De fotoprijs Kleine Hans is een reactie op de grote fotoprijzen . Geen dikdoenerij, maar fotografie vanuit bescheidenheid. Bert Sissingh vindt dat geen goed plan. In een open brief aan Hans Aarsman schrijft hij: ‘Niks toeval. Pure noodzaak, collega. Wat de fotografie nodig heeft zijn nieuwe meesterwerken.’ Sissingh stelt voor een nieuwe prijs in het leven te roepen, de Dikke Bert.
• Eerder op PhotoQ: Kat met drie ogen wint Kleine Hans 2007
Beste collega Hans Aarsman
In de kwaliteitskrant van afgelopen vrijdag lees ik dat een fotoprijs zou zijn uitgereikt aan een Duits-Amerikaanse kater. Jouw naam wordt met één en ander in verband gebracht. Nader onderzoek leert dat het een krolse karatekat betreft die door zijn baasje is uitgerust met een volautomatische fotocamera die om de zoveel tijd een kiekje maakt. Een vakjury zou onder de indruk zijn van het op deze manier geproduceerde beeldmateriaal, waarbij het toeval een belangrijke rol zou spelen.
‘Een gek is lastig’, zou mijn oude moeder zeggen. Houdt het dan nooit eens op Hans? Weet jij eigenlijk wel wat je in de fotowereld allemaal aanricht met die flauwekul? Moet ik zeker op de academie mijn studenten weer gerust gaan stellen dat er echt nog wel een toekomst voor ze is weggelegd. Ze zitten toch al midden in de eindexamenstress en dan krijgen ze ook nog te horen dat zo’n klotenkat het allemaal beter kan. Hoezo toeval? Het dier blijkt af en toe een soortgenoot (m/v) te fotograferen. Nou en? Katten hebben toch ook behoefte aan gezelschap. Ze schijnen op afstand heel goed een andere kat te kunnen ruiken. Dat bevordert de sociale cohesie en vergemakkelijkt het voortplanten. Wat dat betreft zijn het net fotografen. Als je Koos Breukel uitrust met zo’n apparaat zal er vast af en toe een collega opstaan. Wel in stemmig zwart-wit, maar toch. Van toeval zou sprake zijn als die kat opeens een foto maakt van een muis die ook zo’n ding om zijn nek heeft. Kom dan nog maar eens bij mij terug.
(Ik hoorde trouwens via-via dat er een boek uit is waar alleen maar portretten van fotografen in staan. Ook weer zoiets. Alsof daar wat aan te zien is aan die tronies).
En dan dat apparaat zelf. Zeker nog uit de analoge prehistorie. Het is toch al in strijd met de universele dierenrechten om zo’n lief beest als statief te gebruiken, maar als er ook nog een koektrommel om je nek wordt gebonden wordt het tijd voor een motie van de Partij voor de Dieren. In zo’n schoenendoos kan Peter R de Vries tegenwoordig een hele fotostudio bouwen. Misschien dat die kat eindelijk die sportschoenen van Joran op kan duikelen, doet-ie ook nog wat nuttigs voor de mensheid.
Een paar jaar terug heb ik tijdens een symposium de stelling verdedigt dat foto’s niet door fotografen, maar door camera’s gemaakt worden. Nogal een waarheid als een koe, maar hij viel niet in goede aarde. Mij werd ruw de mond gesnoerd door dat poezenvrouwtje dat bij jullie op de fotocollectie past (daar waar vroeger het Stedelijk Museum stond). Ik ben daarna ook meteen weer uit de fotogeschiedenis geschrapt. Ik ben toen kennelijk verkeerd begrepen. Ik ben helemaal niet zo’n postmoderne nihilist die vindt dat ieder kiekje telt. Integendeel. Alleen al uit pedagogisch oogpunt is zoiets funest. De jonge generatie is toch al zo in de war. Weten niet meer wat hoog of laag is. Denken dat Deep Throat net zo’n meesterwerk is als The Birds. Geloven dat het ene beeld het andere is. Dat leidt toch helemaal nergens toe. Kan je net zo goed de televisie aanzetten. Of een videostill van het hoofd van Gerard Arninkhof uitprinten, inlijsten en aan de muur hangen. Desnoods in stemmig zwartwit.
