Het Guggenheim Museum in New York heeft momenteel een overzichtstentoonstelling van het werkvan Rineke Dijkstra. De Wall Street Journal interviewde de fotografe en The New York Times wijdde een bespreking aan het werk.
In het interview krijgt Dijkstra vragen voorgelegd over de relatie tot en met haar onderwerpen ("Even when I photograph somebody that’s very close to me, you always take a distance. You are not strangers but you see different things. It’s not so much about the relationship anymore, but the way you think somebody is. And I always try to capture something that is really significant for somebody. It has to do with a gesture or a gaze or a stance."), over vreemden benaderen op straat, over het verschil tussen Amerikaanse tieners fotoraferen ten opzichte van Europese tieners ("[It seemed the Americans] were always reading the glamour magazines that we didn’t read so much in Holland—but now it’s all over. After, I went to Poland. It was just after the wall came down and communism was still very present in daily life. It was really different.") en de relatie tussen het gebruik van fotografie en film.
Het stuk in de New York Times is vooral beschrijvend en bedoeld als introductie op haar werk en werkwijze voor de lezers die waarschijnlijker niet dan wel bekend zijn met Dijkstra. Ze wordt geplaatst in het rijtje Thomas Struth, Andreas Gursky en Thomas Ruff. Maar, zo stelt de krant, Dijkstra’s werk is minder glamoureus en menselijker en oprecht expressief in vergelijking met dat van de voornoemden. De krant is uitermate positief tussen de regels door.
Op de Facebook pagina van het Guggenheim kun je een verkorte versie van het interview lezen. Het originele artikel is tegen betaling te lezen op de site van The Wall Street Journal: facebook.com/notes/solomon-r-guggenheim-museum
De bespreking in The New York Times: What’s hiding in plain sight