fotografen die ogenschijnlijk moeiteloos heen en weer gaan tussen commerciële opdrachtfotografie en eigen werk, en daar zelf geen verschil in zien.
De vraag of werk afkomstig is van een amateur of een ‘professionele fotograaf’ zegt niets over de kwaliteit van het werk. Die vraag is alleen nog van belang voor de belastinginspecteur. Kunst of geen kunst is ook al zo’n weinig discriminerende term. De discussie over kunst en fotografie heeft een baard waar Sinterklaas trots op zou zijn. ‘Amateur’, ‘kunst’, het zijn termen die je niet verder helpen bij het verkrijgen van inzicht van wat gaande is in de fotografie. De tentoonstelling ‘Off the Record’ van het Stedelijk Museum en de discussie die daarover ontstaan is maakt dat inzichtelijk.
De directie van het Stedelijk Museum heeft Hans Aarsman gevraagd om een thema te bepalen en een selectie te maken voor een tentoonstelling. Uit de tentoonstelling heeft de directie een keuze gemaakt voor de gemeentelijke kunstaankoop. Als je Hans Aarsman voor zoiets vraagt dan mag je gelet op zijn publicaties, tentoonstellingen en voordrachten, niet gek opkijken als de tentoonstelling past in, wat ik maar voor het gemak aanduid met, zijn ‘gedachtegoed’. Het Stedelijk heeft natuurlijk bewust die keus gemaakt.
Hans Aarsman geeft met zijn tentoonstelling een nieuwe context en betekenis aan het werk van anderen. Ook van mij is werk opgenomen in de tentoonstelling. Dat werk is uit frustratie en onmacht gemaakt, niet bestemd voor de openbaarheid. Toen mijn boosheid verdwenen was, werd het werk in een la gestopt en er jaren later door Hans Aarsman weer uitgehaald. Wie is hier de auteur? Juridisch gezien is dat duidelijk, dat ben ik. Toch zie ik dat mijn ‘vuilnisfoto’s’ door de context die Hans Aarsman gecreëerd heeft van betekenis zijn veranderd. Mijn boosheid, frustratie over de overlast die mijn bovenburen mij bezorgde – klein huishoudelijk leed – is betekenisloos geworden. Hans Aarsman, de curator, is mede auteur van het werk geworden door de foto’s op deze wijze en in deze samenhang te tonen. En dat is wat al dat werk dat getoond is op ‘Off the Record’ met elkaar gemeen heeft. Hans Aarsman is niet de enige maar, in Nederland en daarbuiten, wel een van de meest zichtbare denkers over fotografie die zich bezig houden met het herschikken, hergebruiken en herinterpreteren van bestaand fotomateriaal. De tentoonstelling ‘Off the Record’ vormt een geheel en vanuit dat oogpunt is het jammer dat er niet voor gekozen is om alles aan te kopen maar om te kiezen voor individuele werkstukken. De vraag die dan rijst is op welke criteria kies je dan en hoe verhoudt zich dat tot de uitgangspunten die Hans Aarsman geformuleerd had. Die vragen zijn nog nauwelijks aan de orde geweest.
De afgelopen vijfentwintig jaar heeft de fotografie in Nederland een vlucht genomen. Je kan spreken van de bloeiperiode van de Nederlandse fotografie die zich ook steeds meer internationaal manifesteert. Er is een grote verscheidenheid van stromingen ontstaan en binnen die stromingen zijn allerlei variaties te vinden. De fotografen profileren zich, maar de analyse, de beschouwing, de serieus te nemen fotografiekritiek is niet mee gegroeid. Op een paar interessante voorbeelden na is er nauwelijks theorievorming en geschiedschrijving. Dat wordt node gemist want dat maakt de discussie rondom ‘Off the Record’ zoals die tot nu toe gevoerd wordt, pijnlijk duidelijk. Halve feiten, onnozelheid en persoonlijke rancunes zijn de bouwstenen van deze polemiek. Het is allemaal wat sneu. ‘Off the Record’ roept genoeg vragen op en verdient een meer serieus gevoerde gedachtewisseling.
Theo Baart