Vorige week ontstond onder fotografen ophef over het contract dat ze moesten tekenen als ze een concert van de Foo Fighters willen fotograferen: alle foto’s voorleggen aan het management, de band kan auteursrecht op de foto’s doen gelden. Opmerkelijk die ophef, want dergelijke contracten duiken al een jaar of 25 op en worden zelden of nooit geëffectueerd. PhotoQ besteedt er toch aandacht aan, omdat fotograaf Reyer Boxem op treffende wijze de frustratie van zich af schrijft.
– door Reyer Boxem
Ja, een wereldband als The Foo Fighters is tof. Ja, ze zijn Rock and Roll, met hoofdletters ‘R’. Want The Foo Fighters don’t give a fuck, lopen in hun vuile onderbroek het podium op (of vallen er per ongeluk af) , bewijzen hun hart op de goede plaats in bewogen Keynote Speeches, en zweten elke avond hun houthakkershemd nat. En ze dragen Nirvana in hun genen mee, dus staan buiten elke discussie. Dat is in het kort het beeld van deze miljonairsband. Dat laatste is ze gegund trouwens, want als je zoveel goede liedjes kan schrijven als zij doen wordt je niet alleen automatisch rijk, maar kom je ook nog eens in de hemel. Dat laatste zeg ik als oprecht muziekliefhebber.
Nu wil het management van deze prachtige band het exploitatierecht over de foto’s bemachtigen. Zo schreef Villamedia het nieuws op:
“Als ze (de fotograaf) het contract hadden ondertekend, kreeg de band het recht om de foto’s die in de krant zouden verschijnen vooraf goed te keuren. Ook mochten de foto’s maar voor één artikel worden gebruikt en de auteursrechten komen bij de band te liggen. De Foo Fighters mogen de foto’s verder exploiteren zonder enige goedkeuring, vergoeding of tegenprestatie voor de fotograaf.”
Het inzicht en de wetenschap dat alle publiciteit om je band heen per definitie oncontroleerbaar is, maar dat publiciteit je als band te allen tijde commercieel goed doet, staat in les 1 van Het Grote Boek voor de Rockmuzikant. Negatieve of positieve publiciteit, daar kom je op een zeker niveau gewoon boven te staan, of je moet je nichtje van 13 onverhoopt sodomiseren natuurlijk, dan heb je – terecht – een (imago)probleem.
Ik kan niet in de hoofden van het management van The Foo Fighters kijken. Zou het gewoon een stupide ingeving zijn geweest, dit contract? Net zo stupide als Kanye West die twee weken geleden op het Engelse Glastonbury festival besloot zich te vergrijpen aan het Queen-nummer Bohemian Rhapsody en de hoon van de halve wereld over zich heen kreeg omdat het niet om aan te horen was? Of is het toch een poging tot imago-controle plus verdienmodel om al het professioneel gemaakte beeld in eigen hand te krijgen èn te houden? Als ze het exploitatierecht over foto’s daadwerkelijk weten te verwerven, kunnen ze andermans beeld tot in lengte van dagen gebruiken om posters, cd’s, handdoeken, t-shirts, koffiemokken, damesslips, boeken, muismatten, zweetbandjes, en dvd’s mee te illustreren. Een miljoenenbusiness lijkt me dit, wereldwijd.
Dan de fotografen. Die dekselse fotoprofs staan met hun hightech-apparatuur op drie meter afstand elk ongerechtheidje in je baard haarscherp te registreren, focussen net op dat ene moment dat de bassist zijn linkeroog dichtheeft en zijn onderlip laat hangen, of weten net het stukje spinazie tussen de hagelwitte tanden van de drummer in beeld te vangen. Althans, dat kúnnen ze doen. Dat zou eventueel niet leuk kunnen zijn voor de betrokken rocksterren, als je dat ’s ochtends in de hotellobby op pagina 3 van de ochtendkrant voorgeschoteld krijgt, net herstellend van een kater. Maar dan nog: dat is toch gewoon fucking rock and roll? En ook: welke fotograaf zou per se een lullige, of een machorockpose ondermijnende foto van The Foo Fighters gepubliceerd willen hebben? Alleen zure fotografen van zure kritische kranten, maar die bestaan toch helemaal niet meer? Er bestaan honderden (muziek)websites, gerund door liefhebbende vrijwilligers, met op vrijwillige basis werkende fotografen, die brave plaatjes, hele slideshows, maken en voor wie de eer van de publicatie en het dicht op het vuur mogen staan al beloning genoeg is.
