Wat Nu?

Afgelopen zaterdag 19 maart vond in Foam Amsterdam een ‘expert meeting’ plaats rondom de vraag’ What’s Next?’ Ik mocht hierbij aanwezig zijn en had mij zodoende verheugd op het bijwonen van enkele sprankelende stellingnames van het fotografische neusje van de zalm. Er ging hier geschiedenis geschreven worden! Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat de gedeelde overpeinzingen mij slechts matig konden boeien. Ik zal u vertellen waarom.
Positie bepalen
Tijdens de eerste ronde presentaties (‘Visions’) presenteerde mediakunstenaar Constant Dullaert zichzelf met jongsachtige arrogantie. Enkele toehoorders, zo bleek later, konden er geen touw aan vast knopen. Creatief directeur en spreekstalmeester Marcel Feil bedankte Dullaert voor zijn ‘contemporary presentation’. Ach. Ik wil zijn optreden niet vergoelijken, maar het toont wel aan dat er binnen de fotografie nauwelijks over de eigen grenzen naar andere disciplines wordt gekeken. De last van te moeten bewijzen dat fotografie wel degelijk een plaats tussen de andere kunsten verdient, drukt blijkbaar nog altijd zo zwaar op de aanwezige schouders, dat de angst dat fotografie zich in een toekomst misschien niet staande zal kunnen houden, niet geweken is.

Daartegenover staat een radicaal andere benadering (afkomstig van één van de sprekers) die zegt dat fotografie uit zijn huidige positie moet worden ontheven en op moet gaan in andere disciplines: journalistiek, kunst, film. In dat geval wordt fotografie gereduceerd tot ‘a place to be proud to have come from’, om met Charlotte Cotton te spreken.

Overigens lag de nadruk erg sterk op sociaal geëngageerde fotografie, op journalistiek. Misschien is het een trend -wel als we Lidewij Edelkoort mogen geloven- maar ook een bemoeilijkende factor in dit debat. Want over welk soort fotografie gaat het hier eigenlijk? Mijns inziens moeten de verschillende disciplines binnen de fotografie op de hen toegewezen podia behandeld worden. Wat betreft de documentaire fotografie en journalistiek lijken beeldredacties de aangewezen ‘instelling’ om te reageren op bestaande kwesties. Omdat dit onderscheid door de organisatie niet (duidelijk) is gemaakt, misten de discussies scherpte. Een heldere inleiding over het waarom van de volgende spreker ontbrak ook, wat sommige bijdragen reduceerde tot een aardig intermezzo zonder duidelijk punt.

Oude koek
Veel van de kwesties op deze bijeenkomst werden niet voor het eerst ter sprake gebracht. Er is dus wel degelijk nood aan antwoorden. Dat de zaken aan het veranderen zijn, niet in de laatste plaats door de digitale revolutie én het ingrijpende overheidsbeleid dat ook musea treft, zal niemand ontgaan. Het lijkt geen onmogelijke opgave om consensus te bereiken. Maar: hoe? Opnieuw gedachten uitwisselen? Uiteraard begint zo’n proces met praten, maar ik heb de indruk dat er meer nodig is dan dat. Er moet actie ondernomen worden, en de opzet van What’s Next voorziet daar maar ten dele in. De grote, aan de museummuren geniete, lege vellen waar deelnemers hun gedachten op mogen schrijven, zijn niet bepaald uitnodigend. Het tijdstip (zaterdagochtend om negen uur) niet het meest scherpe moment van de week.

Het ideale instituut
In de dialoog over de ideale instelling werd de rol van het traditionele museum als instituut dat verzamelt, beheert en ontsluit als ouderwets en overbodig afgedaan. Als museoloog ben ik opgeleid met liefde en respect voor het object als informatiedrager. Beheer en behoud zijn onlosmakelijk verbonden met het museum, met het tonen van werk en het inzichtelijk maken daarvan. Het museum fungeert in mijn optiek als een plek voor duiding. Een plek waar men naartoe kan komen om een gefilterd deel van het fotografische aanbod te bekijken en te interpreteren. Zij biedt een leidraad bij het kijken naar het overvloedige aanbod. Het museum heeft daarmee wel degelijk een meerwaarde, ook voor fotografie die tegenwoordig niet vanzelfsprekend meer als afdruk wordt gepresenteerd. Juist een museum voor fotografie kan verbindingen maken tussen de verschillende verschijningsvormen die ook de grenzen naar andere disciplines hebben overgestoken. De geschiedenis van het medium is daarbij van belang. Ik kan het niet anders dan eens zijn met de gedachte dat het tijd is voor iets anders nu de fotografie de noodzaak om iets te bewijzen heeft afgeschud, maar om de geschiedenis dan maar terzijde te schuiven, gaat mij wat ver.

En nu?
De zaak is verre van verloren. Dat er behoefte is aan oplossingen mag blijken uit de massale opkomst. En dat er knappe koppen zijn met goede ideeën eveneens. Maar het debat kan voor het vervolg iets meer structurering en concrete doelstellingen gebruiken. Misschien kan er voor elk thema een partneronderneming gezocht worden die een werkgroep over dat onderwerp kan leiden. Een onderneming die met zijn voeten in de juiste inhoudelijke modder staat en zodoende relevant gewicht in de schaal kan leggen. (ICOM, het International Counsil of Museums, bijvoorbeeld, dat wereldwijd verschillende werkgroepen en conferenties organiseert over dergelijke kwesties, en waaruit blijkt dat ook het ‘traditionele’ museum buiten zijn eigen muren treedt om een publiek te bereiken en nieuwe mogelijkheden op het gebied van presenteren te verkennen.) Dit is veel te groot voor Foam alleen.

Om met een positieve noot af te sluiten hier enkele interessante gedachten van de sprekers uit het eerste deel:

I’m not so much interested in the future of photogrphy, but in the future of the world. We have to add the world to photography and ask ourselves how photography can help to resolve issues to improve the world.
– Fred Ritchin

Media will change us. We have to understand and guide it in ways that make sense.
– Fred Ritchin

Crises are the right time to be radical and experimental.
– Charlotte Cotton

Verslagen van de verschillende deelsessies en meer zijn te vinden op www.foam.org/whatsnext

De lezing van Fred Ritchin in twee delen: