Uitgebreid verslag 10de Donkere Kamer

De Donkere Kamer, de tweemaandelijkse fotoavond in Pakhuis De Zwijger, beleefde afgelopen maandag zijn tiende aflevering. Mede-presentator Lars Boering, directeur van de FotografenFederatie, die de avonden grotendeels financiert: ‘We gaan nog zeker anderhalf jaar door.’ Hieronder het verslag van de avond, van de hand van Erik Vroons.
Wie had dat kunnen bedenken, op 8 november 2010, voor aanvang van de eerste editie van De Donkere Kamer? De fotografie blijkt te leven als nooit tevoren, althans onder gelijkgestemden: curatoren van musea, galeries en festivals, schrijvers en redacteuren, grafisch ontwerpers, verzamelaars, maar toch vooral ook veel fotografen – zowel professioneel als dilettant. Ze vonden elkaar in het Pakhuis de Zwijger.

Nu, anderhalf jaar later, tijdens de tiende editie van De Donkere Kamer, kijken presentatoren en initiatiefnemers Edie Peters (PhotoQ) en Lars Boering (Fotografen Federatie) met tevredenheid terug. Ze hebben de tijd goed aangevoeld en een vertrouwd podium gecreëerd voor het uitwisselen van kennis en informatie. Een informele ontmoetingsplaats, ter lering en vermaak, die ruimschoots navolging heeft gekregen. De agenda barst wat dat betreft haast uit haar voegen.

Het is ook duidelijk dat fysieke aanwezigheid in de zaal de moeite loont: zoals tijdens vorige edities van dit tweemaandelijkse ‘live magazine’ zijn er ook nu weer interessante aanbiedingen voor de bezoekers en kunnen boeken (o.a. ‘Thuis’ van Lotte Sprengers), catalogi (NEW: Dutch Talent 2012) en tijdschriften (GUP) in de pauze met korting worden aangeschaft. Uitgeverij Schilt en de Alkmaarse drukkerij Slinger hadden ook plaats aan de stand.

Zoals door Lars Boering opgemerkt zit men zowat drie centimeter hoger door de stapel folders op de stoelen. Daar ligt ook het krantje van Jasper Groen, voor een belangrijk deel gefinancierd dankzij zijn eerdere ‘pitch’, een belangrijk element uit de succesformule van dit programma. Ondertussen zijn er in navolging van het ‘pitchen’ al vele projecten mede-gefinancierd en zo kan David Galjaard op deze avond met veel trots zijn boek ‘Concresco’ (over het fenomeen van de Albanese bunker) ter verkoop aanbieden.

Wilt u mee naar Lapland met fotograaf Michiel Brouwer? Ook dat kan. Dankzij deze creatieve manier van ‘crowdsourcing’ bij Voordekunst, waarbij de deelnemende fotografen projecten in ontwikkeling kunnen ventileren en zichzelf tegelijkertijd kunnen testen op het overdragen van hun creatieve ambities, is door de verschillende kandidaten sinds de eerste aflevering van De Donkere Kamer middels de ‘pitch’ al ruim 23 duizend euro aan publieksgeld opgestreken.

De ‘pitchers’ van DDK #10: Frans Karthaus verzameld stukjes kettingslot en het is zijn wens om deze stille getuigen van de gestolen fiets zo in elkaar te puzzelen dat het tezamen de contouren van Amsterdam kan vormen. Dat gaat hij vervolgens groot uitprinten; Anne Claire de Breij heeft een fascinatie voor het fenomeen van ‘de Nederlandse kampioen’. Het maakt haar niet uit waarin: van snertkokers tot topsporters, waar het in essentie om gaat is dat deze mensen zich de beste van ons land mogen noemen. Daarmee dient dit project ook als een cultureel-antropologisch onderzoek naar onze nationale vrijetijdsbesteding.; Ruben Hamelink, de derde ‘pitcher’, heeft een fascinatie van een heel andere orde. Hij werd tijdens zijn reis door Vietnam getroffen door de impact van oorlogsgeweld en zou het land graag nog eens bezoeken om een vervolg te kunnen geven aan zijn intieme portretteringen van veteranen.