Ik heb zelf als fotograaf ontelbare concerten gefotografeerd, en diverse restricties meegemaakt bij het fotograferen van bands op een podium (standaardpakket : alleen de eerste 3 nummers van een band in het donker, met de lichtman nog op het toilet) maar nog nooit de rechten afgegeven.
De Kelly Family wilde alleen vanaf de mixtafel (70 meter van het podium) gefotografeerd worden. Prima, kreeg ik ze er ternauwernood allemaal op. Maar: nooit rechten afgegeven. Paul Weller wilde niet met een telelens groter dan 80 mm gefotografeerd worden, maar zei er dan weer niet bij van welke afstand dat dan toegestaan was, the poor chap. Nooit rechten afgegeven. Zo kan ik nog wel wat grappige anekdotes opdissen, maar da’s nu niet belangrijk.
Ik heb nog nooit de rechten afgegeven. En dus heb ik wel eens een fotootje voor de tweede keer verkocht, uit mijn archief. Daar kreeg ik dan bijvoorbeeld 15 euro voor, na aftrek van belasting. Die archiefverkoop, die eventualiteit, zit eigenlijk al inbegrepen in de schamele vergoedingen die gangbaar zijn in de journalistiek. Als je voor 60 euro nu op pad wordt gestuurd, en je bent vier uren (reistijd, fotograferen, afwerken, sturen) bezig met god-weet-welke artiest in de Oosterpoort Groningen, ben je blij als er eens een foto hergebruikt wordt. Dan kom je met je beeld- en auteursrecht ineens nèt op niveau putjesschepper. Toen Lou Reed (god bless him) overleed had ik een topweek. Vijf archiefverkopen. Kon ik zomaar naar een heus restaurant en heb ik een flesje rood op hem gedronken.
Het concertpubliek ondertussen, met smartphones boven hun hoofd waving like they just don’t care maakt braaf hun concertsouvenirs en delen dat op Facebook of Twitter. Vage beelden, overstuurd geluid, enthouisiast gegil, lekker sfeertje. Daar gaat het om likes, niet om geld. Alhoewel, Facebook kan geposte foto’s commercieel uitbuiten, heb ik eens gelezen. Tuurlijk, zíj ook al.
Een triljoentriljard keer gedeelde Youtube-post waarin Dave Grohl een vechtende gast in de zaal op een iTunes-festival in Londen publiekelijk vernederd, dát zijn de beelden die we willen zien! Die bewijzen de tofheid van The Foo Fighters. En ik geloof ‘m, ik geloof Dave Grohl. Dat-ie tof is. Ik geloof dat ze ver boven ons – zielige krantenfotografen met een hypotheek – staan en dat ze zó groot zijn dat ze hun rock and roll-circus versie 2.0 volgens hún richtlijnen over ons en onze grijze hoofdredacteuren uit kunnen rollen. Ik geloof hem en zijn management als ze zeggen:
“Beste fotografen, we hebben jullie niet meer nodig. It was fun while it lasted, maar niemand leest meer een krant. Zeker ons publiek niet. We rule, you do not. Dus rot op, het zicht op ons belemmerend voor die eerste paar duur betaalde rijen. Rot op, met je maanden van te voren aangevraagde accreditaties en ‘Access all Areas’-pasjes en alle bijbehorende rompslomp. Rot op met je lange lenzen. Rot op met je artistieke pretenties. Rot op, met die steeds opduikende archieffoto in je rotkrant waar ik als een idioot opsta. Alleen jij, ja jij, die dikke daar achteraan met dat kleine cameraatje. Jij mag blijven. Als valbreker onder het podium, als ik weer eens struikel.
Reyer Boxem is freelancefotograaf in het noorden van het land voor oa Trouw, Elsevier, Noorderbreedte, Dagblad van het Noorden en theatergezelschappen als het Noord Nederlands Toneel en de Peergroup.