De meeste mensen werken gewoon voor hun geld, Hans. Misschien is het je ontgaan, maar het hele subsidiestelsel voor de beeldende kunst gaat binnenkort op de schop. Ik hoor Malle Geert al vragen stellen als die kat hier een startstipendium gaat opeisen. Straks krijgt niemand meer iets. Maar voor mijn studenten is het helemaal erg. Die zijn toch al zo in de war door al die aandacht voor de amateurfotografie. Ik moest zelf laatst een lezing voor ze houden over het familiekiekje. Ze hebben meer dan een uur ademloos gekeken naar de foto’s van wijlen mijn Oom Gerard, die bij ons de vakantiefoto’s verzorgde. Er is welgeteld maar één student weggelopen, want die moest naar zijn bijbaanje bij de supermarkt. Al die jonge mensen steken zich diep in de schulden, hoor. Daar hebben die verwende diplomatenkinderen bij jou op de Rijksacademie zeker geen last van. Komt Hans Aarsman ze vertellen dat fotografie allemaal toeval is. Daar betalen ze toch geen collegegeld voor.
Niks toeval. Pure noodzaak collega. Wat de fotografie nodig heeft zijn nieuwe meesterwerken. Anders kunnen wij de tent wel sluiten. Het is toch al zo treurig dat de fotografie zo weinig Grote Namen heeft voortgebracht. Met August Sander en Atget staat de teller nog steeds op twee, tenzij je Fox Talbot mee wilt rekenen, maar die had natuurlijk een voorsprong. Sindsdien is er eigenlijk niemand meer bijgekomen. Die twee lieten weinig aan het toeval over, hoor. Die hadden hun plan van te voren getrokken. Het meesterlijke is dat die foto’s na honderd jaar nog steeds blijven werken. Dat had Walter Benjamin goed gezien. Juist omdat het geen kiekjes zijn, maar omdat die beelden alles, maar dan ook alles (en nog wat) proberen te tonen. Bij August Sander de ontoereikendheid van ons sociale masker, bij Atget de uitzichtloosheid van ons stedelijke labyrinth. Meesterwerken omdat ze troost geven zonder hoop te bieden. Als je die foto’s ziet begrijp je meteen waarom Kafka schreef wat hij schreef. Kom daar maar eens om in de fotografie van vandaag.
Arme studenten. Ik heb alweer drie scripties gelezen die over alledaagse fotografie gaan. Waarom zat Hans P Feldmann eigenlijk niet in de jury? Die heeft het genre toch uitgevonden? Inmiddels is er een hele Feldmannschule ontstaan en jij lijkt wel één van de discipelen. Terwijl je vroeger zo mooi snelwegviaducten bij heiig weer kon fotograferen. Ik snap het wel allemaal. Van die Duitsers kunnen wij historisch gezien toch nooit winnen. Zo’n Gursky had nu eenmaal bij voorbaat betere papieren om een Grote Meester te worden. Helaas is hij het spoor inmiddels bijster geraakt. Je moet tegenwoordig een verrekijker mee om te zien wat er op zijn foto’s staat.
Er is hiero een collega die al jaren een luchtballon als statief gebruikt. Alsof Nadar nooit bestaan heeft. Die collega heeft binnenkort zijn 167ste vernissage bij de galerie. Zelf vind ik dat je als kunstenaar op je hoogtepunt moet stoppen. Om die beelden ook nog te waarderen ben ik helaas net als de oude Roland Barthes ‘…trop phénoménologue pour aimer autre chose qu’une apparence à ma mésure’.
