Een rondedansje in Foam

Was er van de zomer een tentoonstelling van onbekend later werk van Ed van der Elsken in het Fotoinstituut in Rotterdam. Nu is er de tentoonstelling Quatorze Juillet van onze andere grote naoorlogse fotograaf Johan van der Keuken in het Fotomuseum Amsterdam. Ouder en niet eerder gepubliceerd werk uit de Parijse tijd van de fotograaf die bij het grote publiek beter bekend is als de maker van films als: Blind Kind, Big Ben (Webster), Face Value, Bewogen Koper.

Zowel Johan van der Keuken (1938-2001) als Ed van der Elsken (1925-1990) waren in hun beginjaren onder de indruk van de boeken van William Klein en Weegee. Maar terwijl Ed van der Elsken zijn blik vooral op de straat richtte, koos Johan van der Keuken zijn onderwerpen meer in de directe omgeving. Zijn werk is poëtischer, filosofischer en gaat vaak over het kijken zelf. Daartoe wordt er veel geëxperimenteerd met vorm en montage, beweging en gemoed. Dat onderzoekende (ook duidelijk in de teksten die hij o.a. voor Skrien schreef) maakt zoiets als the decisive moment voor hem van weinig belang.

In deze tentoonstelling draait het om zijn fascinatie om verhalen te vertellen. Dit was niet per sé verbonden aan het medium film. In Parijs om cinematografie te studeren is hij vooral aan het fotograferen. Daaruit ontstaat uiteindelijk zijn boeiendste boek: Paris Mortel (1963).

Verhalen vertellen deed Johan vooral door:
a. Heel exacte series te maken van op zichzelf soms weinig in het oog springende onderwerpen, bijvoorbeeld door hetzelfde vanuit verschillende standpunten of in verschillende situaties te observeren. Voorbeelden zijn: In de nadagen van het kubisme en Eddy’s Bakery Shop beide in de tweede zaal.
b. Het samenvoegen van beelden en scènes die, in eerste instantie, ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben. In De Spaanse Schreeuw zien we hoe Johan uiteenlopende foto’s, met Spanje als gemeenschappelijke noemer, tot een intrigerend geheel samensmelt. Mooi, zoals betrokkenheid blijkt in de onscherpte van het beeld van een schreeuwende vrouw.

Een slapper verhaal (type a) krijgt de ruimte in de derde zaal: 42th street New York. Zeker, het past in dit experimentele oeuvre, maar is van het soort: we zetten de camera op een fijne locatie en wachten wat er gaat gebeuren. Zo worden de mensen gereduceerd tot beeldelementen bedoeld om het kleurvlak dat zij passeren, te verlevendigen. (Mensen zijn er in alle kleuren en maten?) Een wat magere, decoratieve exercitie waar Johans’ niet moraliserende blik aan het oppervlakkige grenst en … een herhalingsoefening van wat hij in Indië (1991) beter deed. Was bijvoorbeeld de serie die hij in de Damstraat door z’n knoopsgat (1993) maakte, geen rijkere aanvulling geweest?

De entree van de tentoonstelling is gewijd aan de beelden die hij maakte voor en na de foto Quatorze Juillet, uit Paris Mortel. Zonder uitzondering boeiende beelden waarop veel wordt gedanst. De zaal is omgevormd om dit rondedansje van beelden te benadrukken.
Een interessant aspect is hier in hoeverre nabestaanden uit het archief van een fotograaf mogen putten. Welke afspraken daarover gemaakt zijn weet ik niet. Duidelijk is dat Paris Mortel zozeer haar eigen verhaal vertelt dat meer van de dansfoto’s daar geen toevoeging betekenden en Johan toen te zeer fotograaf om dit verhaal in meer dan één beeld te willen vatten. Blijft de vraag: Mogen we postuum materiaal ontsluiten dat hij zelf nooit selecteerde?

In de literatuur en de geschiedenis van de gedachten-ontwikkeling (filosofie) is het gewoon dat er telkens zienswijzen ontfutseld worden aan oudere denkbeelden; elk verloren gewaand tekstje voer voor eindeloze speculaties. Zo hebben ook deze teruggevonden beelden een toevoegende waarde. Niet alleen omdat dit het bekende in een context plaatst, ook omdat we er een jonge Johan zien worstelen met het vastleggen van ‘leven’ zoals zich dat voor zijn camera bevond. Leggen we deze beelden naast zijn eigen keuze dan valt op hoe ons gevoel voor esthetiek en spanning onmiskenbaar is veranderd. Toen storende zaken als feest-versieringen of een man met een ladder, zijn nu extra beeldelementen. Zo krijgt de oorspronkelijke ‘nette’ foto zelfs een wat oubolliger aureool. Ook qua druktechniek is onze smaak een andere, fris, waar de vintage prints tonen hoe Johan vooral zwaarder en warmer drukte.

Met deze tentoonstelling is ook het postume boeken-oeuvre van Johan van der Keuken uitgebreid. Quatorze Juillet is qua vormgeving en typografie als een supplement bij Paris Mortel, inclusief stofomslag met structuurtje en Japanse binding (in combinatie met lumbecken rampzalig voor wie z’n boeken graag heel houd). Qua sfeer doet het denken aan het ontroerende dansboek van Boris Michalkov.
De pagina’s waar de oorspronkelijke foto in eerdere publicaties staan afgedrukt zijn als studie van hoe het oorspronkelijke beeld werd gebruikt en gedrukt wat oppervlakkig. Die met de negatiefstroken van de gebruikte foto’s als bewijs van integriteit onnodig. Het komt wat drammerig over en geeft dit mooie boek iets van een catalogus, dat het niet is, in plaats van een zelfstandig ding.
Deze schoonheidsfoutjes doen geen afbreuk aan een prachtig verzorgde tentoonstelling en publicatie. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat Johan hiermee ontevreden geweest zou zijn.

Theo Niekus – Straatfotograaf

Johan van der Keuken, Quatorze Juillet
Foam_Fotomuseum Amsterdam
van 24 september tot 8 december 2010

Boek: Johan van der Keuken – Quatorze Juillet
Tekst: Noshka van der Lely
Vormgever/Uitgever: Willem van Zoetendaal
32 pagina’s-Japanse binding, 25 foto’s
Formaat 25,5×18,5 cm/soft cover met stofomslag
Prijs: 30 euro