Kort college over de geschiedenis van het fotoalbum

Foto’s van familiealbums als behang aan de wand, en ook eentje als kleed op de museumvloer, stapels albums met touw gebundeld: de vorige week geopende tentoonstelling die Erik Kessels samenstelde voor Foam onder de titel Album Beauty is ook zelf een beauty. PhotoQ publiceert hieronder de openingstoespraak van foto-antiquair Frido Troost, die uitpakte als een compacte geschiedenisles.
Het kiekjeslandschap is voorgoed veranderd

Sinds jaar en dag al verzamel ik – naast allerlei andere vormen van gebruiksfotografie – familiealbums en snapshots. Net als Erik. Niet voor de heb, maar voor de handel. Nog overal kom je ze tegen: op beurzen, de rommelmarkt en op veilingen. En nog steeds in grote getalen. Er moeten zo wereldwijd- dat is op zich een fenomeen – nog letterlijk miljoenen van deze ‘family-scrapbooks’ boven de aarde zweven om eens, de komende – pak ‘m beet – tien à twintig jaar in de openbaarheid neer te dalen en hun verhalen prijs te geven aan verzamelaars, scharrelaars, voyeurs misschien, en tegenwoordig in toenemende mate, onderzoekers: sociologen, antropologen, kunsthistorici.

Nog zo’n twee decennia is de voorraad onbeperkt, daarna is de koek onvermijdelijk op: want ík ben al van de generatie die, zo leerde mij een rondvraag, het over het algemeen verleerd of ontwend is om in verloren uurtjes minutieus mijn verzamelde familiekiekjes, al dan niet gerangschikt naar gebeurtenis of in chronologie in een album te plakken. Laat staan die beelden, willen ze er als herinnering nog enigszins toe doen, te voorzien van bijschriften.
Voor mij volstaat een schoenendoos.

En mijn zoon, die weet al niet eens meer wat een filmpje is, laat staan een afdruk. Voor hem en zijn generatiegenootjes volstaan Facebook, Flickr en Hives. Zijn foto’s komen de computer niet eens meer uit. Het kiekjeslandschap is voorgoed veranderd. Het fysieke album hoort daar niet meer thuis. Het fysieke album sterft uit en verwordt tot geschiedenis.

Het eerste Nederlandse museum dat inmiddels min of meer systematisch familiaire tradities aan de hand van albums verzamelt, is het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam, dat er nog geen tien jaar geleden mee begon. Het bezit inmiddels een prachtige collectie.
Het eerste boek dat het familiealbum als onderwerp bij de horens vatte verscheen al bijna dertig jaar geleden: In SAY CHEESE! Looking at snapshots in a New Way van Graham King, uit 1984, wordt naar mijn weten voor het eerst het fenomeen van het familiealbum op z’n karakteristieken geanalyseerd en een geschiedenis geschreven van de snapshot. ‘Folk art in gelatin’ noemt de auteur deze vorm van fotografie, en daar lijkt mij geen woord van gelogen: Fotografische volkskunst die, en dat is met zekerheid te bepalen, 1888 als geboortejaar kent.

Dat is namelijk het jaar waarin George Eastman, de founding father van het Kodak-imperium, voor het eerst een door iedereen te bedienen boxcameraatje op de markt bracht. Alvast geladen met een filmpje kocht de consument deze zogenaamde ‘Bull’s Eye’ bij de fotowinkel om er vervolgens, niet gehinderd door enige kennis van techniek, lustig op los te fotograferen. Eenmaal volgeschoten werd het toestel bij de fotograaf weer ingeleverd, de film ontwikkeld en afgedrukt, de camera opnieuw geladen en klaar was Kees.

