De dag na de opening van het Groningse fotofestival Noorderlicht komen een twintigtal organisatoren en samenstellers van fotofestivals en een tiental fotografen bijeen om over het fenomeen ‘fotografiefestival’ te praten. Ondanks de veelbelovende samenstelling van het gezelschap en de soms uitdagende stellingen van moderator Eddy Marsman blijft de uitwisseling van standpunten vooral beschaafd en collegiaal. Han Schoonhoven maakte aantekeningen.
Het gezelschap bestaat uit tentoonstellingmakers en -organisatoren uit Europa, de Verenigde Staten, Brazilië, Syrië, Indonesië en Bangladesh.
Marsman opende met een korte reeks vragen om het begrip ‘fotofestival’ te definiëren. Op de vraag waar een goed festival aan zou moeten voldoen komt het antwoord ‘good content and a good organisation’. Ondanks doorvragen wordt niet duidelijk wat onder ‘good content’ wordt verstaan.
Fred Baldwin van het grote Fotofest in Houston noemt als veruit belangrijkste functie het creëren van een netwerk, persoonlijke (face to face) contacten mogelijk maken. Om te zien waar al die fotografen uit al die andere landen mee bezig zijn. Om kennis te vergaren over andere culturen, andere omstandigheden door het te zien en te horen van ‘insiders’, fotografen, historici en critici die in die andere cultuur zijn opgegroeid.
Els Barents, directeur van het Amsterdamse fotomuseum Huis Marseille, ziet fotofestivals ‘als een soort marktplaatsen, of beter misschien jaarmarkten, waar je geïnformeerd wordt over nieuwe ontwikkelingen. Een plek om je ideeën bij te stellen.’ In haar zienswijze moet een festival geen museum willen zijn en de presentaties te veel esthetiseren, maar zich concentreren op het openen van nieuwe inzichten, nieuwe fotografie.
Marsman stelt vast dat het aantal plaatsen (musea) in Nederland waar fotografie wordt getoond de laatste tien jaar enorm is gegroeid, maar dat dit volgens hem niet tot verhoging van de kwaliteit heeft geleid. Barents vindt dat moeilijk te geloven. ‘Er bestaan nu meer gezichten, meer standpunten naast elkaar, dat vindt ik een goede ontwikkeling.’ Over haar eigen museum vertelt ze dat Huis Marseille particulier wordt gefinancierd en geen ‘bezoekerstargets’ kent en daarom vrijer is in de programmering dan gesubsidieerde instellingen.
De Amerikaanse fotografe Diane Kaganova meent dat een festival zich bezig moet houden met het zoeken en presenteren van ‘amazing work’ en dat het zeker geen kunstmarkt (‘artfair’) moet worden.
De moderator verlegt het gesprek naar het publiek van festivals.
Marga Rotteveel van Fotofestival Naarden zegt dat het belangrijk is te weten wie je publiek is. In Naarden hebben we vooral te maken met amateur-fotografen, een ‘leisure-market’ van 40.000 bezoekers. Sinds kort toont Naarden uitsluitend werk van Nederlandse fotografen. Iemand in het gezelschap vraagt hoe dat tot stand kwam. Rotteveel vertelt dat 1. de organisatie zocht naar een ‘niche’ en dat 2. ‘Naarden’ trots is op de Nederlandse fotografie.
Vervolgens legt Baldwin uit dat fotofestivals zeer verschillend van karakter kunnen zijn. Hij noemt drie categorieën: een organisatie die ’top-down’ tot stand komt, waarbij het initiatief (en de financiering) bij de landelijke overheid ligt. Daarnaast zijn er festivals (zoals Fotofest) die gedreven worden door (voormalige) fotografen. En dan zijn er nog organisaties die op basis van ‘private funding’ werken.
Hij vervolgt dat er op internet een lijst bestaat waarop 32 festivals zijn te vinden. (De website photo festival union biedt al een overzicht van de 28 grootste Europese festivals: http://www.festivalunion.com, H.S.)
Baldwin merkt op dat hun exposities zeer verschillende publiekgroepen aanspreken. Als voorbeeld noemt hij twee tentoonstellingen die op verschillende plekken in de Verenigde Staten te zien waren: ‘Guantanamo’ en ‘Russian Picturalism’.
