Grote liefde voor het medium fotografie

Curator en critica Anna Tilroe opende tien dagen geleden de tentoonstelling van Marrigje de Maar in Huis Marseille. In haar lezing trekt ze een vergelijking tussen de waardering voor fotografie in de kunst begin jaren tachtig en de waardering van nu. Hieronder is het verhaal van Tilroe in zijn geheel na te lezen.
Over de foto’s van Marrigje de Maar
– een (korte) lezing door Anna Tilroe

Het allereerste stuk dat ik als kunstcriticus ooit schreef, was over een foto-tentoonstelling in het Stedelijk Museum. In die tijd, ik spreek over 1983, was zo’n tentoonstelling iets bijzonders. Het museum beschikte nog niet zo lang over een foto-afdeling en het was nauwelijks een geheim dat de jonge conservatrice, een zekere Els Barents, stevig op haar benen moest staan om de scepsis van de toenmalige directeur te pareren. Voor Edy de Wilde, en met hem een groot deel van de officie?le kunstwereld, was fotografie een tamelijk vulgair genre dat door zijn aard veel te dicht op de zichtbare werkelijkheid zat. Dat strookte niet met de gangbare esthetische ideologie die kunst autonoom had verklaard en daarmee had losgekoppeld van de dagelijkse werkelijkheid. In die tijd hadden de meeste kunstwerken dan ook de titel Zonder titel.

Ook de foto’s waar ik in de Haagse Post over schreef waren Untitled, al stond er bij een aantal wel Film Still achter. De fotografe, Cindy Sherman, gaf ermee aan dat zij zich niet op de directe werkelijkheid baseerde, maar op de werkelijkheid van de film. De poses die haar personages aannamen (altijd vertolkt door Sherman zelf ) waren herkenbaar als de stereotypiee?n en coderingen van de filmindustrie. Het waren zo bezien afbeeldingen van afbeeldingen en dat maakte dat ze op een andere, meer abstracte manier gelezen konden worden dan gewone foto’s. Waarmee ze weer heel dicht bij de gangbare kunstopvatting kwamen en het idee van de autonomie van het kunstwerk.

Sindsdien is in de kunst en de fotografie veel gebeurd. Het idee van autonome kunst is zwaar gee?rodeerd, er zijn veel meer jonge kunstenaars die fotograferen dan schilderen, en foto’s brengen op de kunstmarkt nu kapitalen op. Het Stedelijk Museum loopt nu zelfs voorop met foto- aankopen die nog een laatste barrie?re lijken te doorbreken: de aankoop van amateurfoto’s.

Dit is niet de plek om daar commentaar op te leveren. Maar e?e?n ding wil ik er wel over zeggen en dat hangt direct samen met de tentoonstelling hier: foto’s op zichzelf zijn geen kunst, maar fotografie is, net als verf en penseel, een medium om kunst mee te maken. En hoe ingewikkeld het in onze tijd ook is geworden om te bepalen wat kunst is en wat niet, als we goeie kunst zien herkennen we die direct.

Marrigje de Maar is een kunstenaar. Waarom zeg ik dit? Het meest voor de hand liggende antwoord is dat haar foto’s zoveel op schilderijen lijken. Traditionele schilderijen zelfs. De compositie, die altijd zorgvuldig is uitgekozen en gekaderd, de lichtval, zeg maar gerust het clair-obscur, dat bijna als op 17e eeuwse schilderijen een bepaald deel uitlicht en tot middelpunt verklaart, en natuurlijk het genre waarin Marrigje de Maar werkt: het interieur. Bovendien hebben haar foto’s een karakteristiek die haar op afstand plaatst van de meeste fotografen, kunstenaar of niet, en dat is wat in schilderstermen ‘de huid’ heet. De Maars’ foto’s hebben een buitenkant die je in je vingertoppen voelt, een huid van velours.