Om de eenvoud en efficiency van deze vondst kracht bij te zetten werd een geniale marketingstrategie ontwikkeld waarin de vrouw de hoofdrol speelt: afgebeeld in advertenties en op affiches zagen we steevast een gelukkige huisvrouw in haar vrije momenten, met een Kodak-boxje “out in the open” foto’s maken van haar echtgenoot en kinderen, begeleid door de wereldberoemd geworden slogan: ‘You press the buttom, we do the rest…’

In het eerste jaar van productie werden er maar liefst 13000 van die boxjes verkocht. Daarna was het hek volledig van de dam! Het tijdperk van ’the vernacular’, de vrijblijvende ‘kiekjes-schieterij’, was geboren. In no-time volgde de concurrentie, Agfa voorop, en ontwikkelde zich rondom deze kiekjes-schieterij een complete industrie van cameraatjes, steeds kleiner en eenvoudiger, films, steeds kleiner en sneller, lenzen, gadgets, riempjes, tasjes, noem zo maar op… In tegenstelling tot wat u wellicht geneigd bent te denken ontwikkelde de foto-industrie zich eigenlijk vanaf dat moment nog uitsluitend rondom de consumentenmarkt. Dienstbaar en meedenkend… maar altijd tót het moment dat de foto gemaakt was.

Daarna werd de kiekjes-schieter aan zijn of haar lot overgelaten. Kodak leverde in de eerste jaren nog wel fotoalbums met voorgestansde pagina’s om de buit in op te slaan, maar staakte die productie al spoedig. Daar was eenvoudigweg geen geld mee te verdienen. In tegenstelling tot de cameramarkt en de almaar uitdijende Wereldbibliotheek van foto-instructieboeken voor de amateur, om toch vooral maar beter te kunnen fotograferen, ontwikkelde zich niets wat ook maar leek op iets van een visionaire album-industrie of instructie over hoe die dingen vervolgens te vullen. Fotoalbums waren over het algemeen en vooral in de eerste vijftig jaar een restproduct: samengesteld uit snijafval van de kartonnage-industrie en couponnetjes van textielbedrijven, samengebonden met een veterje. Alleen het pergamijnen vloeitje met spinragmotief werd speciaal voor dit doel vervaardigd. Zonder verdere instructies kocht de kiekjes-schieter in de fotowinkel of de boekhandel zijn of haar album, samen met een tube Velpon of een doosje fotohoekjes. Daar is eigenlijk nooit enige verandering in gekomen.

Gelukkig maar, zou ik bijna willen zeggen, want zonder bemoeienis van hogerhand, instructie en aangereikte ideeën anderszins was de kiekjesmaker volledig op zichzelf teruggeworpen bij het vullen van het album, dat voor hem op tafel lag. Een tabula rasa: leeg en ongeschreven. Wat er dan gebeurt, als de dilettant zich inlaat met het visualiseren van zijn eigen familiegeschiedenissen, zult u zien op deze tentoonstelling: het is visuele anarchie! Wederom niet gehinderd door enige kennis werden de albums gevuld met de verzamelde kiekjes, deels chronologisch, vaak ook niet. Gebeurtenissen tuimelen over elkaar heen, foto’s in alle soorten en maten, deels voorzien van tekst en toelichting, maar vaker ook niet. De structuur die zo ontstaat is met geen enkel ander beeld-verhalende vorm te vergelijken, non-lineair en veelal onbegrijpelijk. Heerlijke chaos! En toch menen we het vertelde te begrijpen. Het feest van de herkenning.

Je hoeft er niet voor gestudeerd te hebben om te constateren dat dit fenomeen wereldwijd heeft plaatsgevonden, letterlijk van New York tot Tokyo. Het leert ons veel, maar uiteindelijk eigenlijk ook helemaal niets: want altijd en overal is, hoe cryptisch, onbegrijpelijk en fascinerend de gesuggereerde vertellingen ook mogen zijn, de boodschap steeds hetzelfde: I’m happy, hope you’re happy too, om Ziggy Stardust, in zijn tin-box zwevend om de aarde, maar eens te quoten. Op de keper beschouwd is het familiealbum net als onze Facebookpagina: een metafoor voor het feit dat ook jij erbij hoort. Dat er met jou niets aan de hand is. Dat je je eigen vrouw niet mishandelt, je kinderen en de buurvrouw niet verkracht, altijd een nieuwe auto hebt en drie keer per jaar op vakantie gaat. En sterven doe je niet in zo’n verhaal.

Frido Troost is directeur van het foto-antiquariaat Institute for Concrete Matter

Meer over de tentoonstelling Album Beauty bij PhotoQ Agenda