Esthetiek en dreiging in de monumentale fotografie van Frank van der Salm

In het titelloze boek van Frank van der Salm (Delft 1964) zijn foto’s afgedrukt die tussen 1998 en 2004 tot stand kwamen. Ze bieden inzicht in de thematiek en werkwijze van de fotograaf die op verschillende continenten iconen van de urbanisatie vastlegt.
De originelen van de beelden uit dit boek zijn zonder uitzondering in forse maten afgedrukt. De kleinste print meet 90 bij 114 centimeter, de breedste 3 meter, de hoogste 1 meter 50.
De maatvoering van de afdrukken sluit aan bij de onderwerpen in Van der Salms fotografie. In een groot deel van opgenomen foto’s wordt het beeld beheerst door immense gebouwen waarin door honderden, soms ook duizenden mensen gewoond of gewerkt wordt.

De opnamen zijn vaak in de avond of de nacht gemaakt, waarbij de architectuur dan vooral gedefinieerd wordt door honderden kunstlichtpunten.
Tijdens het daglicht richt Van der Salm zich soms op de facade van een gebouw. Door scherp te stellen op een groen steigerdoek, een glazen wand of het rode raster van een aluminium gevel creëert hij nieuwe vormen die weinig te maken hebben met het grote plan van de architect.
De keuze van de scherptediepte, minitieus ingesteld op het matglas van zijn technische camera, is waarschijnlijk het voornaamste stijlmiddel in de foto’s van Van der Salm. De fotograaf bepaalt wat voor iedereen zichtbaar wordt en waar de kijker moet gaan interpreteren.

Fotografen van landschappen, natuurlijke en stedelijke monumenten, heetten al langer topografen of topografische fotografen. In de negentiende eeuw verzamelden zij beelden in vaak verre buitenlanden voor hen die daar door gebrek aan geld, tijd of durf niet aan toe kwamen. Deze fotografen trachtten de pyramiden, de Borubudur of de Taj Mahal zo helder mogelijk vast te leggen. Bij voorkeur voor of na de aanwezigheid van andere belangstellenden, zodat het zicht op de achitectuur niet verstoord werd door samenklonteringen van mensen.

De zogenaamde New Topographers, een generatie van met name Amerikaanse fotografen als Lewis Baltz en Stephen Shore, begonnen in het vierde kwart van de vorige eeuw plaatsen te fotograferen die niet tot het gemeenschappelijke, romantische idee van een landschap behoorden. Zij registreerden met zo weinig mogelijk esthetische ambities onaanzienlijke plekken die niet als stadsgezicht of landschap aangeduid konden worden. Dat registrerende vinden we ook in het grote oeuvre van Berndt en Hilla Becher. Hun foto’s van de artefacten van industriële architectuur zijn helder en zonder sentiment geregistreerd, klaar voor het archief. Ook hun leerlingen, Thomas Ruff en Andreas Gursky, concentreerden zich op de heldere registratie.

Zo niet Frank van der Salm. Door heel nadrukkelijk de scherpte te manipuleren, door de belangrijke, soms dramatische rol van kunstlicht in zijn foto’s en door het spel met het gevoel voor schaal dat hieruit voortvloeit, maakt hij uitgesproken persoonlijke beelden. Mensen zie je amper, maar de intimiderende kracht van de alom aanwezige menselijke activiteit is voelbaar in de megalomane architectuur, in de organisatie van het verstedelijkte landschap. De verbeelding van Van der Salm maakt de foto’s van deze plekken intrigrerend en soms van een overdonderde schoonheid.

Han Schoonhoven

• over het boek, zie: Nieuw boek van Frank van der Salm

• voor de fotografie van Van der Salm, zie: www.mkgalerie.nl