Van Krimpen kiest eerst foto’s, maar verbiedt ze daarna

Het Gemeentemuseum in Den Haag had een tentoonstelling met nieuw talent al zo goed als klaar, maar nu zal een aantal werken – van de kunstenares Sooreh Hera – toch niet worden getoond. De foto’s tonen homoseksuele mannen die maskers dragen met de afbeeldingen van de profeet Mohammed en zijn neef en schoonzoon Ali, wiens afbeelding vaak is te zien onder sjiïeten.
De tentoonstelling 7UP, die 15 december opent, laat werk zien van zeven afgestudeerden van de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten dat museumdirecteur Wim van Krimpen selecteerde. Aanvankelijk was hij enthousiast over het werk van Hera. In de krant De Pers van drie dagen geleden lezen we:

Kunstenares Hera is dankbaar dat directeur Van Krimpen van het Gemeentemuseum ‘het lef heeft’ haar werk wél te laten zien. ‘Eerder hebben galeries mij gevraagd om de gevaarlijke stukjes uit de film te knippen. Dat weigerde ik.’

Van Krimpen zegt dat hij zich er niet van bewust was dat de maskers Mohammed en Ali verbeeldden toen hij Hera’s werk selecteerde. ‘Maar als museumdirecteur hanteer ik geen politieke criteria. Bij eventuele veiligheidsrisico’s sta ik niet stil. Ik vond het gewoon bijzonder werk.’

Bij nader inzien besloot Van Krimpen de werken van Hera – naast foto’s ook een videofilm – niet te exposeren. In een ANP-bericht lezen we dat het besluit van het museum is ingegeven door de gedachte dat de foto’s en de video ‘als beledigend worden ervaren in bepaalde groepen van de samenleving’. Hera vindt dat het museum kiest voor angst, door de foto’s niet te exposeren.

Overigens besloot You Tube dit weekend het betreffende filmpje van zijn site te verwijderen met als motivering dat het ‘onbehoorlijk’ zou zijn.

In het NOS Journaal legt Van Krimpen uit dat hij de intentie van de kunstenares niet vertrouwt. ‘De foto is bedoeld om aandacht te trekken,’ aldus Van Krimpen. Die overigens in het tv-interview wel aangaf dat hij het werk wil aankopen: ‘Misschien is het interessant om over tien jaar te laten zien hoe we in deze tijd met deze kwesties omgingen.’

In het interview trekt Van Krimpen een vergelijking met de roemruchte plasseks-foto van de Amerikaanse kunstenaar Andres Serrano. Die wilde hij tien jaar geleden ook niet tentoonstellen, omdat hij het werk te beledigend en schokkend vind voor bepaalde groepen. Serrano’s tentoonstelling kwam uiteindelijk te hangen in het Groninger Museum.

• De Pers: ‘Waarde van mijn werk is groter dan van mijn persoon’
• NOS Journaal: Museum weert ‘Mohammed-foto’s’
• de Volkskrant: Museumdirecteur: uitlokking; kunstenares: censuur
• Meer foto’s: website Sooreh Hera
• Sargasso: Waarom de foto’s van Soorah Hera tentoongesteld moeten worden
• Gay Krant: Haags Museum weert homo-foto’s
7UP

• Reageren ? Mail PhotoQ


Naar mijn mening is het uiteindelijk besluit van Van Krimpen vanuit zijn visie terecht en respectabel. En ook dapper. Eerst foto’s selecteren op grond van de artistieke waarden en daarna bij nader inzien weigeren omdat deze beledigend zijn, ieder mens mag naar zijn mening gemaakte fouten herstellen. Feitelijk geeft Van Krimpen, waarschijnlijk ongewild, aan alle partijen wel degelijk een goed statement af: “De foto’s hebben artistieke waarde, maar kunnen niet door de beugel van het fatsoen.”

