Laatste ronde Grote Bert versus Kleine Hans

De reactie van Nickel van Duijvenboden die PhotoQ enkele weken geleden publiceerde in de discussie over de fotoprijs ‘Kleine Hans’ was lekker hard gericht tegen Bert Sissingh. Die geven we nu de kans op een laatste weerwoord. Voor de liefhebbers van lange stukken op internet: 3100 woorden.

• Eerder op PhotoQ: ‘Kunstwerken met hoofdletter K, dat is wat we nodig hebben’

• Reageren? Mail PhotoQ

Beste Hans

Ondanks je wat korzelige antwoord op mijn brief over de Kleine Hans verwachtte ik nog wel ter gelegenheid van een toekomstige prijsuitreiking aan één tafel met jou te kunnen dineren, maar nu op de valreep dat neefje Nickel van jou lang na de maaltijd nog eens met modder gaat spuiten zou ik de vriendschappelijkheden wel eens eenzijdig op kunnen zeggen. Het verdient natuurlijk alle lof dat jij je invloed aanwendt om je neefje een zet in de goede richting te geven, maar bij de opvoeding staan tafelmanieren toch wel hoog op de prioriteitenlijst. Over op de man spelen gesproken. Daar is op zich niets tegen, Fotokritik is geen vak voor mietjes immers, maar de regels van het spel vereisen wel dat met de man ook de bal nog een klein tikkie vooruit wordt gespeeld. Mij zomaar een oogkwaal en de eruditis toewensen geeft natuurlijk geen pas. Bovendien mag fuckingh Bert Sissingh dan uit de mode zijn, hij heeft wel indertijd bij de bevoegde collecties zijn meesterstukjes ingeleverd. Het is dus niet aan neef Nickel, maar aan het nageslacht om te bepalen of ik al dan niet door de tijd zal worden ‘ingehaald’.

Walter Benjamin is inderdaad ook niet meer in de mode, een verschijnsel dat door hemzelf overigens snedig werd omschreven als de Ewige Wiederkehr des Neuen. Maar daar lijkt verandering in te komen. De collega Bogaers, die inmiddels ook tot het Schrijverschap lijkt te zijn bekeerd, publiceerde onlangs een veelgeprezen boekwerkje opgebouwd uit louter citaten van derden. Als ik mij niet vergis is dat vrij naar een idee van de oude Walter. In de huidige politieke constellatie die zo langzamerhand trekken begint te vertonen van een Weimarrepubliek 2.0 zou Benjamin nog wel eens verrassend actueel kunnen blijken. Ik heb mijn nieuwe scriptiestudenten van de St. Joost trouwens onlangs de Kleine Geschiedenis van de Fotografie laten lezen. Ze moesten wel even wennen aan de typische spelling, de vertaling was nog in 1970 gemaakt door een student van de Karl Marx Universiteit in Tilburg, maar zo krijgen ze ook nog een stukje lokale Brabantse geschiedenis mee. Uiteindelijk waren ze toch wel verrast dat iemand zo krities-analyties en tegelijk zo romanties-empaties over ons vakgebied weet te verhalen.

Voor neef Nickel is dit alles ‘ingehaalde’ eruditis. Ik heb wat dat betreft misschien de schijn tegen. Ik werk inderdaad al jaren aan mijn proefschrift over de wezensvraag van het fotografische beeld, dat overigens om auteursrechtelijke redenen eerst in de Duitse vertaling onder de titel Einige Bemerkungen zur Ontologiefrage des Lichtbildes in het voorjaar van 2017 zal verschijnen bij Von Ribbentrop Verlag in Heidelberg. Ook sta ik hiero in het portiek bekend als de geleerde buurman, omdat ik wel eens help met een formuliertje Huurtoeslag, maar ik heb mij daar echt nog nooit op laten voorstaan en bovendien ben je in dit land nu eenmaal al een intellectueel als je een beetje goed kan dammen. Dat ik wel eens een naam laat vallen heeft een zuiver paedagogische bedoeling: onze scholieren leren immers sinds de onderwijshervorming alleen nog waar ze iets op kunnen zoeken. Ik lever ze dus slechts af en toe een zoekwoord aan, een milde vorm van eduritis, verder komt al mijn kennis ook maar uit het Groot Citatenboek.