Om bij Barthes te blijven : ik zal het nog eenmaal uitleggen. Niets is zo gecodeerd als het ‘toevallig’ ontstane kiekje, dat in wezen de nulgraad van de fotografie is. Al die neoneodadaïstische esthetische strategiëen die zich daarop baseren zijn inmiddels zo uitgekauwd dat ze alleen nog bruikbaar zijn voor de beeldenindustrie. Die kater van jou loopt dus binnenkort met een mobieltje van Ben om zijn nek. Daar gaan wij toch niet aan meewerken, Hans. Kunstwerken met hoofdletter K, dat is wat we nodig hebben. Genoeg geklaag. Laten wij een daad stellen. Bij deze loof ik een Dikke Bert uit voor het eerste fotografische meesterwerk van de 21ste eeuw. Ik heb Bert Teunissen, Bert Creyghton en Bertien van Maanen al gevraagd voor de jury. Bert Verhoeff mag niet meedoen, want ik wil alleen mensen van het eerste garnituur. Dus als je nog een Bert weet, houd ik mij aanbevolen.
Het ga je goed.
Bert Sissingh
Rotterdam
25 02 2008
Reageren? Mail PhotoQ
De reactie van Hans Aarsman:
Dikke Bert, wat een vondst.
Bert speelt wel erg op de man, in dit geval op mij.
Ik begrijp het wel, dat schrijft makkelijker, het denkt ook makkelijker,
maar er zitten toch vijf Hansen in de jury en niet één.
Vind Bertien wel een beetje smokkelen.
Wij hadden ook een Hansien voor de jury kunnen vragen.
Je moet streng zijn, zeker waar het toeval aangaat.
En ja, een prijs voor iets dat een meesterwerk zou moeten zijn?
Claimen die ander prijzen dat ook niet?
Een meesterwerk, een icoon, dat dikke gedoe over fotografie, dat is nou juist waartegen de Kleine Hans in verweer komt.
Het zijn maar plaatjes hoor, Bert en zijn studenten en zijn collega’s kunnen gerust zijn.
Dat een kat een fotografie-prijs krijgt, impliceert niet dat alle fotografie in het vervolg door katten gemaakt kan worden.
Groeten Hans
28 feb 08
Heren fotografen, collegemeesters, groten der Nederlandsche fotografie,
Is het niet zo dat een prijs eigelijk niet meer is dan de mening van de jury die hem uitreikt? Bij de Hansen (Hansers? Hansosen?) lijkt dit meer te focussen op een veronderstelde bescheidenheid, een ontstaan toeval, een idiot-savant-gehalte. De Dikke Bert lijkt dan weer meer te handelen over de klassieke waarden zoals het onderwerp kiezen, goed kijken, kadreren en dat soort dingen. Ik ben maar een malle net afgestudeerde fotografiestudent (wee-o-wee mij, met studieschulden en al die onzin), maar ik heb eigelijk nooit het concept achter fotografieprijzen begrepen. In mijn bescheiden oordeel is en blijft het het (de fotografie) een objectief ding, een persoonlijke mening, een ding waar je eigelijk niet echt punten op kan geven (wel voor jezelf, dat doe ik lekker stiekem ook, maar niet publiekelijk). En dat is nou net wat je met prijzen doet, punten geven en zeggen dat het ene beter is dan het andere. Volgens de mening van de jury. Mijn mening is meer waard dan de jouwe, maar minder als die van hem. Krijgen we binnenkort allemaal afgestudeerde studenten die net vinden wat Bert/Hans/? vindt, aangezien ze zo zijn opgeleid. Die ook beelden maken om een schele oude magere henk te scoren, want dan moet je zo fotograferen om in die mening goed gevonden te worden…(hmmm… Doet me wel aan mijn opleiding denken…)
Ik ben dan ook maar een simpele idioot (cq. ’in de war’ ) die er niet alles van weet en gewoon beeld (of in het geval van Hans, praten over beeld) leuk vind. En prijzen zullen ook wel hun nut hebben, al is het maar om jullie ‘battle of the meningen’ te volgen…
Hoogachtend,
Tim Mintiens
Amsterdam, 29-2-2008
Hoi,
ik ben bijna 3 jaar geleden afgestudeerd en ik ben het eens met Bert Sissingh. Ik snap niet alles wat hij zegt, omdat ik een gewone Brabander ben en niet alle helden uit de kunstgeschiedenis ken(nen wil).