Ieder mens mag/moet een eigen mening hebben. Maar één op één aan mensen persoonlijk zeggen wat je op je lever hebt of over het hoofd van mensen heen deze mensen beledigen zijn verschillende zaken. Het eerste valt in dezelfde categorie als oprechtheid, met open vizier strijden. Het tweede zou ik laten vallen in de categorie roddel en achterklap, spruitjes- en strontlucht in bedompte woninkjes. Een zeer goedkope wijze van uiten, verscholen achter de facaden van museum dan wel andere media,  “ze kunnen mij lekker toch niets doen”. Een laffe houding vergelijkbaar met de anonieme scheldpartijen op het internet door mensen met een ‘nickname’, in dit geval jezelf verschuilen achter ‘KUNST!’.

Wij kunnen wel vinden dat wij dingen moeten kunnen roepen, maar de mate van gekwetstheid ontstaat in de ziel van de gekwetste, die moet er mee leven en het gevoel van deze persoon is bepalend voor de maat van het gekwetst zijn. Nu kan worden gesteld dat iemand, i.c. een kunstenaar, wordt gekwetst door een weigering van het werk zoals in dit geval, maar dat is een andere wijze van gekwetst zijn, een wijze die onstaat vanuit het ego. Ietwat overdreven voorbeeld “Ik mag niet martelen terwijl ik het zo goed kan. Ik ben daarover verontwaardigd.” In mijn ogen absoluut calimero-kleutergedrag. In de concentratiekampen zong men in de oorlog ‘Die Gedanken sind Frei’. Laat sommige kunstuitingen maar ‘binnenslijfs’ blijven, dat mag en kan bovendien zelfs niet eens worden verhinderd, daar heerst absolute vrijheid.

Wanneer je pretendeert de mensheid met liefde en respect tegemoet te treden betekent dit ook dat je mensen niet kwetst. Dat hebben blijkens de geschriften, om maar even in het ‘vakgebied’ te blijven, noch Jezus Christus noch Mohammed nooit gedaan. Volgens de overlevering flikkerde Jezus de geldwisselaars uit de tempel maar at-ie met de hoeren en tollenaars, een prachtige metafoor, zélfs voor mij als absoluut ongelovige domineeszoon. Dit is iets anders dan open en eerlijke kritiek die, wanneer deze goed en oprecht is, wordt geuit ontdaan van persoonlijke emotie en ego. Helaas menen op zich weldenkende mensen, waarschijnlijk doordat zij zijn grootgebracht met emotie-t.v., dat zij het recht hebben kritiek en emotie met elkaar te verwarren.

De, voor mij ware, kunstenaar kenmerkt zich door het beheersen van materiele media, teneinde het corps mysticum, de schepping die zich in de hersenen of zo men wil de ziel bevindt, manifest te maken. De kunstenaar getuigt respect te hebben voor zijn of haar werk, door het niet als transportmiddel te laten functionneren voor het (lage) ego maar het te laten zijn wat het is, persoonlijke expressie. Die per definitie niet mooi hoeft te zijn. En kenmerkt zich vaak ook door het werk los te laten zodat het een eigen leven te laten leiden.  Wanneer ik naar het werk van oorlogsfotografen als James Nachtwey of Gerda Taro kijk zie ik die ingehoudenheid, die beperking die juist de kracht geeft aan de schijnbaar emotieloze foto. Een ingehoudenheid die de betrokkenheid van de fotograaf met het onderwerp onderstreept. Dichter bij huis moet ik meteen denken aan Eddy van Wessel, aan de fotografie die zijn kracht put uit het ‘alleen maar zien’. In dit geval zouden twee homo’s op een bed in een islamitische omgeving de boodschap duidelijker hebben overgebracht.  Met alle respect voor de professionaliteit van Van Krimpen, het opzetten van maskertjes van, voor sommigen als heilig beschouwde, overledenen acht ik iets te goedkoop, dit valt voor mij in de categorie ‘beschilderde dakpannen’ oftewel ‘kunstjt’..

Tenslotte nog de opmerking:  Met grote bekken vul je geen museum… (vrij naar de door mij stiekem bewonderde Jan Schäfer).

Jurriaan Nijkerk
5 dec 2007