Otto Snoek (Rotterdam 1966) profileert zich als straatfotograaf. Dat is ook al jaren mijn specialisatie. Voor het over Otto Snoeks fotografie te hebben zal ik eerst het terrein dat ‘straatfotografie’ heet afbakenen.
Verwant aan de journalistieke, reportage- en documentaire fotografie heeft straatfotografie een wat andere invalshoek. Straatfotografie is het genre waarin de fotograaf het menselijke gedrag in de publieke ruimte vastlegt. Zoals de fotograaf zich elders laat verrassen door wat hij tegenkomt, het nieuwe, het bijzondere, zo laat de straatfotograaf zich leiden door het gewone, alledaagse leven. Het blijvend observeren van, meestal, de eigen omgeving traint hem er in om die steeds op andere manieren gestalte te geven.
Vanaf het begin van de fotografie is ‘de straat’ één van haar grote thema’s. Maar nadat het genre, door de ontwikkeling van de kleinbeeldcamera, in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw een bloeiperiode kende, lijkt het op steeds kleinere schaal beoefend. Daar zijn wel oorzaken voor aan te wijzen. Ondanks het vaak enorme enthousiasme en grote werkdrift, leverde het meestal weinig brood op de plank. Er moest ook geld verdiend worden. Dus werd de fotografie van enthousiaste amateurs volledig overgenomen door de profs, die steeds indrukwekkender technieken ter beschikking stonden. Er moesten immer fantastischer beelden, ‘andere werelden’, geschapen worden. Die vercommercialisering was natuurlijk van grote invloed op de beeldvorming. En, ‘last but not least’, is er de toenemende afkeer van de mensen om op straat ongevraagd en zonder opgaaf van redenen vastgelegd te worden. (Naar mijn idee ondermeer een teken van het zich immer ongemakkelijker voelen van mensen in de maatschappij.) Als serieus genre werd de straatfotografie meermalen ten grave gedragen, bijvoorbeeld in René Boomkens’ De nieuwe wanorde.
Nu de nieuwste, nóg kleinere camera’s, digitale mogelijkheden en internet voor velen bereikbaar zijn, lijkt de straatfotografie aan een opmars bezig, misschien juíst tegen oprukkende privacy-restricties in. Iedereen kan en wil nu fotograferen. Die interesse is er altijd wel geweest, maar van de vele fotografie-studenten die je een aantal jaren op straat ziet lopen, verneem je daarna vaak niets meer. Het kenmerk van de ‘ware straatfotograaf’ is de ‘lange adem’, het beoefenen van straatfotografie is een levensstijl. Wanneer ik genoemde, in elkaar overlopende genres (Koen Wessing, Bertien van Manen, Ad van Denderen en Ad Nuis) aan de ene kant en de meer artistieke straatfotografie aan de andere kant (Paul Bogaers, Hans Eijkelboom), buiten beschouwing laat, is het in Nederland nog altijd mager gesteld met de ‘echte’ straatfotografie. Hier is straatfotografie nog altijd synoniem aan ‘Ed van der Elsken’.
Van de weinigen die er boven het maaiveld uitsteken mag ik naast die andere Rotterdammer, Carel van Hees, en de Amsterdammer Thomas Schlijper, misschien mij zelf noemen. Van de eerste verscheen in 2001 het boek Play, waarop ik alleen heb aan te merken dat er wat veel portretten in staan, het boek wat nurks en onhandelbaar is. Thomas Schlijper toont vanaf 2000 zijn dagelijkse beelden op zijn website. Otto Snoek hoort in dit rijtje. Hij beoefent wat ik een soort ‘power-fotografie’ zou noemen. Gewapend met een flitser en een recht-voor-z’n-raap stijl die doet denken aan Martin Parr. Het is catchy fotografie ‘met kloten’. Fotografie die gemakkelijk respect afdwingt, maar waarvan ik mij afvraag of dat altijd terecht is.
