Stedelijk Museum koopt twee Gursky’s

Het Stedelijk Museum heeft twee belangrijke werken aangekocht van de Duitse kunstenaar Andreas Gursky (Leipzig, 1955). De aanwinst is mogelijk gemaakt dankzij de steun van de Mondriaan Stichting, het Titus Fonds van de Vereniging Rembrandt, het VSB Fonds en het SNS Reaal Fonds.
Uit het persbericht van het Stedelijk:
‘De aangekochte werken, Mayday V (2006) en Frankfurt (2007) sluiten niet alleen aan bij belangrijke lijnen binnen de collectie fotografie van het museum, maar slaan ook een brug naar thema’s in andere vormen van beeldende kunst. Naast de twee vroege werken van Gursky die het Stedelijk al in bezit had, is met deze twee monumentale aanwinsten ook recent werk van de kunstenaar in een openbare Nederlandse collectie vertegenwoordigd.’

Het Stedelijk geeft een uitgebreide toelichting:

De foto’s van Andreas Gursky staan bekend om de verwarrende fysieke en ruimtelijke ervaring die ze bieden. Het voor fotografie ongewone, monumentale formaat dwingt de toeschouwer letterlijk afstand te nemen. Tegelijkertijd is de rijkdom aan details zo groot dat de kijker zich haast verliest in het beeld, iets wat onmogelijk wordt gemaakt door het ontbreken van een centraal verdwijnpunt. Ondanks de verleidelijkheid van de beelden, de fascinerende scherpte en de suggestie van ruimte is er voor de kijker geen plaats in een visuele werkelijkheid. Die lijkt op te lossen in een haast abstract, decoratief raster, als van een wandtapijt. Tegelijkertijd zijn de beelden onmiskenbaar realistisch – uiterst concrete verwijzingen naar herkenbare plekken uit de mondiale cultuur.

Frankfurt, een werk van ruim 2 bij 5 meter, toont de aankomst- en vertrekhal van een luchthaven. Ruim de helft van de foto wordt in beslag genomen door een bord met tabellen van bestemmingen, inclusief vluchtnummers, tijden, terminals, gates en incheckbalies. Daaronder staan reizigers te wachten zonder dat duidelijk is waarop. Het realisme van dit beeld, in de zin van een directe fotografische opname van de werkelijkheid, blijkt schijn. Nadere beschouwing van de aaneenschakeling van smalle blauwe borden met verschillende nummers van terminals en letters van vertrekhallen maakt duidelijk dat het een geconstrueerd beeld betreft. Gursky legt in zijn werk Frankfurt geen specifieke situatie vast maar verbeeldt het fenomeen luchthaven als een doorgangsruimte en een schier eindeloze opeenstapeling van bestemmingen.

(klik op foto voor groter beeld)

Het andere werk, Mayday V (afbeelding), ruim 3 bij 2 meter, wordt nog sterker bepaald door een geometrische beeldstructuur. In het grid van een immens, verlicht gebouw verschijnen op alle verdiepingen mensen, die van elkaar te onderscheiden zijn maar elke individualiteit missen. Ze zijn ondergeschikt aan het dwingende, naar abstractie neigende raster van de gigantische blokkendoos. Mayday V verbeeldt het verlies van individualiteit in een door collectiviteiten bepaalde samenleving. Door de dwingende magie van het abstracte geometrische patroon legt Gursky bovendien het accent op de formele kwaliteiten van het beeld

De aankoop is een welkome aanvulling op de twee werken van Andreas Gursky die al in de collectie van het Stedelijk aanwezig waren: Theben, West uit 1993 en Autosalon, Paris uit 1993-1996. Ook het portfolio Düsseldorfer Fotomappe uit 1989 in de collectie van het Stedelijk, bevat, naast werk Thomas Struth, Thomas Ruff en Axel Hüte, een foto van Gursky.

Gursky’s werk verhoudt zich zowel tot de geschiedenis van de fotografie als tot die van de recente schilder- en beeldhouwkunst. Zo is Gursky in zijn gebruik van kleur en in de aandacht voor een vervreemdende, alledaagse werkelijkheid bijvoorbeeld geïnspireerd geweest door de Amerikaanse kleurenfotografie van onder anderen Stephen Shore, Joel Sternfield en William Eggleston uit de jaren zeventig. Zijn nadruk op herhaling, rasters en abstrahering verraadt echter ook verwantschap met de minimal art sculpturen van een kunstenaar als Donald Judd

Andreas Gursky is een van de meest toonaangevende fotografen van zijn generatie. Van alle leerlingen van het Duitse kunstenaarsechtpaar Bernd en Hilla Becher, docenten aan de kunstacademie van Düsseldorf waar Gursky van 1981-1987 studeerde, is hij het meest radicaal en baanbrekend. Met hun heldere conceptuele methodiek inspireerden de docenten een hele generatie Duitse fotografen, waartoe ook Thomas Struth en Thomas Ruff behoorden. Het werk van Bernd en Hilla Becher, Struth en Ruff is vertegenwoordigd in de collectie van het Stedelijk. De Bechers werkten in zwart-wit, in series, opgebouwd uit gelijkvormige opnamen van industriële bouwwerken en maakten zo ‘portretten’ van objecten als gashouders, mijnschachten en graansilo’s. Klassieke elementen in de fotografie, zoals spontaniteit, standpunt, toeval en bijzondere compositie en lichtval, gaven zij in hun werk geen rol. In Düsseldorf eisten de Bechers van hun leerlingen een methodische aanpak en het gebruik van technische camera’s op statief, die trager zijn dan de beweeglijke kleinbeeldcamera, maar een veel grotere detailrijkdom bereiken. Gursky begon vrijwel onmiddellijk in kleur te werken, vanaf eind jaren tachtig eerst op midden- en vervolgens op grootformaat. Kleurenfotografie werd tot in de jaren tachtig niet serieus genomen in de kunstwereld – het zou louter bij de reclamefotografie horen.

Gursky vond in zijn onderwerpkeuze en in zijn afstandelijke, ironische en scherpe benadering vanaf midden jaren tachtig zijn eigen signatuur. Hij ‘herontdekte’ het vermogen van de camera om meer te zien dan het menselijk oog kan registreren, iets dat pas bij uitvergroting van het negatief zichtbaar wordt. De camera’s die hij gebruikte, maakten vanzelfsprekend steeds grotere en haarscherpe afdrukken mogelijk. Gursky buitte dit vermogen uit door vanaf het einde van de jaren tachtig altijd hoge en verre standpunten te kiezen: hij fotografeert landschappen vanuit een helikopter, massabijeenkomsten vanuit een hijskraan of gebouwen vanuit een tegenoverliggende uitkijkpost. Naast een voorliefde voor onderwerpen als (industriële) landschappen en stedelijke structuren, toeristenstromen en de beweging van groepen mensen in openbare ruimten, richtte hij zich steeds meer op onderwerpen die voor hem de tijdgeest samenvatten. Hij fotografeerde fabrieken, vliegvelden, beurzen, hotels, kantoorgebouwen en warenhuizen als metaforen van het moderne leven, waarin vervreemding en globalisering een rol spelen.

Gursky’s foto’s hebben geen verdwijnpunt, simpelweg omdat hij vanaf het begin van de jaren negentig met digitale manipulatietechnieken verschillende opnamen tot één enkel beeld samenvoegt. Hierdoor bereikt hij die verwarrende ervaring van micro- en macronuances. De digitaal gestuurde kleuren versterken het decoratieve en abstracte karakter van zijn beelden nog eens.

In de rubriek Boekrecensies van PhotoQ:
Fotografie in het Stedelijk