Oorlogsfotografie: suggestie sterker dan werkelijkheid?

Op de studiedag ‘(In)visible Conflicts’ afgelopen woensdag in De Balie in Amsterdam over de ‘crisis in photojournalism’ leken zeker twee sprekers het met elkaar eens, de Nederlandse hoogleraar Henri Beunders en de ‘Reader’ Mark Durden van de universiteit in het Engelse Derby gaven aan dat de suggestie van ellende vaak beter werkt dan het letterlijk tonen ervan.
Het zal in elk geval een langer durend en communicatief sterker effect hebben, aldus de sprekers. Dat de reeks niets verhullende foto’s van hele en halve, al dan niet verkoolde of stukgeschoten menselijke resten die Hans Aarsman net voor de lunch liet zien iedereen lange tijd stil liet zijn, doet daar vermoedelijk niets aan af. Het was een selectie foto’s van de internationale persbureaus die door de fotoredactie van de Volkskrant ter zijde was gelegd. Te erg.

Nee, dan was de mening van Oliviero Toscani (Benetton!) die Bas Vroege citeerde over Geert van Kesterens boek ‘Why Mister, Why?’ beter verteerbaar, zij het kritisch: ‘This book is masturbation, what I do is penetration.’ Aldus suggererend dat de meeste fotografen met beoken vooral zichzelf willen bewieroken en niet hun boodschap helder verkopen. Iets waar Vroege het niet mee eens was in dit geval. Reden ook waarom hij de gelijknamige tentoonstellig in het Nederlands fotomuseum produceerde.

Conclusie van de dag was dat er misschien wel een crisis in de fotojournalistiek bestaat, maar dat die toch vooral ook veel uitdagingen biedt. De oude media verliezen hun invloed op het publiek en het is aan fotografen en journalisten om op andere manieren hun verhaal aan het publiek aan te bieden: boeken, magazines, websites, tentoonstellingen.