Rechtbank Amsterdam: fotografen-werknemers houden automatisch persoonlijkheidsrechten

In een zaak tussen beroepsfotograaf S. en de Vrije Universiteit van Amsterdam (VU) is geoordeeld dat persoonlijkheidsrechten niet automatisch toekomen aan de werkgever, maar de werknemer. Dit oordeel kan gevolgen hebben voor foto’s gemaakt in het kader van een arbeidsrelatie, die zonder toestemming van de fotograaf worden geëxploiteerd.
Persoonlijkheidrechten zijn van het auteursrecht afgeleiden rechten, zoals het recht op naamsvermelding, maar ook het recht om tegen wijzigingen in foto’s op te treden. Het zijn verbodsrechten; als ze niet worden gerespecteerd kan de fotograaf een verbod eisen op de verdere openbaarmaking van zijn foto’s.

De gangbare gedachte is dat persoonlijkheidsrechten kunnen toekomen aan werkgevers, althans aan de rechtspersonen van die werkgevers, denk aan BV’s en dergelijke, omdat ook het auteursrecht van in dienstverband gemaakte werken toekomt aan de werkgever. Onlangs heeft de Rechtbank Amsterdam echter geoordeeld dat persoonlijkheidsrechten toekomen aan de werknemer. Het ging in deze zaak over het openbaar maken van foto’s van S., als werknemer in dienst van de VU, zonder daarbij zijn naam te vermelden. De VU meende dat dit foto’s betrof die zijn gemaakt in het dienstverband tussen VU en S. en daarom aan de VU als werkgever toekwamen. S. zou daarom geen recht op naamsvermelding hebben. De Rechtbank schrijft:
“De aard van het recht op naamsvermelding, een persoonlijkheidsrecht, verzet zich ertegen dat dit recht door middel van het fictieve makerschap ex artikel 7 Auteurswet aan een werkgever toekomt en niet aan de fysieke maker.”

Kortom, persoonlijkheidsrechten horen bij de werknemer, niet bij de werkgever. Omdat dit oordeel wordt gegeven in een zogenoemde bodemprocedure, en niet in een kort geding, heeft het extra zeggingskracht.

Onduidelijkheden op dit punt kunnen worden voorkomen als werkgevers en werknemers vooraf goede afspraken maken over persoonlijkheidsrechten op foto’s die worden gemaakt in dienstverband. De wet biedt de mogelijkheid dat de fotograaf-werknemer afstand doet van persoonlijkheidsrechten. Worden geen goede afspraken gemaakt dan kan het zijn dat – zoals de Rechtbank Amsterdam oordeelt – persoonlijkheidsrechten overeind blijven. De fotograaf-werknemer komt dan nog steeds een verbodsrecht toe.

Overigens geldt dat bij uitoefening van het verbodsrecht op grond van persoonlijkheidsrechten een redelijkheidstoets geldt. De fotograaf kan zich niet tegen exploitatie van foto’s zonder naamsvermelding en wijzigingen in foto’s verzetten als dat verzet in strijd met de redelijkheid zou zijn. De vraag is dus of de soep steeds zo heet gegeten wordt. We zullen moeten wachten of de Rechtbank zich daar nog over uitlaat, omdat nog geen eindoordeel is gegeven; partijen moeten nog verder procederen.



http://www.boek9.nl/files/2011/20110713_Rechtbank_Amsterdam_S-VU.pdf

Joost Becker is advocaat Intellectuele Eigendomsrecht en Internetrecht bij Dirkzwager te Arnhem (afdeling IE-IT, e-mail: becker@dirkzwager.nl, telefoon: 026-353 83 77).