Dat laatste zeg ik niet voor de mooie beeldspraak. Waar ik op doel is de grote zorg en precisie waarmee de foto’s die we op deze tentoonstelling zien, zijn gemaakt. Een zorg waaruit grote liefde voor het medium fotografie spreekt, in het bijzonder voor die kwaliteit van foto’s die in het digitale tijdperk volkomen verloren dreigt te gaan terwijl de mogelijkheden ervan eigenlijk nog niet voldoende zijn verkend: de zintuigelijkheid van het fotografische beeld.

Voor mij, ik zeg het er maar snel bij, hoeft kunst niet per se zintuigelijk te zijn. Conceptuele kunst heeft ook zo haar bijzonderheden. Maar ik ben altijd heel gelukkig als ik beelden zie die niet alleen mijn brein maar ook mijn zintuigen beroeren, want dan wordt een gebied aangeraakt waar we geen directe controle over hebben, het gebied waar de emoties liggen. Juist bij fotografie, het medium dat zo bedriegelijk dicht op de zichtbare werkelijkheid lijkt te zitten, is de zintuigelijke beroering, de esthetische ervaring om het anders te zeggen, een middel om dat wat wij van de wereld menen te zien, minder vanzelfsprekend te maken, een andere dimensie te geven. Het is een middel dat altijd de kracht van kunst heeft uitgemaakt doordat het ons boven onszelf uittilt en ontvankelijk maakt voor het onbekende. In een tijd waarin heel veel kunst zichzelf rechtvaardigt, of min of meer gedwongen wordt dat te doen, met politiek correcte teksten, dreigt dat meer en meer een zeldzaamheid te worden.

De zintuigelijkheid van de foto’s van Marrigje de Maar beperkt zich niet tot hun huid. En die van ons. Als je naar haar foto’s kijkt, ho?o?r je ook iets: een overweldigende stilte. Dat komt natuurlijk in de eerste plaats doordat er geen mensen op voorkomen. De stoelen, tafels, kleden, fornuizen, potten en pannen lijken er alleen maar voor zichzelf te zijn. Ze staan en liggen alsof ze dat altijd zo doen, alsof ze onverbrekelijk op die plek thuis horen en nooit verschoven, opgetild en verplaatst worden. Alsof nooit met deksels wordt gekletterd, nooit borden rinkelen, nooit vuren loeien. Maar het is ook nog iets anders dat die stilte veroorzaakt en dat is het gevoel van tijdloosheid.

Dat klinkt misschien raar. We zien immers heel duidelijk interieurs van mensen die op dit moment in China leven. Het enorme China waarin de tijd vele gezichten heeft, het gezicht van de 15e en de 21e eeuw naast elkaar. Niet ver van het ijzeren fornuis annex houtkachel die in het midden staat van wat zowel een woonkamer als een slaapkamer is, kan zomaar een plastic jerrycan staan of een tv-toestel, en het zou mij niet verbazen als ergens een mobiele telefoon op een signaal ligt te wachten. En toch kijken we naar een tijd die geen tijd is maar een eeuwigheid. Of misschien moet ik zeggen een eeuwige terugkeer. De eeuwige terugkeer van de meest basale levensbehoeften: eten, drinken, slapen, delen van emoties en delen van informatie over die complexe, gevaarlijke en toch zo fascinerende wereld die hier even op afstand is geplaatst. Je ziet en hoort niemand op deze foto’s, en dit mag dan wel China zijn, maar we herkennen de sfeer: wij zijn hier allemaal al eens geweest.

En daarmee kom ik bij een ander bijna zintuigelijk aspect van Marrigje de Maars foto’s: hun intimiteit. De interieurs die ze gevonden heeft, en waar ze toen zij ze vond geen meubelstuk of object aan heeft verschoven, ademen vaak zorg en aandacht uit voor de gemeenschap van een familie. De zorg van een hand die de broden heeft opgestapeld, de pannen geschuurd, de kleden gevouwen, de prenten van heiligen, boeddhistische meesters, Mao, heeft opgehangen. We zien de hand van een mens die ergens een toevallige plek zijn thuis noemt. Een schuilplaats waar alles voor een korte tijd op z’n plaats valt. Roerloos. Alsof het altijd zo is geweest en zal blijven. Een eeuwige droom van een werkelijkheid waarin wij e?cht thuis zijn.

www.huismarseille.nl