Dat stukje van mij had natuurlijk allang in de kattenbak van Mr Lee moeten liggen, maar nu neef Nickel alsnog olie op het vuurtje meent te moeten gooien nog even dit dan maar. Ik was mij eigenlijk aan het warmlopen voor een pittige briefwisseling met jou Hans, waarin jij als een echte volksjongen met een doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg mentaliteit de democratische rechten van het Plaatje zou opeisen, terwijl ik mij als een soort nepbaron zou opwerpen als de adellijke verdediger van de aristocratische waarden van het Beeld. Helaas is dat er niet van gekomen. Gezien de ingezonden reacties van de studenten kan jij inmiddels rekenen op een forse aanhang onder de nieuwe generatie, terwijl de fotografen-in-spé die zich achter mijn betoog schaarden in de veronderstelling lijken te leven dat scherpte en diepte van een beeld afhangen van de instelling van het diafragma. Wat dat betreft is er nog veel zendingswerk te verrichten.

Nu het onderwijs toch ter sprake is gekomen, die neef van jou studeerde toch in Den Haag? Het lijkt of er op die Academie wat krampachtig wordt omgesprongen met de eindexamenstudenten. Ik hoor nu weer dat de lichting van dit jaar pas deze maand te horen krijgt of ze in juni hun examenwerk mogen ophangen. Je moet als Academie ook een beetje vertrouwen tonen natuurlijk en die kinderen op zeker moment het voordeel van de twijfel gunnen. Wellicht is het een overcompensatie voor vervelende ervaringen uit eerdere jaren. Voor studenten is misschien de grootste hobbel om überhaupt op zo’n school te worden toegelaten, voor de docenten is het vaak lastig om met goed fatsoen weer van een aantal van die types af te komen. De meesten doen trouwens braaf hun opdrachten en kunnen met een puike presentatie na 4 jaar de wereld ingestuurd worden, maar er zitten altijd wel een paar van die dwarsliggers tussen. Jouw neef Nickel was er ook zo ééntje. Werd in het laatste jaar getroffen door een heus photographers block. Hoe het kan is een raadsel, want met die cameraatjes van tegenwoordig kan er eigenlijk nooit meer iets misgaan. Bij de docenten is toen een soort overreactie ontstaan. De collega V., die geheel ten onrechte mijn voornaam voert en wiens familienaam ik van de redactie op straffe van censuur niet meer mag noemen, maar die wij allemaal kennen van zijn prachtige boek Mooie plekjes rond het Ijsselmeer heeft toen geopperd jouw neef dan maar af te laten studeren met zijn scriptie. Is trouwens nog een heel aardig boekje geworden, waarin de contouren zichtbaar werden van een toekomstig fotorecensent die nu eens niet met alle winden meewaait en zowaar een eigen visie probeert te ontvouwen.

Vreemd genoeg blijkt neef Nickel nu gezien zijn reactie op mijn brief al het nieuwe op fotografiegebied opeens kritiekloos te willen omarmen. Verder heeft hij zich ontwikkeld tot een fanatiek brievenschrijver, waarvan ik de Brieven aan oom Hans met belangstelling heb gelezen, maar of al die ontboezemingen over zijn aardrijkskundehobby en zijn drumstel je neefje nog eens een literaire prijs gaan opleveren, ik weet het niet Hans. Die eindexamenscriptie heb ik ooit nog eens aan mijn eigen studenten laten lezen, maar daar moest ik snel weer van terugkomen, want zoals te verwachten viel wilden ze meteen en bloc doorleren voor het Schrijverschap. Mij lijkt dat geen wenselijke ontwikkeling, want gezien al die longlisten die maar eindeloos blijven passeren is er aan schrijftalent in Nederland momenteel geen enkel gebrek.

