Favoriet van Hans Heus: Het Amsterdam van Kees Scherer

Voor PhotoQ gaat freelance journalist Quirinus Martijn elke week in gesprek met een fotograaf. Het startpunt is een fotoboek. Aflevering 5: Hans Heus. ‘In zijn boek zie ik mijn eigen jeugd voorbij komen, de jaren 50 van Amsterdam.’

Naam Hans Heus (1946, Amsterdam)

Woonplaats Monesties, Frankrijk

Fotoboek Kees Scherer (1920-1993): Het Amsterdam van Kees Scherer (1992)

‘Van een goede foto word ik nog steeds gelukkig’

Sinds 2005 woont Hans Heus (69) in Frankrijk. Hij verzorgt er zijn bomen, werkt in zijn moestuin en fotografeert zo nu en dan. Laatst nog, een mooie foto van een vogel die haar jong voedert. Het duurde niet langer dan één seconde, maar hij klikte precies op het goede moment. Daar ben je ten slotte fotograaf voor.

IJshockey

“De ene sport is fotogenieker dan de andere. Judo heb ik altijd graag gefotografeerd, al is dat best moeilijk. IJshockey vond ik ook geweldig, maar dat is nog moeilijker. Het gaat alle kanten op, van voor, naar achter, vrij rommelig. Als ik mijn carrière over zou mogen doen, dan zou ik ijshockeyer worden. Dat is mooi hoor. Ik judode in mijn jeugd op hoog niveau, ben een paar keer kampioen van Noord-Holland geweest. Maar of ik topsporter had kunnen worden? Dat weet ik niet. In die tijd kon je er bijna geen geld mee verdienen. Toen ik steeds meer ging fotograferen ben ik gestopt met judo.”

Een zelfgemaakte perskaart

“Ik was gek van sport en wilde naar het CIOS. Of anders naar de Rietveld Academie. Nee, dat is geen sport. Maar ik houd zowel van kunst als van sport. Een groot verschil? Valt best mee. Op een open dag van de Rietveld Academie zag in de wachtruimte allemaal jongens met hun portfolio onder hun arm. Zelf had ik niks bij me. Toen ben ik meteen weggegaan, haha.”

“Niet veel later ging ik er met een zelfgemaakte perskaart elk weekend op uit: tafeltennis, judo, zwemmen. Ik kwam overal gemakkelijk binnen. Meestal was dat in Amsterdam. Na zo’n dag fotograferen ontwikkelde ik zelf de negatieven. Daarna ging ik langs zes kranten, in de hoop dat ze één of twee foto’s wilden publiceren. Reuze spannend natuurlijk. Elke keer als ik op maandagochtend een foto van mij in de krant zag, was ik dolgelukkig.”

Programmeur

“Rond mijn twintigste werkte ik bij Deltaloyd, als computeroperator. Daar hadden ze een fotoclub, waar ik lid van werd. Al snel wist ik: híer wil ik mijn beroep van maken. Eerst werkte ik nog als operator, later als programmeur. De computers waren toen veel groter dan nu, het was een andere tijd. Op een gegeven moment stopte ik met mijn werk en nam ik een baantje waarbij ik in het weekend vrij was. Pas rond ‘69 of ‘70 begon ik echt als fotograaf te werken. In het begin vooral in het weekend. Ik ging overal langs met mijn zelfgemaakte, onofficiële perskaart. Meestal lieten ze mij gewoon binnen, haha.”

35 gulden

“Met geld verdienen was ik niet zo bezig. Mijn vrouw werkte toen nog en we hadden lage huurkosten. Wel wilde ik een nieuwe camera kunnen kopen. Ik twijfelde weleens. Ben ik wel goed genoeg? Op vakantie in Frankrijk werd al mijn apparatuur gestolen, uit onze auto. Het eerste dat ik dacht was: dán word ik maar geen fotograaf. Maar we hadden een verzekering en kregen 5000 gulden vergoed. Dus toen tóch maar een nieuwe camera gekocht. Dan ga je er gewoon weer voor.”