Issa Touma, van Syrische festival International Photography Gathering in Aleppo, werkt uit ‘liefde voor de kunst’ en streeft er naar verschillende groepen bezoekers aan te spreken. In Syrië kan de fotografie ‘een verschil maken’. Een fotograaf uit zijn festival zocht jaren terug contact met arbeiders van fabrieken in Aleppo en sinds die tijd zijn zij trouwe bezoekers van het festival. Velen van hen zien voor het eerst ‘alternatieve’ westerse fotografie en zijn oprecht nieuwsgierig.
Het gesprek stokt en Marsman wil het feit dat steeds meer fotografen zich ‘kunstenaar’ noemen ter sprake brengen, hij vraagt zich af hoe we de verhouding fotografie – kunst zouden moeten zien. Baldwin vindt dat absoluut irrelevant: ‘Asking what photography is, is a bullshit-question. Er zijn hier verschillende collega’s uit diverse landen die in de samenwerking belangrijke zaken hebben gerealiseerd. Daar zouden we over moeten praten, daar kunnen we nog iets van opsteken.’
Wanneer die voorbeelden niet spontaan gegeven worden vertelt hij verder: ‘Er was in de Verenigde Staten nog nooit een expositie met Arabische fotografie. Wij presenteerden Nazar (de Noorderlicht-tentoonstelling uit 2004 met en over Arabische fotografie) in Houston en New York en de reacties waren overweldigend.’
Vanuit verschillende kanten klinkt nu waardering voor de politieke stellingname van Noorderlicht en de opmerking dat het geselecteerde werk moet reizen en op plaatsen getoond moet worden ‘where it is shocking’.
De volgende vraag betreft het waarom van fotofestivals. Bonnie Rubenstein (Contact Toronto Photography Festival) zegt dat wat haar betreft een festival pas een festival is wanneer het feestelijke (‘celebatory’) elementen heeft. Niet uitsluitend een reeks exposities, maar juist ook een plek voor ontmoetingen. Rhonda Wilson van Rhubarb-Rhubarb uit Birmingham: Wij willen geen festival heten. Vanaf 1993 proberen wij fotografen te ondersteunen door onder andere ontmoetingen met ‘reviewers’ te organiseren. De processen tussen de deelnemers vinden wij belangrijker dan het product tentoonstelling: we’re not output-driven.’
Nu wil Wim Melis, de samensteller van de centrale Noorderlicht-tentoonstelling, die de dag voor deze bijeenkomst opende, ook wel iets zeggen. ‘Wij vinden het belangrijk verhalen te vertellen die er toe doen en daarbij ook op het politieke vlak stelling te nemen. Het celebreren van de fotografie is voor ons niet voldoende. Het Noorderlicht bestaat dit jaar 17 jaar en we zijn blijven discussiëren over de richting waarin we ons willen begeven. We willen het ons en ons publiek niet makkelijk maken. Ik meen dat we door de jaren heen politieker geworden zijn. Die ontwikkeling heeft het festival een duidelijk gezicht gegeven en daar hebben we internationaal erkenning voor gekregen.’
‘Wat is nu het belangrijkste doel van zoiets als een fotofestival’, vraagt Marsman zich af. Baldwin van Fotofest meent dat het doel ligt ‘in het scheppen van mogelijkheden voor creatieve beeldmakers om zich te uiten. Om de energie vrij te maken bij de kunstenaars.’
‘Is een festival de beste plaats voor het presenteren van een politiek thema?’
Melis: ‘veel onderwerpen, zoals bijvoorbeeld ‘het geloof’, zijn tamelijk abstract. Fotografie is in staat het publiek er over te vertellen en te emotioneren’.
