De angst dat de kwaliteit van de fotografie achteruit gaat door de weggevallen grens tussen hoge en lage kunst is niet logisch. Aldus concludeert Rutger Pontzen, medewerker beeldende kunst bij de Volkskrant, in de inleiding van het speciale katern over fotografie dat de krant nu voor de tweede keer op oudejaarsdag publiceert onder de naam Observatorium.
Pontzen reageert daarmee op de discussie die eind september begon met een stuk van Hans den Hartog Jager in NRC Handelsblad. De discussie is nog steeds te lezen in de rubriek Opinies van PhotoQ.
Onder de kop ‘Het licht is van iedereen’ schrijft Pontzen: ‘Het medium fotografie is van een totaal andere aard, wat betreft techniek, beeldvorming, publicatiemogelijkheden, reproductietechnieken en houding van de maker. De twee zijn onvergelijkbaar. Fotografie past beter in de brede visuele cultuur van film en televisie dan in het domein van de beeldende kunst.’
En verder: ‘De fotografie is veel breder dan je op grond van historische overzichtsboeken en museumtentoostellingen zou denken, kijkend door de bril der hoge kunsten. Kranten, huis-aan-huis-folders, affiches, tijdschriften, winkelproducten waarop foto’s staan afgedrukt, briefkaarten, postzegels, boekomslagen, internet – de alomvattende aanwezigheid van het fotografische beeld is ronduit verpletterend. Als er één medium is dat een beeld van de wereld heeft gegeven, en daardoor ook het beeld van de wereld heeft bepaald, dan wel de fotografie.’
De bijlage Observatorium is net als vorig jaar inhoudelijk samengesteld door chef fotoredactie Arno Haijtema en de Amsterdamse galeriehouder Willem van Zoetendaal. Er wordt aandacht besteed aan onder meer Spaarnestad Fotoarchief, Finse fotografie, Hans van der Meer en een reportage van Philip Blenkinsop uit Laos. In het hart van het katern staat op double spread formaat een portret van een Afrikaanse man, gemaakt door Céline van Balen.