Hoge bomen vangen veel wind en dan is het natuurlijk ook mooi om dan direct de grootste eik proberen te kappen. Hans Aarsman valt soms op door scherpe verhalen, maar jammer genoeg ook steeds vaker door warme lucht rondom matige foto’s te produceren. Zo gaat het toch steeds meer in Nederland. De ik-begrijp-het-wel-maar-snap-het-niet fotografie op dit moment is zo leeg en onpersoonlijk dat het om te janken is. Ik zie oud-klasgenoten tobben om zo dicht mogelijk bij de mode te komen die nu heerst, in plaats van te zoeken naar je eigen visie en beleving rondom alles.
Dus denk ik dat Hans Aarsman zich niet moet aanstellen, want wanneer hij zijn naam overal aan verbind, in naam van de betere smaak, kun je wel eens verwachten dat iemand eens het lef heeft om tegen de windmolens te vechten. Natuurlijk is het mooi om matig fotomateriaal aan de man te brengen door een scherpe analyse aan ons fotoheidenen en ons zo te leren om beter naar foto’s te kijken, maar dit trucje wordt een beetje 2004.
Ja, ook ik heb twee keer naast de subsidiepot gepist, maar ben nu redelijk in staat om zelf mijn kop boven water te houden. Maar wanneer je de lijst van toekenningen ziet lijkt het wel alsof een telefoonnummer met 020 aan het begin ook een goede start voor je carrière is. Terwijl in Amsterdam in mijn ogen vrij weinig interessante dingen gebeuren. Vooral het applaudisseren voor zichzelf en het ons kent ons trucje tot kunst verheffen zijn op dit moment de grote drijfveren van deze scene.
Ik wil Bert Sissingh nog een keer bedanken voor het schrijven van deze brief en hoop ook dat mensen weer eens een beetje normaal gaan doen in de fotografiewereld, want het gaat soms helemaal nergens meer over.
Groeten,
Paul Versteeg
29 feb 2008
Reactie op het stuk van Bert Sissingh.
De opvattingen over fotografie van Hans Aarsman en Bert Sissingh zijn helemaal niet tegenstrijdig.
Iedereen heeft een tante die mooie foto’s maakt.
Maar niemand heeft een tante die maakt wat August Sander maakt.So what’s the big deal?
Dat moet toch door dikke Bert aan studenten uit te leggen zijn.
Maar Bert Sissingh zou best eens gelijk kunnen hebben als hij schrijft dat de fotografie Grote Namen nodig heeft.
Iemand die het helemaal anders ziet en de wereld versteld doet staan.
De inspirator voor volgende generaties.
Want arme ons…wij hebben geen Bach, Picasso, Tolstoi en Bergman. Die status haalt zelfs August Sander niet.
Hans Aarsman vindt Bert Sissingh wel erg op de man spelen. Maar dat is nou juist Berts lust en leven.
Zie hem zitten op zijn zolderkamertje, doorwrochte stukken tikkend en zich verkneukelend op wie hij nu weer kan pakken!
Zo sleept hij mij er telkens bij. De vorige keer mocht ik niet de woordvoerder van Sooreh Hera zijn. (van die geweigerde foto’s in het Gemeentemuseum, ja, de tijd gaat snel)
Waarom niet? We waren het ooit ergens niet over eens. En Dikke Bert vergeet nooit.
De Grote Bert van de heldere analyse wordt dan een héél Klein Bertje, een Rancuneus en Kwaadaardig Bertje.