Met emoties hebben ze in Bangladesh wel ervaring. Bij de laatste editie van Chobi Mela, het fotofestival aldaar, ontving de organisatie bedreigingen van de Islamitische partij, want fotograferen is zondig en de zondaars zouden gedood worden. Daar kon de organisatie niks mee, dus het festival, dat van grote emancipatorische waarde is voor de fotografie en de fotografen uit de regio en ver daar buiten, ging gewoon door, aldus Shahidul Alam, oprichter en drijvende kracht achter Chobi Mela. Hij acht het noodzakelijk grote, soms sluimerende problematiek naar buiten te brengen. Hij is niet getrouwd met het concept van een festival, maar zolang het werkt en de gemoederen in beweging brengt wil hij ermee doorgaan.
Alam vertoont een film over het Chobi Mela festival en vertelt vervolgens hoe de emancipatie van de fotografie in Bangladesh tot stand is gekomen. Het begon met een agentschap dat vanuit Dhakka de locale fotografen ging vertegenwoordigen. Vervolgens kwam er een opleiding voor fotografie. Een instituut dat internationaal sympatie verwierf en waar fotografen als bijvoorbeeld Abbas onbezoldigd workshop kwamen geven. Het Chobi Mela festival begon in 2000 en wil een ‘eigen beeld met eigen fotografen’ presenteren en ‘een eigen strategie voor de eigen situatie ontwikkelen’.
Een mooi voorbeeld van die eigen strategie zien we in de film: foto’s rond belangrijke thema’s brengt het festival gewoon naar het publiek. Op een reeks riksja’s worden presentatiewanden gemonteerd en deze tentoonstellings-karavaan rijdt vervolgens onder grote belangstelling naar drukke plaatsen in de hoofdstad. Een wijze van presenteren die inmiddels in vier landen in Afrika en Zuid-Amerika is nagevolgd. Het festival heeft met tegenwerking van de overheid te maken, maar zoekt daar creatieve oplossingen voor. Soms moeten dan twee tentoonstellingen in 1 nacht van gebouw wisselen, omdat de minister bepaalde foto’s niet in het ‘National Museum’ wil zien.
De moderator vraagt waarom we zo weinig (politieke) stellingname in ‘andere’ festivals zien.
Hij krijgt geen antwoord van de verzamelde curatoren en Issa Touma van het Syrische fotofestival begint te vertellen over het tumult rond de cartoons over de profeet die in Denemarken waren gepubliceerd. ‘Wij kregen excuusbrieven uit dat land, maar ik ben er naar toe gegaan en heb die cartoons meegevraagd en ze in Syrië gepresenteerd. Wij zijn ervan overtuigd dat die rellen georganiseerd zijn, met name door Hezbollah. De protesten bleven beperkt tot de grote steden waar de media aanwezig waren, de mensen op het platteland hielden zich er niet mee bezig. We kunnen en willen ons niet laten leiden door angst voor religieus fanatisme.’
‘Ook in Griekenland, bij de International Photography Meeting in Thessaloniki, komen politiek gevoelige zaken als religie en de globalisering aan de orde,’ vertelt Evangelos Ioakimidis van het betreffende festival.
Marsman stelt dat in de Nederlandse situatie weinig politieke statements worden gepresenteerd. Het uitdagen van de bestaande situatie (‘challenging the status quo’) gebeurt naar zijn idee te weinig.
Els Barents vertelt dat zij zich bezighoudt met de vraag waar de fotografie zich het meest ontwikkeld. In welk genre bijvoorbeeld. ‘Wanneer dat landschaps- of architectuurfotografie is, dan wil ik dat laten zien. Wat mij betreft gaat het er om nieuwe manieren van kijken, nieuwe visies te presenteren.’
Naar aanleiding van de laatste vraag stelt men vast dat de verschillende organisaties hun eigen uitdagingen kennen. Festivals, musea en commerciële galeries hebben andere doelstellingen en moeten daar op hun eigen manier zo goed mogelijke invulling aan geven.
De bijeenkomst wordt afgesloten door Bonnie Rubenstein die met een citaat uit het woordenboek de afkomst van het woord ‘festival’ toelicht. De term ‘festival’ is geëvolueerd uit ‘feast’ en dat woord is ooit ontstaan als naam voor ‘religieuze bijeenkomsten’.
• Meer informatie over Noorderlicht: Photostart
• Recensie in de Volkskrant: Engagement ten onder in lange beeldenmantra