Laten wij het over jou hebben, Hans. Je bent een grote fotoheld en je lintje heb je allang en breed verdient. Alleen al je Biddende Vader is een vermelding in de fotogeschiedenis waard. Dat icoon en sluitstuk van 25 jaar naoorlogse grove korrel documentaire kan niet genoeg geprezen worden. Ik heb er zelf nog een hele fotoserie door laten inspireren, maar veel verder dan jij ben ik niet opgeschoten. Als een soort contrapunt bij Rembrandt’s magistrale Verloren Zoon wordt in een sublieme dubbele beweging voor altijd een beeld vastgelegd van een patriarchale religieuze cultuur, terwijl tegelijkertijd, door zo bruut en ongegeneerd de intimiteit van het getoonde ritueel met de camera te schenden, in één klap het definitieve einde van die cultuur wordt aangekondigd. Voor wie het nog niet wist maakt de foto voorgoed duidelijk dat ook Nederland inmiddels zonder God en Vader zit, wat Jan-Peter en Allah daar verder ook van mogen vinden. Van bidcultuur naar beeldcultuur. In iets achterlijker tijden had je daar een fatwaatje voor gekregen.

Geniaal ook dat je toen hebt ingezien dat die zwartwit esthetiek op zijn laatste benen liep. In die tijd ook moeten de eerste boeken van die Amerikaanse topo-fotografen in Amsterdam en Düsseldorf zijn ingevlogen en jij was er snel bij om de geleerde lessen in de praktijk te brengen. En hoe. In je Hollandse Taferelen weet je feilloos de nieuwe inzichten in te voegen in het idioom van al die schildermeesters die hier ooit in de Lage Landen actief waren. Van Brueghel tot Ruisdael tot Hobbema en Potter, de hele Schildersbuurt komt door het beeld fietsen. De briljante enscenering van alledaagse anekdotes in een weergaloos verlichte ruimtelijke setting maakt je tot waardig erfgenaam van die schildertraditie. Je moet in je genen of in je jeugd een flinke portie Nederlandse schilderkunst hebben meegekregen, Hans. Tegelijk reken je genadeloos af met alles wat ons nog aan de preromantische natuurlyriek in die schilderijen gebonden hield. Voor eens en altijd is duidelijk dat Nederland de ‘zone industrielle’ van €uropa is geworden, wat de ANWB of Center Parcs daar ook van mogen vinden. Voor landschappelijk schoon vliegt u voortaan maar naar het buitenland. Zo zitten wij door jou toedoen wel mooi zonder God en de Natuur, Hans. De wereld draait intussen gewoon door. Wij zitten hiero momenteel zonder Burgemeester en zonder Centraal Station. Zo is er altijd wel wat. Al die epigonen uit de Aarsmanschule hebben jouw niveau daarna trouwens nooit meer gehaald. Ze zijn of te letterlijk (de collega Berger), of te droog (de collega Baart), of te leuk (de collega Goossens), of gewoon te laat (de collega Van der Meer), om er maar een paar te noemen.

Met jouw fotografie is het na de Hollandse Taferelen zomaar voorbij. Je werk uit Antwerpen en Berlijn blijk ik in mijn herinnering veel mooier te hebben gemaakt dan het in werkelijkheid is. Ik heb het allemaal nog eens nagezocht. Van Sociale Zaken moet ik na een kwart eeuw kunstenaarschap gaan reïntegreren in de echte samenleving en zodoende ben ik te werk gesteld als assistent van de bibliothecaris van ons Nationaal Fotomuseum. Die man heeft alles van je bewaard, Hans. Ook je boekje over Amsterdam. Daar kondigt het definitieve einde zich aan. De foto’s lijken tussen het schrijven door gemaakt te zijn in plaats van andersom. De anekdotiek verdwijnt naar de randen van het beeld of is zelfs geheel afwezig en door bovendien zo nadrukkelijk in te zoomen op al dat achterstallig onderhouden straatmeubilair en het feit dat in de hoofdstad nou nooit eens lekker de zon wil doorbreken heb je een totaal verkeerd signaal richting buitenland afgegeven, waardoor de toeristenindustrie in Amsterdam en daarmee onze nationale economie als geheel een behoorlijke schadepost heeft opgelopen. Tot op de dag van vandaag hebben nog geen tien boeken van de collega V. deze imagoschade kunnen herstellen. Je bent ons dus nog iets verschuldigd, Hans.