Beste Bert (die bestaat ook vast wel) : probeer in je volgende stuk mij er nou eens buiten te laten. Het doet zo geforceerd aan.
’t Is misschien even afkicken maar heus, je kan het best, je hebt het in je! : een goed stuk schrijven zonder op de man te spelen.
Bert Verhoeff
1 maart 2008
Beste Bert,
Voel ik me toch weer genoodzaakt om in de pen te klimmen…
Ook ik ben een van de ‘arme’ studenten die je in je brief zo liefdevol onder je beschermende vleugels neemt. Dat vleit me natuurlijk. Toch is er op je argumentatie, mijns inziens, wel een en ander af te dingen.
Ik zal het maar gelijk toegeven: ik ben in de war. Omdat hoog soms laag is en laag heel vaak hoog blijkt te zijn. En eigenlijk bevalt die confuse ‘toestand’ mij wel. Alles beter dan zelfgenoegzaamheid. En laat het nu dat zijn wat ik zo vaak zie, kijkend naar foto´s van de zogenaamde professionals. Alweer diezelfde – veelal serene – composities. Volgens de regels die (terecht) ook aan mij werden onderwezen. Alweer de vermeende verstilling of vervreem-ding. Mooie kleuren, uitmuntend vakmanschap. Dat alles – zoals Nickel van Duijvenboden het in zijn prachtige eindscriptie ‘De grote afwezige’ zo mooi verwoorde – met niet te missen uit-roeptekens. Nu, daar is an sich niets mis mee. Maar op den duur begon ik het allemaal wat braaf en voorspelbaar te vinden.
Eigenlijk zouden we eerst helderheid moeten scheppen over de – stilaan obligate en slaapver-wekkende – spraakverwarring waaronder ook jouw brief lijdt. Dus eerst even de open deur in trappen: fotografie is niet noodzakelijk kunst, maar kan wel kunst zijn.
Zo, hebben we dat ook weer gehad. Omdat ik je brief lees als een pleidooi voor kunst met een grote K zal ik me proberen te beperken tot de ‘kunstfotografie’. Oftewel tot de beeldende kunst. Hoe problematisch dit ook is, daar de kunst vanzelfsprekend geen ‘eiland’ is.
Wat de kunst (of fotografie) nodig heeft is polemiek, een flinke dosis zelfkritiek en een abso-lute vrijwaarding van dogma´s. Het benoemen of omschrijven van ‘meesterwerken’ is op de eerste plaats altijd (min of meer) arbitrair en op de tweede plaats voer voor historici en theore-tici. De kunstenaar moet zijn eigen ‘plaats’ bepalen. Wat heb ik te vertellen? Hoe verhoud ik me tot de wereld? En hoe tot mijn medium? Dat zijn de vragen die ik mij stel.
De ‘fotografische daad’ is op zich zelf geen kunst. Dat is liefhebberij, een hobby. Sommige mensen houden van puzzelen, andere van kaderen of photoshoppen. Daarmee is nog niets verteld. Soms vertellen amateurbeelden ons meer over de ‘wereld’ dan al het hoogdravende geesthetiseer van de beroepsfotograaf. Soms (of meestal?) ook niet. Het is maar waar je als kijker in geïnteresseerd bent. Dat ‘kijken’ is onbegrensd. Voor mij, als kijker én als kunste-naar, is alles potentieel kijkvoer. Zelfs als die beelden de ‘nobele ambacht’ ondermijnen.
Een medium dat zichzelf niet constant in vraag stelt verliest gaandeweg alle relevantie.
Wat is er, naast bijvoorbeeld de Becherschule, in hemelsnaam mis met een Feldmannschule? Of is die laatste ‘entarte’ kunst? Ik zou ze het liefst beide zien. Kwestie van elkaar een beetje relativeren.