Hoewel ik elke vorm van straatfotografie toejuich (er moet meer op straat gefotografeerd worden!) is het jammer dat het genre zich hier opnieuw van haar ‘effect-bejag’-kant laat zien. Door een flits bevroren menselijk handelen heeft al snel iets bizars. De wezenloze blikken van mensen die op de foto in die flits staren, soms zichtbaar geërgerd, zijn naar. Hier opnieuw die neiging om het individu op te lossen in de kudde genaamd ‘mensheid’, onderhevig gemaakt aan, en onderdeel van, een grote hossende en uniforme massa, waarbij de gewoonste dingen een banale lading krijgen. Zaken die jij en ik natuurlijk nooit zouden doen! In deze fotografie draait alles om het ‘interessante zoekplaatje’ en … de fotograaf, achter zijn camera. Zo wordt de multiculturele samenleving in Rotterdam, die Otto Snoek graag vastlegt, wel erg dun en altijd vanaf de buitenkant bezien, dit terwijl hij zich er middenin bevindt.
Ik begrijp die fascinatie voor de mens als ‘kuddedier’ wel. Als je hele dagen tussen de mensen loopt is de neiging om nog slechts dát te zien niet moeilijk. Ik laat mij er ook wel eens door meeslepen. Nu stop ik liever met fotograferen op momenten dat dit mensbeeld mij overvalt, gelukkig gebeurt dat steeds minder. Het zou me bovendien niet verbazen als dit heeft bijgedragen aan het individuele ongenoegen om nog te worden vastgelegd. De mensen zijn zich er inmiddels wel van bewust dat ze er op foto’s van vreemden steeds bekaaider afkomen. De fotograaf die op straat ongevraagd anderen loopt te fotograferen zal wel zoiets aan het doen zijn. Dat wil je niet meer.
Volgens mij moeten we met de straatfotografie daarom een andere richting uit. Terug naar opnamen die het individu in haar waarde laat. Eerder de kant op van Tom Wood of Helen Levitt, dan die van Bruce Gilden of Martin Parr. Eerder de kant op van de amateur die zijn intimi vastlegt, dan die van de fotograaf met neiging iedereen op één hoop te gooien. De kleine intermenselijke gebeurtenissen, grotere en kleinere persoonlijke drama’s zijn, wat mij betreft, aangrijpender dan hysterisch massagedoe. Vastleggen wat zich allemaal voor de camera afspeelt, welk een interessant beeld dat ook oplevert, kunnen beveiligingscamera’s ook. Als fotograaf wil ik laten zien wat ik gezien heb, het is de kunst dát vast te leggen. Het is niet nodig om je acteurs, de mensen in de publieke ruimte, op een nare manier te kijk te zetten om daarmee in de ivoren toren van de ‘kunst’-fotografie te kunnen scoren. Het is voor de hedendaagse straatfotograaf van belang om, in dat al zo ingewikkelde gebied van betrokkenheid en distantie, het respect van het individu in de publieke ruimte terug te verdienen. Die vele portretten in Play zijn daarom wél begrijpelijk!
Het is goed dat er in de straatfotografie verschillende persoonlijkheden rondlopen, dat maakt haar als genre rijker. Hoewel Otto Snoeks foto’s in boekvorm beter tot hun recht komen dan als tentoonstelling, is het jammer dat één van onze straatfotografen hier opnieuw een wat al te bekend signaal afgeeft.
Why Not
fotografie: Otto Snoek
tekst: Henk Oosterling
gebonden, 31,5×23,5 cm, 144 pagina’s, met 100 foto’s in kleur en zwart-wit
uitgever: Episode Publishers
verkrijgbaar in engelse of nederlandse editie
prijs: 32,50 euro
De gelijknamige tentoonstelling is tot 17 mei te zien in het Nederlands Fotomuseum Wilhelminakade 332 in Rotterdam
Foto’s uit de serie zijn te zien op de site van de fotograaf: www.ottosnoek.com/hometown.htm