Neef Nickel ondertussen verwijt mij dat ik beter uit mijn bijziende doppen moet kijken. Als ik wat vaker in de ‘kleine initiatieven en galeries’ ga rondneuzen zou ik vanzelf stuiten op de nieuwe fotografische meesterwerken waar ik zo naar hunker. Daar heeft hij een punt, hoewel een beetje meesterwerk vandaag de dag meestal wordt uitgeprint op zo’n 6 bij 4 meter, dus hoe ze dat daar naar binnen krijgen is nog maar de vraag. Met de ‘kleine initiatieven en galeries’ is het bij ons in Rotterdam inmiddels droevig gesteld. Onlangs is er weer een galerietje ten onder gegaan. Best tragisch verhaal trouwens. De galeriehouder was tijdens het werk getroffen door een beroerte en had daarna drie weken dood in zijn stoel gezeten. De tentoonstelling, van een bevriende schilder van me, was ondertussen gewoon te bezoeken. Bij navraag bij het handjevol bezoekers bleek niemand iets gemerkt te hebben. De meesten waren eraan gewend doorgaans door de galeriehouder genegeerd te worden. Het was er zo één die eerst naar je schoenen kijkt en dan pas bepaalt of hij uit zijn stoel zal komen, je kent ze wel. Pas toen die schilder zijn werk kwam ophalen werd het drama ontdekt.

Helemaal onwetend over de prestaties van de nieuwe generatie ben ik overigens niet. Door mijn bibliotheekwerk zie ik met grote regelmaat van die dunne en nog veel dunnere boekjes langskomen, meestal met op goedkoop papier gedrukte afbeeldingen van in aanbouw zijnd Chinees vastgoed [afbraak kan ook, het verschil is vaak niet goed te zien] of anders van sip kijkende Chinese kleutermeisjes met de ziekte van Breukel, die helemaal niet zo blij lijken met het razendsnelle tempo waarmee die saaie witte lijstkollels worden vervangen door een sappige hambulgel. Het allerallernieuwste wat ik onder ogen kreeg was een boekje van een zich lekker ouderwets als collectief presenterend groepje fotografen, die in het kader van een weekje relational aesthetics ergens in Oostenrijk met zijn allen piemelnaakt [m/v] op hun snowboard de Alpen aan het waren swaffelen. Best aandoenlijk, al die blote graatmagere jongens en meisjes, in een beeldtaal die het midden hield tussen Jackass en die naturistenblaadjes waarmee wij in de jaren 60 ons puberale driftleven moesten reguleren, maar of ze daarmee ook een Dikke Bert hebben verdiend zal ervan afhangen of de overige juryleden zich er door kunnen laten opwinden. Aan mij is het allemaal niet meer besteed.

Ik vind het overigens wel ongelooflijk suf van je neefje om de collega Gursky net als jou in te delen bij de ‘ingehaalde’ fotografen uit de jaren 80. Is het nog niet tot onze hoofdstad doorgedrongen dat die man zijn carrière onlangs een hoogtepunt bereikt heeft in kunstmetropool Londen met de vertoning van zijn sublieme serie F1 Boxenstopp? Dat kan toch niet waar zijn. Ik was er zelf nog bijna voor overgevlogen. Merel Bem heb ik er nog niet over horen zingen en Voorheen het Stedelijk Museum heeft nu eenmaal al het geld belegd in de printjes van de collega Struth, die belegen Spießbürger die maar eindeloos schmierend de Europese culturele elite blijft portretteren bij hun uitstapjes naar het museum of in die veel te dure designkeukens van ze, maar van de collega Gursky moet toch wel bekend zijn dat hij, nadat hij het punt had bereikt waarop jij zo ongeveer gestopt bent een hele nieuwe weg is ingeslagen die hem roem en rijkdom in de internationale kunstwereld heeft verschaft. En wees nou eerlijk Hans, ben je niet een klein beetje jaloers op die man, al was het maar omdat hij zich niet meer hoeft te bekommeren om zijn aowgat of andere ouderdomskwalen die nu snel op ons babyboomers af dreigen te komen? Als iemand van ons die carrière had kunnen evenaren, dan was jij het toch, met je oog voor detail en voorliefde voor snelle automobielen? En als jij daar dan had gehangen, met je F1 Pitstopjes, dan hadden wij heel chauvinistisch een beetje Trots op Nederland kunnen wezen, en heel opportunistisch iets minder hoeven vrezen voor de continuïteit van onze kunstsubsidies, die zo onder druk staat omdat de Nederlandse kunst internationaal gezien nou eenmaal niets voorstelt.

