Uiterst aangenaam tegengif

‘Somehow, somewhat in the middle of things’ is de eerste groepstentoonstelling op de nieuwe locatie van Liefhertje en de Grote Witte Reus in Den Haag. De tentoonstelling is gebaseerd op twee verschillende series waarin de positie van de zwarte vrouw in Zuid-Afrika in beeld wordt gebracht. Curatoren Hester Keijser (bekend van onder andere het blog Mrs. Deane) en Robert Jan Verhagen (lhgrwr) hebben vrij associërend aanverwante fotografes – want het zijn allemaal vrouwen, grotendeels afkomstig uit het middenoosten – bij elkaar gebracht. Gemene deler: de zoektocht naar identiteit en de positie van de vrouw. Serieus? Ja. Droog? Geenszins. Voorkennis? Niet noodzakelijk.
Voor als u het einde van de tekst niet haalt: ik zal maar meteen vertellen dat deze tentoonstelling een feest voor het oog is. Hij is wat vol, maar niet chaotisch. Beeldende kwaliteit stond dan ook voorop. Dat is natuurlijk een open deur, maar in dit geval is het goed uitgepakt. Dat de meeste werken in meer of mindere mate een belangrijke politieke lading hebben, is evenwel niet te ontkennen. Ze missen echter de overdreven voorzichtige of paternalistische benadering die Westerse kunst over het zelfde onderwerp vaak kenmerkt, ofschoon het Nederlands-Turkse duo Pinar & Viola allerminst last heeft van die beperking.

Het werk van Waheeda Malullah (1978, Bahrein) is speels, op het oog zelfs luchtig. Haar werk is een combinatie van grafisch werk, fotografie en perfomance. In een serie van negen beelden wordt een groep in zwart gehulde vrouwen (dat neem ik tenminste aan) tegen een betonnen achtergrond langzaam beschilderd. Hun traditionele kleding dient als doek, dat nu eens niet wit maar zwart is. Er verschijnen een regenboog, een paar wolken en een vogel. Eén meisje laat haar gezicht zien, dat steeds net niet in lachen uitbarst. Het gaat er woest aan toe, de spetters vliegen in het rond. Het werk is bijna fysiek, het is makkelijk je in te leven in de handeling van het schilderen. Malullahs werkwijze haalt de spanning uit de lucht, terwijl ze ondertussen wel degelijk commentaar levert op het strenge, grafische zwart dat het Bahreinse straatbeeld bepaalt.

In Iran gaat veel kunst veel letterlijker over politiek, omdat dat de enige plek is waar dat ongestraft kan. Newsha Tavakolian (1981, Iran) hing twee levensgrote foto’s van een meisje in traditionele kleding en twee grote rode bokshandschoenen aan haar handen tegenover elkaar op. Op de ene foto staat ze tegen een witte muur, op de andere tegen een zwarte. Vecht ze zich uit de traditie? Is ze ondanks of juist dankzij die kleding krachtig? Het antwoord is niet eenduidig, maar dat is waarschijnlijk precies de bedoeling. Niet voor niets hangen ze voor het raam: Verhagen hoopt op een beetje frictie en discussie.

Het is opvallend hoe goed al het werk is uitgevoerd. Dat is natuurlijk een foute opmerking die mijn vooringenomenheid, hoe minimaal ook, verraadt. Misschien is mijn aanname niet eens heel gek, aangezien er in het middenoosten nog niet zo lang wordt gefotografeerd als in het westen. Sommige fotografen proberen er hardnekkig een ‘eigen’ beeldtaal te ontwikkelen, hetgeen bijna onmogelijk is omdat ook daar de Amerikaanse film met het cultureel DNA van de jeugd vervlochten is. Interessanter is het wanneer fotografen hun eigen beeldcultuur vermengen met de westerse en zo tot de nieuwe vormen komt waar hier een staal van wordt gepresenteerd.

Het werk van Mary Sibande (1982, Zuid-Afrika) vormde een van de uitgangspunten voor de tentoonstelling. Vrouwen met een huid zo donker als ebbenhout poseren in victoriaanse kostuums tegen een neutrale, lichtgrijze achtergrond. De kostuums zijn gemaakt van glanzende stof in diepblauw en turquoise, de kleuren die de uniforms van poetsvrouwen en bedienden kenmerken in veel Afrikaanse landen. Steevast zijn de kostuums opgesierd met een wit schortje. Sculpturale beelden zijn het die doen denken aan de wulpse gewaden uit de barokke schilderkunst en action figures van glanzend materiaal. De een breidt een trui met de ‘S’ van Superman, de ander draagt een met Louis Vuitton-logo bezaaid religieus object. Deze vrouwen worden als heldinnen, als iconen uit de schilderkunst neergezet, gepaard met dezelfde hoeveelheid symboliek. Als je dan de term ‘krachtig beeld’ wil gebruiken, dit is het moment. Als je dan ook nog weet dat juist in de Victoriaanse tijd de boerenopstand plaatsvond die het begin van de Apartheid inluidde, gaat er een siddering door je lijf.

Het hoogtepunt van deze tentoonstelling komt aan het eind, trap af, in de projectruimte. Julia Gunther (1979, Berlijn) exposeert voor het eerst met haar documentaire serie ‘Ruthy goes to church’. Julia Gunther en Ruth Jones ontmoetten elkaar op een filmset in Kaapstad, Gunther als assistent producer, Jones als schoonmaakster. Ruthy komt uit Manenberg, een van ruigste wijken van Kaapstad. Op haar 14e werd ze verkracht door een badmeester, ging van school en rooide het al die jaren door hard werken. Haar geluk vindt ze in de fanfare, die onderdeel is van de kerk. Toen het werk er bijna op zat, ging Julia voor het eerst mee naar Manenberg. Ze werd nét getolereerd; waarom was die blanke geïnteresseerd in hen? Langzaam maar zeker werd ze geaccepteerd en kon ze iedereen van de fanfare fotograferen. Julia’s persoonlijke band met Ruthy sijpelt door alles heen. Toch is het verre van sentimenteel. Paternalisme is ver te zoeken. Hartverscheurend is het juiste woord. Ruthy’s trots, de afgezakte kousen van haar jonge fanfaregenoten, de haveloze gebouwen op de achtergrond. De prints perfect afgewerkt, het souterrain een soort heiligdom, de rossige houten vloer van de galerie die terug lijkt te komen in de lambrisering op de foto’s waardoor je nog eens extra in die foto’s wordt gezogen. En dan die foto waarin Ruthy appel geeft. Enfin, als het u nog niet duidelijk is dan deze bekentenis: ik kreeg een brok in mijn keel die alleen met het nodige traanvocht weggeslikt kon worden.

Mocht u de kranten en het slechte nieuws beu zijn, gaat u dan vooral naar Den Haag. Mocht u behoefte hebben aan verfrissend goede fotografie, gaat u dan vooral naar Den Haag. Beide tentoonstellingen vormen een uiterst aangenaam tegengif voor de slecht-nieuws-moeheid en een uitstekende manier om hun serieuze onderwerp op een aantrekkelijke manier toegankelijk te maken.

Somehow, somewat in the middle of things – Mary Sibande, Newsha Tavakolian, Larissa Sansour, Waheeda Malullah, Pinar & Viola, Iris Vetter
&
Ruthy goes to church – Julia Gunther
24 maart t/m 10 juni 2012
Liefhertje en De Grote Witte Reus
Stationsweg 137, Den Haag
www.liefhertje.nl