Hierbij een onderwerp dat de dagelijkse praktijk van de fotograaf zal raken, maar voor de afwisseling eigenlijk weinig met het auteursrecht te maken heeft. Het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden wees op 25 augustus 2015 arrest in een geschil tussen een bodypainter en een docent.
Volgens de feiten in het arrest had de docent met collega’s bedacht dat een interessante, ludieke actie tijdens het verjaardagsuitje van de directeur zou zijn als die directeur zou worden “gebodypaint”. Daartoe heeft de bodypainter twee albums met voorbeelden meegegeven aan de docent ter inspiratie. Één van beide albums raakt vervolgens bij de docent kwijt en komt niet meer terug bij de bodypainter.
Het hof start met de juridische kwalificatie dat het ‘meegeven’ van de albums te omschrijven is als bruikleen. Uit de wet vloeit in geval van bruikleen voort dat het voorwerp in ieder geval dient te worden teruggegeven. De docent heeft dat verzuimd.
Uit eerdere blogs op deze pagina en wellicht ook uit overige aanraking met het recht blijkt wel dat bewijs een grote rol speelt voor de rechter: wat kan worden aangetoond, hoe betrouwbaar is dat? Apart aan deze zaak is dat het centrale bewijs juist niet meer aanwezig is. Het album kan dus niet worden bekeken. Vast staat echter dat het niet aan de fotograaf is geretourneerd en daarmee is er schade geleden. Hoeveel schade zal in deze situatie achteraf, redelijk in het duister tastend, moeten worden vastgesteld door de rechter.
Door de bodypainter wordt een bedrag van €20.000,– gevorderd. De bodypainter komt tot deze begroting op basis van de kosten die zijn gemaakt (voor model, verfkosten, reis- en verblijfkosten, fotograaf) voor alle werken in het album. Het hof acht de opgesomde kosten niet van belang, de schade is naar het oordeel van het hof gelegen in de kosten van reproductie. Één van de fotografen van de gemaakte foto’s laat weten dat voor reproductie oudere, mogelijk beschadigde negatieven zullen moeten worden gebruikt. Aangezien dit een tijdrovende en/of specialistische klus zal worden zullen de kosten hoog liggen. Al met al gaat het hof met name op basis van die verklaring uit van een bedrag van €216,59 incl. BTW per foto.
Op basis van getuigenverklaringen en van verklaringen van partijen gaat het hof uit van 80 foto’s in het oorspronkelijke album. De schade (kosten voor reproductie daarvan) wordt dan ook vastgesteld op €17.280,–.
Vervolgens is de vraag of de docent dit gehele bedrag dient te betalen aan de bodypainter. Bij de (civiele) schuldvraag wordt ook rekening gehouden met eigen schuld van de bodypainter.
Van groot belang in deze zaak is dat het album een uniek exemplaar was. De bodypainter kan dit op basis van het voorgaande duidelijk niet direct reproduceren, noch had hij zelf een origineel en leende hij bijvoorbeeld de kopieën uit. Dit alles is echter vooraf niet aan de docent duidelijk gemaakt. Het hof weegt niet direct mee in de eigen schuld dat het per definitie onzorgvuldig zou zijn om een uniek exemplaar uit te lenen (hetgeen de docent had aangevoerd), maar meent wel dat van de bodypainter verwacht had kunnen worden (nu partijen elkaar ook niet voldoende kende om die kennis te veronderstellen) dat hij de docent zou waarschuwen dat het hier om een uniek exemplaar ging. Dit wordt wel aan de bodypainter toegerekend, nu nergens uit blijkt dat een waarschuwing is gegeven. De schade wordt daarom 50/50 over partijen verdeeld en de docent dient €8640,– te betalen wegens het kwijtraken van het album.
Hoewel een praktische overweging uiteraard is om altijd (bruikbare) negatieven/bronbestanden te bewaren en kopieën uit te lenen, is het juridisch gezien dus ook verstandig diegene die (fysieke) foto’s leent vooraf op de hoogte te brengen van enige bijzondere omstandigheden.
• Lees de volledige uitspraak hier: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2015:6162
—
Esther Mommers is advocaat Intellectuele Eigendomsrecht en Internetrecht bij Dirkzwager te Arnhem (afdeling IE-IT, e-mail: Mommers@dirkzwager.nl, telefoon: 026-353 83 23).