Door jouw aderen vloeit fotografenbloed Hans, zoveel is wel duidelijk. Daarnaast ben je van een eigenwijze Amsterdamse lefgozer langzamerhand veranderd in een echt Mensch. Het was even spannend toen je ging lopen flirten met die hysterische toneelmensen en wij hielden ons hart vast toen je ook nog begon te verschijnen op de televisie, maar inmiddels ben je al bijna de aimabele Nestor van de Nederlandse fotografiewereld. Dit alles is uit liefde geschreven Hans, dat begrijp je toch wel? Ik weet zeker dat de hele fotowereld achter mij staat als ik je smeek om je nog één keer los te maken van je plaatjeshobby en al die Amsterdamse gezelligheid voor een jaartje te ontvluchten. Vraag aan het Fonds met de Lange Achternaam zo’n kekke digitale achterwand met 37 punt 4 bonuspixels en schroef die op je oude platencamera die vast nog ergens rondslingert en GO Hans GO. Wat Ik Jan Cremer kan kan Jij Hans Aarsman toch zeker ook. Je hoeft er niet eens voor de grens over. In het voetspoor van wijlen de collega Coppens zijn in een gebied als bijvoorbeeld de Peel vast en zeker door jou nog wonderen te verrichten. En zeg niet dat je niks met computers hebt. Als je hebt leren e-mailen is Photoshop een eitje. En voor jou zullen wij allemaal naar Londen komen, wat ik voor die Duitser uiteindelijk niet heb gedaan, want ik weet ook wel dat al die Teutoonse bombast op bioscoopformaat over een tijdje net zo pathetisch zal ogen als een gemiddelde Annunciatie van Rubens, maar als ik wel was gegaan weet ik zeker dat ik even had staan sidderen voor het geweld van die rare mix van Warhol en Wagner, die in ieder geval duidelijk maakt dat Beelden voortaan niet meer uit verf of korrels, maar uit pixels bestaan en als wij dan toch zo nodig onze fotografieopvatting moeten erweiteren, dan vind ik die man zijn assisted realism eindeloos veel interessanter dan het zoveelste boekje dat in jouw kringen gepubliceerd wordt, nu weer met de op een rommelzolder in een schoenendoos gevonden paspoortfotootjes van een pronte Duitse schoonheid die zich tot levenstaak had gesteld er altijd als een vrouw van 29 te blijven uitzien. Door de collega Sander was zij vast voor de eeuwigheid in Gruppe III 17 sub b [Die Frau im praktischen Beruf] bewaard gebleven, maar nu moeten wij volgens het slappe pseudo-filosofische flaptekstje proberen ons eigen verhaal op deze unieke vondst te projecteren. Daar trapt toch niemand meer in Hans. Daar is de vondst net niet uniek genoeg voor, want hoeveel miljoenen van die fotootjes zullen er wel niet tussen hemel en aarde rondslingeren; en mijn eigen verhaal, dat ken ik nu wel zo’n beetje. Dat hebben wij thuis al op de plank liggen toch zeker, nu willen wij graag weer eens het verhaal van jou horen.

Ik zet er een punt achter Hans. Zeg maar tegen je neefje dat ik het hem niet zal nadragen [try again Nickel, try better]. Ik wacht met spanning op een wervend stukje over de ‘kleine initiatieven en galeries’. Mijn punt is nu wel gemaakt. Bovendien moet ik door naar het volgende. Schrijf één keer een ingezonden brief zonder spelfouten naar de krant en ze willen je als columnist. Je zou bijna vergeten dat wij in een beeldcultuur leven. Nu bestaat de ST Joost weer 315 jaar en daar moet natuurlijk over geschreven. Het thema is de laatste fotograaf. Ze zijn bang dat met al die nieuwe digitale dingetjes ons vak gaat uitsterven omdat iedereen nu altijd en overal wel een scherpe foto kan produceren. Rare redenering, want sinds de invoering van de balpen is er nog steeds veel vraag naar Echte Schrijvers. De honger naar makkelijk te lezen stukjes is in ieder geval onstilbaar. Ik heb ze gewaarschuwd dat alles wat ik in opdracht doe tot nu toe tot gedoe heeft geleid. Ze wilden niet luisteren, dus je leest er binnenkort wel over hier in het Qluborgaan.

Van mij krijg je de groeten terug, Hans.

Nog altijd de jouwe,

Bert Sissingh
Rotterdam
12 mei 2008