De tiende Donkere Kamer mocht zich wederom verheugen op de komst van een internationale grootheid, in navolging van Pieter Hugo. Donald Weber (VII) is in ons land om een workshop te geven in het werven van fondsen voor autonome projecten. De uit Canada afkomstige Weber presenteert zich niet zozeer als een uitzonderlijke fotograaf maar meent zich vooral te kunnen onderscheiden door zijn strategische, conceptuele benaderingen van de werkelijkheid. Het gaat hem daarbij nooit om het plaatje zelf, maar om het verhaal dat daar achter ligt. Dat hij zijn pragmatische instelling consequent doortrekt blijkt ook op de wijze waarop hij zijn werk financiert. Op de vraag of het niet een beetje gek is dat hij als VII-fotograaf een subsidie opstrijkt van de Magnum Foundation stelt hij dat het uiteindelijk niet zoveel uitmaakt waar het geld vandaan komt (behalve wellicht uit de olie-industrie): “I’ll take it.”

Tijdens deze jubileum editie van De Donkere Kamer werden tenslotte nog drie fotografen uitgenodigd om het podium te betreden. Voor de pauze wordt Barrie Hullegie ondervraagt over zijn carrière in de ‘modefotografie’ (want zo mogen we het, ondanks de veelzijdigheid van zijn activiteiten, wat hem betreft wel noemen). Wanneer heb je het ‘gemaakt’? Als je in alle bladen hebt gestaan met je werk? Als je internationaal opereert? Het is allemaal wel een beetje waar, volgens hem. Zijn volgende standplaats wordt dan ook: Londen.

Ilvy Njiokiktjien is er inmiddels wel aan gewend dat haar achternaam vragen oproept omtrent haar afkomst. Het blijkt Chinees (van vaders kant) maar daar is genetisch niet veel van overgedragen. Zij en haar haar collega Elles van Gelder waren in de ogen van de racistische, zich als ‘kolonel’ voorstaande kampleider en haatzaaier Franz Jooste althans arisch genoeg om van dichtbij zijn Zuid-Afrikaanse jeugdbeweging te mogen documenteren. Het resultaat daarvan, ‘Afrikaner Blood’, is inmiddels veelvuldig in de prijzen gevallen.

Dat betekent voor Ilvy ook, blijkens de zelfverzekerde wijze waarop de toch nog jonge fotografe haar werkwijze uitlegt en verdedigd, dat ze inmiddels een geoefende spreekster is geworden. Ja, het is lastig om gedurende lange tijd de meest verschrikkelijke racistische propaganda te moeten aanhoren en ja, het succes van dit project geeft een ongemakkelijk gevoel – aangezien het zowel voor- als tegenstanders van de Apartheid aanleiding geeft om daarmee hun overtuiging te bekrachtigen – maar het is nu eenmaal een feit dat de racistische scheiding in Zuid-Afrika zich nog steeds op pijnlijke wijze manifesteert. Het bestaan ervan legitimeert de documentatie.

De scheiding tussen afbeelding en verbeelding, daar blijkt het al vanaf het begin van de fotografie om te draaien. Later op de avond zou Frido Troost daar nog op terugkomen in zijn column, dat het midden hield tussen een vlammend en een relativerend betoog ten aanzien van de wijze waarop beeldenmakers zich sinds de dagen van Nadar tot de werkelijkheid verhouden.

Tot besluit van de avond nog eenmaal de discussie over de grenzen van beeldmanipulatie. De uit Iran afkomstige Rahi Rezvani schaamt zich er zeker niet voor. Hoewel hij sinds zijn studie aan de Haagse KABK ongeveer evenveel voor- als tegenstanders van zijn werkwijze heeft gekend, blijft hij overtuigd van de kracht van nabewerking. Dat wil zeggen, mits hij dat zelf kan uitvoeren. Voor Rezvani definieert die zelfstandigheid zijn artisticiteit: je mag hem een ‘schilder’ noemen in plaats van ‘fotograaf’ en of je zijn werk waardeert is een kwestie van smaak, maar vanaf het moment van afdrukken tot aan het definitieve afleveren van zijn portretten duldt hij geen tussenkomst van anderen.

Daarmee komen we terug op het dilemma dat eerder aan Barrie Hullegie werd voorgelegd: wat moet je allemaal kunnen als fotograaf? Afgaande op de gasten van deze avond kan wel worden gesteld dat de hedendaagse fotograaf zeer veelzijdig moet zijn om zich staande te kunnen houden temidden van het wassende beeldgeweld in de almaar doordraaiende wereld.


Uitslag van de ‘pitch’ (inclusief extra bijdrage van de Fotografen Federatie):

Frans Karthaus: 280 Euro (130 muntjes + 150 euro)
Anne Claire de Breij: 633 Euro (483 munthes + 150 euro)
Ruben Hamelink: 896 Euro (596 munthes + 300 euro).