Vorige week publiceerde de New York Times een recensie over Dutch Seen: New York Rediscovered, een expositie van 13 Nederlandse fotografen die de historische band tussen Nederland en de metropool verbeelden. De recensente Martha Schwendener vindt maar één, misschien twee series de moeite waard.
De tentoonstelling is georganiseerd door Kathy Ryan, beeldredacteur van het New York Times Magazine en loopt nog tot en met 13 september. In de begeleidende catalogus legt Ryan nadrukkelijk verbanden tussen het werk van de hedendaagse fotografen en de Hollandse schildertraditie uit de zeventiende eeuw.
Schwendener stelt dan vast dat de portretten van Hendrik Kerstens zich niet kunnen meten met de werken van Rembrandt, Vermeer en Hals, die in de catalogus worden genoemd. En de landschappen van Mischa de Ridder refereren in haar optiek eerder aan de negentiende-eeuwse Romantiek dan aan de schilderijen van Ruisdael.
Ook de andere bijdragen aan deze expo worden getoetst aan oeuvres van de klassieken, maar dan uit de fotografie. Mourad Bouchakour schiet tekort ten opzichte van Diana Arbus en Garry Winogrand, Charlotte Dumas is een lichtgewicht in vergelijking met Daido Moriyama. De onderwerpkeuze van Hellen van Meene noemt ze ‘dubieus’ in de context van deze tentoonstelling waarin ook portretten van jonge vrouwen gemaakt door Rineke Dijkstra te zien zijn.
Alleen de serie van Wijnanda de Roo en misschien die van Jaap Scheeren krijgen Schwendener’s goedkeuring. De Roo omdat zij een verbinding weet te leggen tussen de grote traditie van Nederlandse interieurschilderijen, het uitbundige coloriet van hedendaags Nederlands desigen en de New Yorkse restaurants die zij fotografeerde. In het werk van Scheeren waardeert zij de humorvolle mix van historische gebeurtenissen en locaties in het hedendaagse New York. Over al het andere werk zegt ze: ‘…zul je niet veel ontdekken over New York, of over fotografie, dat je daarvoor nog niet kende.’
Het complete artikel vindt u hier: www.nytimes.com