Directeur Gijs van Tuyl reageert op de open brief van Rommert Boonstra die eerder deze week op PhotoQ werd gepubliceerd en waarin harde kritiek wordt geuit op de recente aankopen van fotografie door het museum. De aankopen zijn gebaseerd op voorstellen van een commissie onder leiding van Hans Aarsman die zich richtte op fotografie die min of meer door toeval is ontstaan. Van Tuyl concludeert: ‘Juist dankzij de camera heeft toeval meer kans en is het soms achteraf de blik van de maker zelf of van een andere kijker die betekenis ziet, schoonheid ontdekt, kwaliteit onderkent.’
Van Tuyls integrale reactie:
Amsterdam, 21.5.2009
Het Stedelijk kiest altijd voor de maker, niet primair voor de gedaanten van een medium. Bij fotografie zou dat laatste bovendien op ernstige moeilijkheden stuiten want wat is fotografie: een discipline, een drager, een techniek, een praktijk, een functie, een toepassing? Door te kiezen voor de makers en de manier waarop zij een positie formuleren, komen al deze aspecten van de fotografie aan bod – maar altijd vanuit het perspectief van de persoon van de maker. Dat die maker niet altijd een professional is, doet niet ter zake; dat hij zich misschien zelfs geen kunstenaar voelt is niet doorslaggevend.
Zo haalde de schilder Breitner de stad in zijn atelier, maakte ambachtsman Atget documenten voor kunstenaars, fixeerde het rijkeluiskind Lartigue de dynamiek van de beau monde, verbaasde ontwerper Schuitema zich over de knopjes op een handvol spelden, legde constructivist Moholy-Nagy objecten op een vel lichtgevoelig papier, documenteerde schilder Fulton zijn wandelingen, wilde journalist Winogrand weten hoe de wereld eruit zag op een foto en legde burgeres Ria van Dijk een verzameling zelfportretten als schutter op de kermis aan. Al deze ‘experimenten’ zijn fotografie, sommige zijn van meet af aan bedoeld geweest als kunst, andere zijn het geworden dankzij de tijd en het inzicht dat daarmee gepaard gaat. Ongetwijfeld zijn er ook zeer veel verbeeldingsvolle experimenten geweest die het niet gehaald hebben of nog op hun ontdekking liggen te wachten.
Natuurlijk bestaat ambachtelijkheid in de fotografie, en keuze, en professionaliteit, visie en verbeelding, al die aspecten die een fotograaf tot auteur in de klassieke betekenis van ‘kunstenaar’ maken. De collectie bevat prachtige voorbeelden van die zelfbewuste fotografen, van Alfred Stieglitz tot Walker Evans, van Albert Renger Patzsch tot Andreas Gursky, van Man Ray tot Cindy Sherman, van Erwin Blumenfeld tot Gerald van der Kaap, van Diana Arbus tot Rineke Dijkstra, van Emile van Moerkerken tot Marnix Goossens, van Paul Guermonprez tot Elspeth Diederix en van Koen Wessing tot David Goldblatt. Hun foto’s worden door het museum verzameld vanwege hun verbeeldingskracht, hun conceptuele betekenis, hun uitspraken over de zichtbare en ervaren werkelijkheid. Maar de fotografie is ook een in diepste zin surrealistisch medium, levend van toeval, van dubbelzinnige toepassingen en gebruiken. Juist dankzij de camera heeft toeval meer kans en is het soms achteraf de blik van de maker zelf of van een andere kijker die betekenis ziet, schoonheid ontdekt, kwaliteit onderkent.
Gijs van Tuyl
Directeur Stedelijk Museum
—
Rommert Boonstra: Open brief
PhotoQ Discussie: Banaal, banaler, banaalst