Een plasje tussen rauwe stoeprand en blinkende auto

Toen ik onvoorbereid de uitnodiging van FOAM uit de enveloppe schoof dacht ik: ‘Waauw, da’s een goeie! Van wie is die!’ Ik voelde me aangesproken, dat was een beeld van mij. Zoals kruisingen, oversteekplaatsen en haltes, zijn ook telefooncellen vaak gelegenheden waar mensen samendrommen. De scène in de film ‘C’est vres’ van Robert Frank komt boven, waar hij rond zo’n telefooncel draait en iemand door de hoorn ruzie staat te maken.
‘Helen Levitt. Natuurlijk!’ Ik had het kunnen weten. Van ver voor mijn tijd, geboren in Brooklyn (1913), heeft ze ongemerkt misschien meer invloed op mijn manier van kijken gehad dan ik altijd heb gedacht. De eerste keer dat ik echt met haar foto’s in aanraking kwam was toen ik, in Sevilla (1995), werkte aan mijn beelden-encyclopedie over ‘het tijdverdrijf op straat’. Ik zocht een tentoonstelling om even m’n zinnen te verzetten. Er bleek warempel een ‘foto’-tentoonstelling met werk van Helen Levitt te zijn. Als liefhebber van Walker Evans, een vriend van Levitt, was ook een enkel beeld van haar mij wel bekend.

Die tentoonstelling kwam behoorlijk hard aan. Het werk gaf, in mijn perceptie van toen, een prachtig beeld van het New York zoals ik dat uit films kende: mannen met hoeden en stropdassen, die op gemoedelijke toon kinderen aanspreken. Kinderen, spelend met de middelen die op straat voorhanden zijn. Ook met haar films heb ik me toen erg vermaakt. De losse, speelse manier waarop die zijn gefilmd, zonder in te grijpen in de voorhanden zijnde situaties. Je zou het, afgezien van het feit dat tegenwoordig alles geënsceneerd lijkt te moeten worden, heel modern kunnen noemen. De catalogus heb ik de verdere reis meegezeuld.

Helen Levitts’ foto’s horen tot de absolute top van de straatfotografie. Het is waar wat Laurence Miller, directeur van haar galerie, zegt, ‘dat New York er natuurlijk niet uitziet zoals op haar foto’s te zien is en er ook nooit zo heeft uitgezien. Het New York van de jaren veertig tot en met tachtig, zag er alleen in het hoofd van Helen Levitt zo uit.’ En dat is precies wat een fotograaf groot maakt, het vastleggen van de eigen wereld. Het gaat niet om techniekjes, actualiteit, esthetiek of eventuele ‘ontwikkelingen’, in welk genre van de fotografie dan ook. Alles draait om die ene, unieke manier waarop iemand naar de wereld kijkt.

De foto’s van Helen Levitt slingeren tussen volle, maar prachtig gecomponeerde beelden, met meer dan eens een doorkijkje naar een nieuwe scène, en zich van alle fotografische conventies loszingende impressies. Het eerste soort doet soms wat afbreuk aan de toegankelijkheid voor wat er op staat. De tweede soort, de meer onaffe, wankele beelden, hebben mijn voorkeur. Daar spreekt de straatfotograaf en dring je meteen door in de wereld die is afgebeeld. Rauw wordt die wereld bij Levitt nooit, slechts hier en daar een opvoedende pets of een huilend kind. Ik ken maar één andere fotograaf die op zo’n manier kinderen op straat heeft vastgelegd, de Brit Roger Mayne.

De zaaltjes met kleine vintage contactprints zijn een absolute must. De dye-transfers (een vroeg kleuren-procédé waarbij voor elk van de primaire kleuren een apart negatief werd gebruikt) zien er uit alsof het in foto’s zwart tonende zilver niet met een laatste bleekbad is weggehaald. Ze doen zo natuurlijk aan, dat je je ineens realiseert hoe onwerkelijk, kleurrijk opgepimpt, onze eigen wereld geworden is. De prettige pretentieloosheid van Levitts beelden zorgt er voor dat maar langzaam doordringt van welk een zeldzame ongedwongenheid hier sprake is.

Het is duidelijk, ik ben een fan. Dat wordt door deze tentoonstelling bevestigd. Veel van de foto’s kende ik, maar bij iedere tentoonstelling, bij elk boek dat er van haar verschijnt, zijn er nieuwe verrassingen. Ondanks de langzamer manier van werken met de camera’s uit haar tijd, moet er een enorm archief zijn. Wat mij betreft hoort deze tentoonstelling, met die van Tom Wood en Gary Winogrand, tot de beste op het gebied van straatfotografie die in FOAM gehangen heeft.

Alleen dit. Het soort teksten, zoals die in de brochure staan, doen mij soms nogal stuiteren: ‘Modernisme bloeit op ambiguïteit. Sartres commentaar op de stijl van schrijven van Camus is impliciet ironisch.’ Het is niet moeilijk om achteraf opgeblazen verhandelingen te houden over wat er op foto’s allemaal te zien is, maar ik vraag me af of hier geen afbreuk gedaan wordt aan de, met een scherp oog voor situaties, spontaan gemaakte beelden als die van Helen Levitt. Het is bijna gênant. Maar de tentoonstelling is prachtig. Zoals de manier van ophangen, soms als witte wolken in een grijze hemel, mooi in overeenstemming is met de liefdevolle manier waarop Helen Levitt naar de kinderwereld van haar tijd keek.

Theo Niekus – straatfotograaf

Helen Levitt – In the street
Tot 18 januari in Foam,
Keizersgracht 609, Amsterdam