Weinig schrijvers slagen er net als Gerry Badger in de historie van en theorieën over fotografie inzichtelijk te maken voor een groter publiek. Dat Badger een voorliefde heeft voor het fotoboek blijkt uit de aandacht die het fotoboek toekomt in de essaybundel The Pleasures of Good Photographs. Hoewel slechts één essay specifiek over het fotoboek als medium handelt, passeren in de andere essays talloze fotoboeken de revue, te beginnen met een betoog over American Photographs van Walker Evans
Met het uiterst leesbare The Genius of Photography (in het Nederlands verschenen onder de titel Door het Oog van de Lens) en de daarbij behorende gelijknamige zesdelige BBC-serie, toonde Badger hoe de geschiedenis van een complex medium op heldere wijze kan worden verteld.
Hoewel doorgaans Martin Parr wordt geprezen voor de samenstelling van de twee uiterst succesvolle delen van The Photobook, waren het toch vooral de teksten van Badger die inzicht gaven in de wereld van het fotoboek. Het boek leidde zoals bekend tot een ware opleving/hype van het fotoboek.
The Pleasures of Good Photographs bevat 17 essays en een intermezzo getiteld ‘The Walk To Paradise Garden’ (een verwijzing naar de beroemde foto van W. Eugene Smith. In het tussenstuk toont Badger een reeks foto’s die met elkaar samenhangen doordat zij, in de ogen van Badger, het ‘pad’ als centraal thema hebben. Het is Badger’s variant op Looking at Photographs (1973) van zijn grote held John Szarkowski, waarin steeds een foto op een pagina werd besproken.
Badger brengt niet zomaar een hommage aan Szarkowski. Deze had een bepaalde visie op fotografie en kwam daardoor, vooral vanaf de jaren zeventig, zwaar onder vuur te liggen. Badger schrijft daarover in de inleiding: ‘As far as writing about photography is concerned, for me the master was Szarkowski. He could be a little narrow in his perspective at times, but he was second to none as a stylist and was suprème in his insight. His great virtue was that he himself was a photographer, so he knew from experience the kinds of touches that went on through a photographer’s mind at the crucial moment of clicking the shutter’. Het is een directe aanval op critici die zelf nooit een camera vast hebben gehouden, of gefrustreerde fotografen waren.
In het openingsessay ‘The Pleasure of Good Photographs’ houdt Badger een verhelderend betoog waarin hij zijn eigen positie binnen het discours bepaalt. In sneltreinvaart worden begrippen, schrijvers en ontwikkelingen in en over fotografie behandeld en positioneert Badger zich in het midden. Vooral de verschillende denkrichtingen over fotografie staan centraal. De revolutie die formalist Szarkowski veroorzaakte, maar ook de onvermijdbare contrarevoluties van conceptualisten, poststructuralisten en postmodernisten, worden helder uiteengezet, en hoewel Badger niet volmondig kiest voor een stroming, valt tussen de regels door wel een hang naar de eerste op te maken, waarin inhoud belangrijker is dan de vorm. Zelf schrijft hij: ‘The basis of my position is this. It rests, I think, upon two truths that I hold to be self-evident. The first is that photography is not only potentially an art form, it is one of the most important art forms of our time. The second is that photography is not simply an inferior form of painting, or a system of cultural signs, but that it has qualities – shared in part, but only in part, with film – which set it apart from other media, and that, despite its myriade problem, it is one of the most beguiling and pleasurable of mediums’.
Na het openingsessay volgen zestien essays. Het interessante daarin is dat Badger niet steeds kiest voor fotografen die tot de ‘canon’ van de fotografie behoren. Natuurlijk bespreekt hij werk van Walker Evans en Eugène Atget, maar telkens plaats hij deze figuren in een groter kader. En waar dan beter te beginnen dan bij de toch altijd weer complexe Walker Evans?
