De Sovjet-invasie in Praag, afgelopen augustus veertig jaar geleden, was tot 9-11 misschien wel het meest gefotografeerde kortstondige nieuwsevent. Gezien de ontwikkelingen in het Tsjecho-Slowakije van toen bestond de angst voor Russisch ingrijpen wel, maar kwam de invasie voor de in onwetendheid gelaten bevolking als bijna net zo’n verrassing. Met de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog nog zo vers, werd er ook in het westen met ontsteltenis gereageerd.
De dreiging van opnieuw een oorlog. Ik kan me de verwarring herinneren die het bericht aan onze eettafel veroorzaakte; de verslaggeving, per televisie, op de voet gevolgd. De BB (Bescherming Burgerbevolking) werd nieuw leven ingeblazen en mijn vader opgeroepen om elke donderdag naar ’n avond voor informatie en trainingen te gaan. Voor mij als kind was het, na de moord op J.F.Kennedy, de politieke gebeurtenis die de meeste indruk heeft achtergelaten.
In 1968 werkte Josef Koudelka (Boskovice/Tjecho-Slowakije 1938) net een beetje als theaterfotograaf. Als inwoner van Praag was hij natuurlijk direct betrokken bij deze invasie en heeft zich daar op gestort met de gretigheid van een beginnend fotograaf. Het werk in zijn nieuwste boek Invasion Prage 68, is in zeven dagen bij elkaar gefotografeerd, de 249 gebruikte foto’s zijn maar een klein deel van de meer dan 5.000 gemaakte beelden. Ieder die wel eens 20 rolletjes op één dag heeft vol geschoten, weet hoe kapot je daarna bent. In die zeven dagen werd Koudelka definitief fotograaf. Hier komt hij op een veel directere wijze tot ons dan via het met zorg gecomponeerde werk dat we van hem kennen.
Op deze foto’s zien we mensen die er behoorlijk welvarend uitzien, goed gekleed, met hier en daar een sprankje ‘sixties’. De straten zien er verzorgd uit, de huizen redelijk onderhouden. Wat eerst en vooral opvalt is een hele reeks foto’s die een totale verbijstering van de bewoners toont. Overal graffiti: ‘Reb???, ????e ?omo?’ (Jongens, ga naar huis), vergelijkingen met Nazi’s. Ik herinner me een beeld (geen Koudelka) van een dame met bloemen voor de loop van een tank, dat doet weer denken aan de man op het Tiananmen plein. In dit boek iemand die z’n borst ontbloot voor een militair met gericht geweer.
Volgen verhitte discussies met de ‘voor hulp’ gestuurde Russische kameraden, een hand met patroonhulzen als bewijs voor schietincidenten. De verbijstering gaat langzaam over in woede. Steeds dringender verzoeken om de rust te bewaren blijken niet overal houdbaar, stokken en stenen komen tevoorschijn, relletjes lopen uit op in de fik gestoken tanks, er ontbrand een strijd bij het gebouw van de nationale radiozender, pamfletten worden uitgedeeld en gretig gelezen, er vallen slachtoffers. Dit wordt vooral duidelijk door ooggetuigen-verslagjes. Koudelka zelf toont, uit piëteit met de slachtoffers(?), slechts één keer een dode man, geen enkel straataltaartje. Om de boel niet verder te laten escaleren volgt een soort stil verzet, het briljante idee van uitgewiste straatnamen waardoor de ‘invaders’ niet meer weten waar ze zich bevinden en ten slotte massale zit-demonstraties op het Oudestadsplein.
Enkele van Koudelka’s foto’s werden het land uit gesmokkeld en circuleerden onder pseudoniem PP (Prage Photographer) in de internationale media. In 1970 in Engeland beseft hij dat het te gevaarlijk wordt om terug te gaan. Hij komt in contact met David Hurn en Cartier-Bresson en belandt bij Magnum.
De foto’s in dit boek zijn eerder aangrijpend dan prachtig. Door de meest esthetische binnen reeksen op verzamelpagina’s te verbergen, wordt het dilemma van de esthetiek onder gruwelijke omstandigheden behendig omzeild. Het belang van het verhaal staat voorop. Dat vertelt over één van de ingrijpendste gebeurtenissen uit de Tsjecho-Slowaakse geschiedenis van de vorige eeuw: de onder Dub?ek en Svoboda opbloeiende ‘Praagse Lente’ werd in één klap van tafel geveegd. De ruim twee decennia durende gevolgen zijn ons o.m. door Havel, Kundera en Hrabal bekend.
Koudelka zelf beweert in die zeven dagen slechts tien goede, universeel geldende, foto’s gemaakt te hebben. Dat komt wat koket over. Invasion Prage 68 is een bewijs van het tegendeel. Hier wordt op ontroerende en overtuigende wijze verslag gedaan van hoe deze inval vanaf de straat, door de mensen werd beleefd.
Het boek zelf is licht rommelig en komt ook wat ouderwets over. Het voorplat en de afmetingen, refereren aan William Kleins’ New York ’54-’55. Zo wordt een relatie gesuggereerd die mij ontgaat. En had men niet een duidelijker indeling kunnen aanbrengen? Thematische hoofdstukjes: Verbijstering, Woede, Stil verzet? Of beter, de gebeurtenissen super-chronologisch per dag/uur weer te geven? Duidelijk vlak na elkaar gemaakte foto’s staan nu soms pagina’s van elkaar verwijderd. Die strakkere indeling had extra nadruk op het verhaal gelegd; de impact van de foto’s was er zeker niet door verminderd. De teksten: radioberichten, leuzen en korte verslagen van ooggetuigen, geven niet onbelangrijke extra informatie.
Bij het doorkijken overvalt me de gedachte hoe het zou zijn als er in Amsterdam plots buitenlandse troepen zouden binnentrekken. Dan wordt Invasie 1968 opeens een indrukwekkende aanklacht tegen militaire interventies in buitenlandse aangelegenheden.
Invasie 1968
fotografie: Josef Kodelka
teksten:: Jaroslav Cuhra, Ji?í Hoppe, Ji?í Suk en Irena Sorfová
paperback, 296 pagina’s, 249 duotoon foto’s
Nederlandse vertaling : Kees Mercks en Peter van Zaanen
uitgever: Mets & Schilt
Bestel bij bol.com:
Voor een aardig interview met Koudelka door Sean O’Hagan, zie: www.guardian.co.uk