Ik vind dat de foto´s van Mr.Lee de ‘kleine Hans’ dik verdiend hebben. Geen fotograaf, of kunstenaar, had ze überhaupt kunnen maken. De wereld vanuit het perspectief van een dier bekeken. Zou er een roman over geschreven zijn – wat ongetwijfeld het geval is – dan was het opeens wel kunst zeker? Om over het al even evidente kunsthistorische belang van Duchamp maar te zwijgen.
Ik kan mij niet voorstellen dat ik de enige ben die de bijdrage van Hans Aarsman, in het laats-te Foam Magazine, stiekem de meest relevante en belangwekkendste vond. En dat van iemand die gestopt was met fotografen. ‘Een gek is lastig’
En dan nog iets. Je vaststelling dat ‘de fotografie zo weinig Grote Namen heeft voortgebracht’ deed mijn wenkbrauwen toch even fronsen. Ik zou er nog wel een paar kunnen noemen. Daarbij, was Atget werkelijk bewust bezig kunst met een grote K te maken toen hij Parijs in beeld bracht? Of wordt zijn oeuvre vooral door die bril bekeken dankzij de interesse van die rare vogels van het surrealisme? Of om bij Walter Benjamin te blijven: vond hij niet dat At-gets grootste verdienste is geweest dat hij het object van haar aura bevrijdde?
Met een vriendelijke groet van Maarten Dings, student KASK Gent
1 maart 2008
Beste Bert, stil word ik van je betoog en met een eveneens diep respect voor de oude meesters( die je leren kijken ) sluit ik me volledig bij je aan, tegengas!
vriendelijke groet,
Paul le Clercq, fotograaf te Amsterdam
2 maart 2008
Beste Hans, Bert en andere PhotoQ liefhebbers,
Toen ik voor het eerst de foto’s van de bewuste kat zag, was ik uiterst aangenaam verrast. Wat een idee. Prachtig. Ook ik heb op de fotoacademie gezeten en alle trucjes geleerd om een “goede” foto te maken maar toch was ik jaloers op dit concept. Verzin het maar eens en wat een prachtige beelden. Het hele idee dat het beeld door een kat is gemaakt. Het kleine dgitale cameraatje dat met soldeerbout gedwogen wordt om automatisch foto’s te maken. Brillant!! Zie dit alles in deze tijd van automatisering, internet, youtube, democratisering van fotografie. Ik denk dat Hans net als ik en vele anderen zoeken naar de verbazing en creativiteit en dat verdient zijn eigen prijs. Bert houdt blijkbaar van vakmanschap en daar zijn al prijzen genoeg voor.
Met vriendelijke groet, Tom Hendriks
2 maart 2008
Beste Mr. Lee
Van harte gefeliciteerd met uw prachtige fotoprijs. Proficiat. Wij hopen dat de rivierkreeftjes u heeft gesmaakt. Onze job, 10 jaar oud en geabonneerd op het tijdschrift “KidsWeek junior” las in zijn weekblad het artikel “De Kiekende Kat” aangaande uw artistieke prestaties, ook uw winnende foto’s stonden erin gepubliceerd. We hebben er allemaal met bewondering van genoten. Hilarisch mooie prenten, daar werden wij vrolijk van.
Met een weinig jaloezie en enigszins beschaamd hebben we de foto’s ook aan Sterretje en Snuffie laten zien, onze cavia’s. Want wat is namelijk het geval; deze twee lieve beestjes houden van alles behalve het toeval, ze zijn lui, en doen totaal niets. Zet je ze buiten hun hok; het eerste wat ze doen is erin in terug springen. Ze ondernemen nooit iets wat. Vreselijk. Het enige wat ze wel toevallig doen is om 10 voor 6 luidkeels piepen. Want dan is het toevallig etenstijd. en toevallig doen ze dat piepen iedere dag op exact dezelfde tijd. Daar kan je de klok op gelijkzetten. Eigenlijks niks toevalligs aan. Dus hebben wij uw foto’s ingelijst en opgehangen in het caviahok. (zie foto) Hopend dat u daar geen bezwaar tegen maakt. Wij willen dat u een groot voorbeeld zal zijn voor allen die nooit iets ondernemen. Artistiek of wat dan ook.
