De eerste foto die ik van Lex zag was die van Kid Reed. Bassist bij The Boys. NRC, 1977. Een meesmuilend pikkie laat elastisch, licht door de knieën gezakt, bezweet en bezeten zijn bas grommen. We deelden een voorliefde voor bassisten. Omdat ze niet zo opvallen, hun werk eenvoudig lijkt en ze de muziekmotor meer dan wie ook draaiende houden. We meenden daarin iets te herkennen.
Over zìjn eigen rol in de luwte was Lex pragmatisch, met veel gegrom leek hij zich in zijn lot te schikken. Een beer die misbaar maakt, zo speelde hij het graag. Door die ietwat getergde houding wist hij een hoop ruimte voor zichzelf te creëren. En je kreeg nooit het gevoel dat hij dat deed voor zichzelf, maar in de eerste plaats voor de fotografie.
Toen ik hem vroeg wat hij op de eerste grote popfotografietentoonstelling in de Kunsthal (1994) wilde laten zien kwam hij natuurlijk met die Bonofoto, maar ook een David Bowie die als een soort bleke vampier uit z’n graf leek te rijzen en natuurlijk zijn eigen favoriet: Texacala Jones. Je kijkt neer op een sexy zangeres in leer, netkousen met gaten en een diep decolleté, die liggend op een ruwhouten vloer naast een explosie van wat wel bloedspetters lijken, gewoon haar werk blijft doen; the show must go on.
Nog meer Lex zat er in dat beeld van Jerry Lee Lewis, dat geen enkele popfotograaf in zijn archief heeft. Je kon precies zien waarom.
Neem alleen al het standpunt van Lex: Lewis is van achteren te zien, aan de piano.Tussen hen in een duistere hand aan wie Jerry Lee zijn stropdas afgeeft. Net als de cape van James Brown die iedere keer opnieuw rond ’the hardest working man in showbusiness’ werd gelegd om hem zachtjes te manen nu toch eindelijk the stage te verlaten – al kon James het maar niet opgeven, zo voert The Killer hier ook een show-tje op.
Het gebaar doet wat potsierlijk aan; als je zo nodig een stropdas omdoet voor dat je losbarst had je ‘m beter in de kleedkamer kunnen laten hangen, lijkt Lex te willen zeggen. Dat was wat hem zo goed maakte. Net als Cartier-Bresson had hij maar heel weinig ruimte nodig om een bescheiden maar trefzeker statement te maken, dat ver boven de gebruikelijke popfoto uitgaat.
Het wrange is dat ik verleden week eindelijk zijn boekje ‘Profiel’ vond en heb gekocht. Zestig portretten van muzikanten gemaakt op de meest eenvoudige manier: van opzij. Hoef je elkaar niet aan te kijken. En voor die gasten weer eens wat anders. Ik heb het altijd een formule gevonden waar een fotograaf verre van moest blijven en hij was het daar natuurlijk niet mee eens. We besloten beiden gelijk te hebben. Voor in de krant kon het, in een boekje wordt het te snel teveel van hetzelfde.
Toen ik hem later vroeg een tentoonstelling van mijn werk in Galerie 2,5 x 4,5 te openen zag hij zijn kans schoon en kon heerlijk neutraal voor het bescheiden aanwezige publiek mij even op mijn plaats zetten. Ik, ‘zou zijn leven hebben verrijkt’. “En dan bedoel ik ook die keer, dat Fran mijn boekje ‘Profiel’ in het vakblad de Journalist met de grond gelijkmaakte. Dat heeft de betekenis van het woord collega diepte gegeven. Het is misschien niet een erg voor de hand liggende manier om vrienden te maken, maar als onderdeel van een groter plan toch effektief gebleken. Nu kan ik mijn eigen boekje voor slechts 10 gulden bij de Slegte kopen.”
Dat was Lex; venijnig, intelligent, humoristisch en uiteindelijk warm. Always bite the hand that feeds you. Dat heb ik van hem geleerd. En hoe moedig het is op een bepaalde manier eenvoudig te blijven zonder het excuus van schuchterheid op te voeren, je je een plek als individu te bevechten zonder misbruik van je medemensen te maken.
Hij zou hier natuurlijk weer een snedig antwoord op hebben gegeven. Jammer dat ik nog even moet wachten, en zoals je ooit op je telefoonbeantwoorder als boodschap had ingesproken dat je “nogal … afwezig was” zal ik aan je blijven denken.
Fran van der Hoeven
• Ook op PhotoQ: Popfotograaf Lex van Rossen (57) overleden