Onschuldige foto’s van voorbijgangers toch verboden?

Het Hof Amsterdam heeft in 2009 een uitspraak gedaan in de zaak over een foto van een joggende moeder, die – via Hollandse Hoogte – bij een artikel stond in de gids van de Consumentenbond over MP3 spelers. Zij duwt een kinderwagen voort. De foto is schuin van achteren genomen. De vrouw was gekleed in een sporttenue en had oordopjes van een MP3 speler in. Ze was van het maken van de foto niet op de hoogte. Dit mocht volgens het Hof Amsterdam, er werd geen inbreuk gepleegd op het portretrecht van de joggende moeder.

Het Hof oordeelt: “Het belang van de informatievoorziening brengt mee dat berichtgeving zoals hier aan de orde moet kunnen worden voorzien van illustratiemateriaal, zoals foto’s van de werkelijkheid. Het is daarbij onvermijdelijk dat foto’s van toevallige passanten worden gepubliceerd. De foto waar het in dit geding om gaat, is neutraal. Ook kan – objectief gezien – niet worden gezegd dat de foto op enigerlei wijze compromitterend of diskwalificerend is of een zodanig effect heeft.” Daar moest de joggende moeder het mee doen, ondanks haar bezwaar, op grond van haar persoonlijke keuzes, tegen publicatie van de foto.

Onlangs is er echter in de literatuur in een commentaar een nieuw licht geworpen op publicaties dit soort foto’s, en zou kunnen worden verdedigd dat dit toch niet mag. Het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) heeft namelijk al eerder, in 2006 in een tamelijk onbekende uitspraak, geoordeeld dat de beslissende factor in de afweging van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de vrijheid van meningsuiting moet liggen in de bijdrage die de foto levert aan het debat van algemeen belang. Dit lijkt te gelden voor zowel bekende als onbekende personen, die beide een redelijke privacyverwachting mogen hebben.

Indien deze gevolgtrekking juist is, zie ik niet snel in waarom dit soort foto’s -zeker de foto van de joggende moeder- een bijdrage levert aan een debat van algemeen belang, waarbij ik in het midden laat of zo’n debat überhaupt plaats kan vinden over iets alledaags als MP-3 spelers. In dat geval heeft deze uitspraak van het EHRM zeer grote gevolgen voor publicaties van foto’s van toevallige voorbijgangers. Het betreft hier immers vrijwel altijd portretten van herkenbare personen, die in veel media (soms te pas en te onpas) worden gebruikt en gepubliceerd. Bij dit alles geldt nog dat volgens andere jurisprudentie van het EHRM de ‘gewone man’ een eerder te honoreren privacyverwachting heeft. Ik denk dat in veel gevallen inderdaad goed verdedigbaar is dat de ‘privacyverwachting’ van de gewone man groter is dan die van de bekende Nederlander.

Moeten fotografen nu een stuk voorzichtiger zijn? Met de auteur van de hiervoor bedoeld commentaar, Paul Geerts, ben ik van mening dat veel geportretteerden niet snel in actie zullen komen en dat de bedragen die aan schadevergoeding in Nederland worden toegewezen zo laag zijn dat de soep niet zo heet gegeten zal worden. Daar komt nog bij dat veel geportretteerden niet eens zullen weten dat hun portret is gebruikt, zeker niet als de foto in vluchtige media is geplaatst. Deze problematiek speelt uiteraard niet als er wel gewoon toestemming is verleend.


Joost Becker is advocaat Intellectuele Eigendomsrecht en Internetrecht bij Dirkzwager te Arnhem (afdeling IE-IT, e-mail: becker@dirkzwager.nl, telefoon: 026-353 83 77).

Begin 2009 op PhotoQ: Hollandse Hoogte wint hoger beroep van joggende moeder

Zie ook de Ombudsman van de Volkskrant: De fotograaf en het kussende stel