Zelf persoonlijk was ik ook aangedaan door uw artistieke prestaties. Na wat onhandig gepieker in mijn hoofd stond mijn besluit vast, en tijdens het avondmaal heb ik mijn vrouw en kinderen verteld dat ik nu definitief ga stoppen met fotografie.
De reacties waren rampzalig. Boegeroep en gefluit. Ik werd uitgejouwd en uitgelachen. “Ach, Pappa, jij maakt ook best wel mooie plantenfoto’s”. En meer van dat soort vernederende opmerkingen werden mij toegesmeten. En onder dwang moest ik beloven dat ik niet zou stoppen met fotografie. Dus Mr. Lee, ik zit nog steeds in de competitie en zal mijn speurtocht naar het ongenaakbare en het wel of niet herkenbare toeval voortzetten. Wat de toekomst brenge moge.
Nu uw fotocarrière en reputatie op vier poten staat hopen wij dat u nu niet meteen stopt met fotograferen. Please, ga door. Nu u de “Kleine Hans” heeft gewonnen wensen wij dat u ook ooit de “Grote Hans Prijs” gaat winnen, en ook de “Fijne Corbijn Prijs”, en de “Dikke Bert” en de “Lieve Rieneke” en etcetera. Maar de allerbelangrijkste prijs die we u toewensen is natuurlijk die prijs waar het allemaal mee begonnen is namelijk de “Genant Grote Paul Prijs” (2 zeekreeften en een dood vogeltje). Moet kunnen, toch?
Hou u haaks, en zet uw beste pootje voor. Wij wensen u veel succes en vooral veel plezier.
Hoogachtend en met vriendelijke groet.
Kees de Graaff. Namens de hele familie ,Snuffie en Sterretje, Visje en Wobbie (Onze goudvissen)
4 maart 2008
Of het nodig is te discussiëren over de waarde van de Kleine Hansprijs is één ding, zeker als je je zo overduidelijk om je eigen spitsvondigheden verkneukelt als Bert Sissingh. Een tweede, belangrijkere vraag is of je dit moet doen door een vermeend gebrek aan nieuwe meesterwerken aan de kaak te stellen.
Volgens mij is het gewoon een kwestie van beter opletten. Als je praat over Atget en Sander (jaren ’30) en dan over Gursky en de fotograaf Aarsman (jaren ’80) dan leef je in het verleden. Een extra bevestiging daarvan vind je in de passage: “De jonge generatie is toch al zo in de war. Weten niet meer wat hoog of laag is. […] Geloven dat het ene beeld het andere is.” Een miskenning die je alleen kunt verwachten van iemand van middelbare leeftijd die zichzelf erudiet vind.
Als je erudiet was, zou je weten dat er momenteel zat fotografen zijn die heel interessant werk maken. Meesterlijk werk, vind ik. Je moet er naar op zoek gaan en ervoor open staan. Dat laatste houdt in dat je hun werk niet probeert te plaatsen in een traditie die in de jaren ’80 relevant was. Dat je niet het idée fixe hebt dat iedereen die jonger is dan jij geen idee heeft. Jij hebt zélf geen idee, dat blijkt wel, en dat kan maar één ding betekenen, namelijk dat je bent ingehaald.
Als je naar kleine initiatieven en galerieën gaat en dat strikt fotografische eens loslaat, dan kom je nog eens ergens. Misschien associëren de nieuwe ‘meesters’ zich niet per se met fotografie, maar gebruiken ze het medium welbewust als instrument binnen hun kunstenaarschap. En wees eerlijk: dat ‘fotograaf’ voor hen een vloekwoord is, is toch ook geen wonder? Dit soort discussies hangt ze gewoon de keel uit.
Nickel van Duijvenboden
10 april 2008