Vanaf 11 februari toont het Haagse fotomuseum het werk van Dirk de Herder in samenhang met tijdgenoten als Lucebert, Eddy Postuma de Boer en Wally Elenbaas.
De Herder overleed in 2003 op 88-jarige leeftijd. De familie van de fotograaf besloot onlangs ruim 40 foto’s in langdurig bruikleen te geven aan het Gemeentemuseum Den Haag.
Dirk de Herder werd ‘de laatste romanticus van het noorden’ genoemd. Zijn leven lang is hij op zoek geweest naar poëtische schoonheid en zijn eigen volmaakte wereld. Hij gaf die vorm als filmer, schilder, maker van collages, kunstkastjes en boeken. Die zucht naar romantiek beïnvloedde al zijn werk – het liefst had hij niets met de maatschappij om zich heen te maken. Zijn foto’s konden dan ook niet anders zijn dan zwart-wit; kleur zou te dicht bij de schilderkunst en de werkelijkheid in de buurt komen.
De Herder, geboren in Rotterdam in 1914, onderhield contacten met fotografen als Brassaï (de Hongaarse meester van de zwart-witfotografie die in Parijs woonde) en Henri Berssenbrugge (de fotograaf die het picturalisme in Nederland bekendheid gaf).
Hij verkeerde veel in kringen van kunstschilders en was enige tijd fotograaf van de Cobra-beweging, waardoor hij Karel Appel en Corneille goed leerde kennen.
Voor de Vara portretteerde De Herder tussen 1954 en 1964 honderden artiesten, waaronder Pipo de Clown, Dorus (Tom Manders) en Arthur Rubinstein. Zijn favoriete onderwerpen vond hij echter dicht bij huis, zoals bloemen, mensen, straten en stranden. Ze figureren in zijn mooiste foto’s: van een open venster met vitrage, genomen met tegenlicht, en van glimmende straten na een nachtelijke regenbui.
• Zie ook: Archief De Herder naar Nederlands fotomuseum
• En: Dirk de Herder (88) overleden