“Op een gegeven moment publiceerde ik af en toe in het sportkatern van De Tijd. Op een dinsdagmiddag – ik weet het nog goed – stapte ik de redactie binnen, waar ze net aan het vergaderen waren, en vroeg: ‘Mag ik de WK-kwalificatiewedstrijd Nederland – België doen?’ Maar nee, dat hoefde niet. Ze hadden al iemand. Maar ik mocht wel naar een benefietwedstrijd, samen met Harry Vermegen. Voor het gi-gan-ti-sche bedrag van 35 gulden. De week erna stond er een foto van mij in de krant. Dat was het begin. Later plaatste ze een serie van acht foto’s van mij van aanvaller Willy Brokamp. Een paar jaar daarna deed ik voor VI veel voetbalwedstrijden en maakte ik voor Panorama elke week een portret.”

WK-finale 1978

“Voor het voetbalblad Kick heb ik het WK van ’74 gefotografeerd. Het WK in Mexico, in ’82, zou ik ook bezoeken, ik was al Spaans aan het leren. Maar Nederland kwalificeerde zich niet. Het EK ’88, toen Nederland Europees Kampioen werd, kan ik mij ook nog goed herinneren. Dat was mooi, maar mijn persoonlijke hoogtepunt is een ander toernooi: het WK in Argentinië in ’78.”

“Oranje verloor de eerste poulewedstrijd, speelde niet al te best en na drie wedstrijden wilde de verslaggever naar huis. Ik moest mee terug naar Nederland. De wedstrijd daarna, tegen Oostenrijk, werd met 5-1 gewonnen. Ik zat toen dus thuis. De halve-finale, tegen Italië, wonnen ze weer. Ik zat op de bank, te huilen. Straks wordt Nederland wereldkampioen en ben ik er niet bij, dacht ik bij mezelf. Dus kocht ik op eigen initiatief een vliegticket. Ik wilde naar de WK-finale: Nederland – Argentinië.”

“In welke functie ik daar naar toe ging? Als fotograaf én als supporter. Zat ik daar in die persruimte: ‘Hallo ik ben Hans Heus, fotograaf uit Nederland.’ Kreeg ik een hesje, zo’n ORANJE HESJE! Waarmee ik het veld op mocht, voor de FI-NA-LE! Na afloop was ik niet eens zo heel teleurgesteld dat we had verloren. Die Argentijnen waren zo blij. Of ze het hadden verdiend? Weet ik niet, maar het gewone volk verdiende het zeker. Ze leefden in een dictatuur, ik gunde ze die overwinning wel.”

Ellen van Langen

“Als fotograaf heb ik veel van de wereld gezien. Als ik het boek dat mijn zoon Bas en ik hebben gemaakt doorblader (Heus & Heus, QM), zie ik alles weer voor me. Aan de hand van al die foto’s kun je zo mijn hele leven rubriceren. Mezelf heb ik nooit vaak gefotografeerd. Dat had ik wel gewild hoor. Maar ja, dat doe je niet, hè.”

“In 1992 heb ik de Zilveren Camera gewonnen met een foto van Ellen van Langen op de Olympische Spelen in Barcelona. Een paar seconden daarvoor was ze als eerste gefinisht op de 800 meter. Ik was blij dat ik won, maar ook teleurgesteld. Eigenlijk wilde ik liever de prijs voor Fotojournalist van het Jaar. Ik had een aantal mooie series ingestuurd, dus toen de organisatie opbelde, dacht ik: nu gaan ze zeggen dat ik heb gewonnen. ‘Hans, je hebt de Zilveren Camera gewonnen voor de beste foto van het jaar,’ hoorde ik aan de andere kant van de lijn. ‘Oh,’ zei ik, teleurgesteld. Toch was het best leuk natuurlijk. Al vind ik het zelf niet de mooiste foto die ik ooit gemaakt heb. Mijn foto uit de Tour de France van ‘77, die waarop de wielrenners om het hoekje komen, is één van mijn beste, denk ik. Iemand heeft mij weleens gezegd dat prins Bernard het ook een mooie foto vond.”