Vaak kiest Badger het werk van een relatief onbekende fotograaf om diens werk vervolgens te plaatsen in een historische context of te koppelen aan heersende discussies over het medium. Wanneer alle essays, die overigens prima afzonderlijk functioneer, gelezen zijn, heeft de lezer inzicht gekregen in de geschiedenis en theorie van de fotografie uit het verleden, maar tevens genoeg voorbeelden van hedendaagse fotografen die plaats hebben in recente discussies.
Soms neemt Badger stevige standpunten in, maar nooit wordt het echt bijtend. Aan de hand van voorbeelden ontkracht Badger verschillende mythes, zoals dat van ‘participatory observation’, een stroming waartoe hij b.v. Nan Goldin en Richard Billingham rekent. ‘(…) but clearly it would seem that photographing from the inside rather than the outsider is no guarantee against exploitation. Neither it is a guarantee against bad picture nor fair and honest representation. Insiders have no monopoly on either artistic talent or good intention.’ Badger waarschuwt dus voor de gevaren en het gegeven dat sommige fotografen pogen critici de mond te snoeren door zich te beroepen op dit soort ‘persoonlijke’ fotografie. Het zijn niet zozeer de Goldins die zich hieraan schuldig maken, maar wel de talloze mindere navolgers.
Ook in het essay over Patrick Zachmann, wiens werk als basis dient voor een betoog over de documentaire fotografie, bevat enkele interessante stellingen. Badger noemt hierin de tendens van zelfreflectie onder fotografen, zoals In History (2008) van Susan Meiselas en het collaboratieve Open See (2009) van Jim Goldberg. Deze vorm van ‘postmodern reportage’, maakt de documentaire niet zozeer eerlijker, maar wel interessant en complex. Helaas is dit wederom niet altijd het geval in de zelfreflectieve documentaire fotografie. ‘During the 1970s, there was a brief attempt, yet one that stil resonates, to talk about the “concerned” photographer. The attempt petered out, largey because the debate was a specious one. Every photographer should be a concerned photographer, although unfortunately today, too many photographers seem to be concerned solely with themselves’.
Zo nu en dan gaat Badger in tegen de heersende stromingen. Soms leidt dat tot rehabilitatie van oud werk. Het duidelijkst is dat in het essay over het boek Nothing Personal (1964) van fotograaf Richard Avedon en schrijver James Baldwin. Waar Avedon in de jaren zestig nogal eens werd afgeserveerd als een vlakke ‘celebrity’-fotograaf (een standpunt dat ook Badger in het verleden innam), daar dicht Badger het boek nu een enorme kwaliteit en diepgang toe. En inderdaad, het is een erg mooi boek waarin de Amerikaanse samenleving stevig wordt bekritiseerd al is dat toch voornamelijk te danken is aan de bijtende tekst van James Baldwin. ‘The other’ The Americans, zoals Badger nu zelfs placht te stellen, is wellicht een iets te complimenteus oordeel.
Aangezien The Pleasures of Good Photographs talloze thema’s behandelt, zullen er altijd punten zijn waarin de lezer en schrijver het oneens zullen zijn, maar de ware kracht van het boek is de luchtige en eigentijdse behandeling van complexe thema’s binnen de fotografie. ‘If looking at photographs is a pleasurable activity, it is pleasure in a complex, transformative, frequently unsettling sense. It is not pleasure unalloyed, for no profronde pleasure is ‘pure’ … Like many truly enriching blessures…photography has its dark, ruling, even dangerous aspects’.
Met The Pleasures of Good Photographs heeft uitgeverij Aperture een mooie toevoeging gedaan aan de groeiende reeks essaybundels ‘Aperture Ideas’ met titels als Photography after Frank van Philip Gefter en de heruitgave van Andy Grundbergs Crisis of the Real.
The Pleasures of Good Photographs (2010)
teksten: Gerry Badger
gebonden, 21,8 x 16 cm, 256 pagina’s
uitgever: Aperture
ISBN: 978-1-59711-139-3
prijs: 26,99 euro