Vijf favoriete fotografen

1. Kees Scherer (1920-1993): Het Amsterdam van Kees Scherer

2. Jeanloup Sieff (1933-2000): naakten en landschappen

3. Albert Watson (1942): Cyclops

4. Jan Saudek (1935): Life, love, death

5. Jacques Henry Lartique (1894-1986): zonder titel

Kees Scherer

“Ik schat dat ik een stuk of zestig fotoboeken heb. Niet zo veel dus. Ik heb er één meegenomen: Het Amsterdam van Kees Scherer. Waar en wanneer ik het gekocht heb, weet ik niet meer. Kees Scherer was geen nieuwsfotograaf en bleef ver verwijderd van het harde werk. Ik houd van de sfeer op zijn foto’s: zwart-wit, de atmosfeer, het mooie licht, soms een laag staande zon. De eenzaamheid op zijn beelden vind ik fantastisch. Ik denk dat als ik zelf foto’s maakte, zijn werk altijd wel in mijn achterhoofd zat. Onbewust, zonder dat je het weet.”

“Een andere reden dat ik graag dit boek bekijk, is omdat ik hierin mijn jeugd voorbij zie komen, het Amsterdam van de jaren ‘50. Op deze foto’s lopen kinderen rond waarvan ik denk: dat zou ík geweest kunnen zijn. Soms zie je een vrouw die op mijn moeder lijkt. Er zijn kinderen die aan slagbal doen, jongens op hun wielrenfiets, spelende meisjes op straat. Allemaal dingen die ik vroeger ook deed. Ja, soms mis ik die tijd wel.”

Tuinman in Frankrijk

“In 2005 ben ik met mijn vrouw naar Frankrijk vertrokken. We wonen in Tarn, vlakbij Monestiés, in een gehucht van vijf huizen genaamd Canabel. Het is er een beetje zoals in de jaren 50 van Amsterdam. Het dorp heeft maar vijf huizen. Als ik de buurman tegenkom, houden we een praatje. We doen ‘t rustig aan, maar ik ben nog heel actief en heb allemaal ideeën.”

“Rondom ons huis hebben we honderden bomen geplant, op ons eigen stukje land. En we hebben een moestuin. Ik leef als een soort tuinman in Frankrijk. We hebben ook een gîte, een vakantiehuis, voor twee personen. Bezoekers kunnen dat huren. Maar dat regelt vooral mijn vrouw. Na afloop zeggen onze gasten altijd: ‘Wat heerlijk rustig hier, dat heb je niet in Nederland.’ 

“Frankrijk mis ik niet als ik in Nederland ben. Andersom wel. Wat ik dan het meeste mis? Bas en zijn gezin. Daarom kom ik af en toe naar hier. Misschien dat we ons huis over een paar jaar verkopen en dan weer terug gaan naar Nederland. Hebben we toch een mooie, lange vakantie gehad.”

Dromen van de zege

“In 2003 kwam er een boekje uit van mij, Dromen van de zege, een selectie van mijn sportfoto’s. Of ikzelf de zege heb behaald, als fotograaf? Ja, ik denk het wel. Als je een mooie foto maakt, is dat elke keer een zege. Daar kun je wel een paar weken op teren. Zo’n foto van Maradonna, die ik maakte in 1986… Toen de wedstrijd was afgelopen rende ik meteen naar hem toe. Met de politie stond ik arm in arm om de andere fotografen tegen te houden. De foto die ik toen maakte was niks. Maar voor de wedstrijd had ik Maradonna ook gefotografeerd. Die zie je in het boek. Ja, ik word echt gelukkig van een goede foto. Dat blijft, hoe oud je ook bent.”

Asahi Pentax 

“Wanneer ik voor het eerst een camera vasthield? Goh, dat is wel lang geleden hoor. Volgens mij was dat er één van mijn broer: een Asahi Pentax. In het begin was het gewoon een hobby. Ik begon met fotograferen toen ik een jaar of 17 was. Nu ben ik 69 en doe ik het nog steeds – als fotograaf ga je niet met pensioen. Ik had nooit kunnen vermoeden dat de fotografie uiteindelijk de rest van mijn leven zou gaan bepalen.”

Heus & Heus, het ruim driehonderd pagina’s dikke fotoboek van vader en zoon Heus, geeft een overzicht van veertig jaar Nederlandse (sport)fotografie. Na afloop van het gesprek maakt het 6-jarige zoontje van Bas een foto van de interviewer. Wie weet stapt er over een jaar of twintig wel een derde generatie Heus de fotografiewereld binnen. Aan zijn genen zal het niet liggen.

• Volgende week Rink Hof over Goed Volk van Joost van den Broek. 

• Op de hoogte blijven van deze serie? Like de Facebookpagina van Favoriete Fotoboeken of volg de auteur via Twitter.