Fronique Oosterhof interviewde de Braziliaande fotograaf Pedro David, een van de drie fotografen van wie tot en met 11 januari de tentoonstelling Underwater Landscape is te zien in Galerie Noorderlicht in Groningen.
De Vallei van Jequitinhonha, in het noordoosten van de deelstaat Minas Gerais, is een van de armste regio’s van Brazilië. Sinds de jaren zeventig van de twintigste eeuw heeft het gebied te maken met een rigoureus gevoerde landschapspolitiek. Een van de meest ingrijpende veranderingen deed zich voor aan het begin van het nieuwe millennium: de bouw van de Irapé waterkrachtcentrale, bedoeld als economische impuls voor de onwelvarende regio. In de Jequitinhonha rivier kwam in 2006 de hoogste hydro-elektrische dam van Latijns-Amerika gereed. Een groot deel van de vallei werd onder water gezet. Van de 1150 boerenfamilies in het gebied – vele waren nog nooit buiten de vallei geweest – zag een groot deel zich gedwongen te verhuizen en op zoek te gaan naar een nieuw bestaan.
Drie Braziliaanse fotografen besloten in 2002 het leven te documenteren van de families die door de bouw van de dam getroffen zouden worden. Afzonderlijk van elkaar trokken João Castilho, Pedro David en Pedro Motta regelmatig naar de vallei. Tot 2007 werkten ze aan hun project Underwater Landscape: een kleine geschiedenis over de Vallei van Jequitinhonha, die tegelijkertijd gaat over grote menselijke thema’s: over verbondenheid met de grond en culturele identiteit, over rampen en hogere machten, over ontheemd raken en opnieuw beginnen.
F: Underwater Landscape is een gezamenlijk project van drie fotografen, maar jullie opereerden de meeste tijd afzonderlijk van elkaar. Hoe zit dat?
P: João (Castilho), Pedro (Motta) en ik begonnen ongeveer in dezelfde periode, eind jaren negentig, met fotografie. We ontmoetten elkaar helemaal aan het begin van onze carrières en begonnen onmiddellijk informatie uit te wisselen, elkaars werk te bekijken, over onze doelen te praten en onze opvattingen over fotografie en de kunstwereld te delen. In 2001maakten we een gezamenlijk werk. Dat was een prettige ervaring; we reisden samen naar het midden van ons land, in de auto. Bij terugkomst presenteerden we een mooie tentoonstelling in Belo Horizonte. We dachten er destijds serieus over om meer werk op die manier te gaan maken.
We zagen echter al snel in, dat dat niet praktisch was. We konden efficiënter zijn als we alleen zouden werken, ieder op zelfgekozen tijdstippen. Bovendien, drie fotografen die tegelijkertijd aankomen in een klein dorp, met al hun fotoapparatuur, dat zou té veel impact hebben. We besloten om het project over de Vallei van Jequitinhonha vanuit onze gezamenlijke contacten en krachten op te zetten, vervolgens een ieder vrij te laten naar het gebied toe te gaan en er op eigen houtje te fotograferen, om uiteindelijk de krachten opnieuw te bundelen en samen één verhaal te vertellen.
Het was óók een principiële beslissing. Wie alleen reist kan zijn eigen vragen en wensen volgen en daadwerkelijk persoonlijke contacten leggen. Hij kan op zijn instinct afgaan, hoeft niet over alles met zijn collega’s te onderhandelen. Underwater Landscape kwam op een beslissend moment in onze levens. In 2002 waren we nog beginnelingen, maar we eindigden het project als ingewijde fotografen. In die periode van vijf jaar konden we de tijd nemen om onze techniek, ons handelen en ons denken te onderzoeken en elke ontdekking vervolgens weer te gebruiken. Ieder van ons ontwikkelde gedurende die periode zijn individuele fotografische taal, zijn eigen stijl. Juist daardoor konden we helder zien wat het gezamenlijke verhaal zou kunnen worden. Dat was onze sleutel om een bepaalde eenheid in de tentoonstellingen en het boek te creëren. Zoals we kunnen lezen bij een van de belangrijkste Braziliaanse schrijvers, João Guimarães Rosa: ‘Het zaaien gebeurt in eenzaamheid, de oogst in gezamenlijkheid’.
F: Hoe was jullie aanpak?
P: In eerste instantie wilden we het hele gebied leren kennen dat overstroomd zou raken. Maar na onze eerste bezoeken richtten we ons vooral op twee grotere gemeenschappen van rond de dertig families: Peixe Cru (Rauwe Vis) en Porto Coris (Coris Haven), een voormalige verzetshaard van slaven. We gingen vanuit deze dorpen ook vaak langs de rivier en probeerden met andere mensen in contact te komen. Maar de ‘betere’ foto’s van het project zijn gemaakt in deze twee gemeenschappen.
F: Hoe ontwikkelde zich de relatie tussen jullie en de families en wat betekende dat voor jullie fotografie?
P: Ik ging vijftien keer naar de Jequitinhonha vallei, zo’n 600 km van mijn woonplaats, en dat geldt voor ieder van ons. Ik legde bezoeken af van ruim een week tot drie weken. Ik houd ervan om daar zoveel mogelijk tijd aan te besteden. De vallei was vanwege de slechte wegen moeilijk toegankelijk. Veel aanloop was er dus niet. De bewoners vonden het leuk om ‘vreemdelingen’ te ontvangen en om over van alles en nog wat te praten. We waren onmiddellijk welkom bij deze mensen; we sliepen bij hen in huis en hadden er een mooie tijd.
Toen we met onze bezoeken begonnen leidden de mensen in het gebied nog een vrij normaal leven. Ze wisten wel dat alles radicaal zou gaan veranderen, maar destijds bestonden de veranderingen alleen nog op papier. En ondertussen waren wij daar eigenlijk om het veranderingsproces te fotograferen. Maar er gebeurde niets zichtbaars! We konden alleen het dagelijks leven vóór de veranderingen fotograferen, zodat er achteraf iets van een document zou zijn. Er waren dus alleen woorden. Woorden en een steeds groter wordende ongerustheid. Het gespreksonderwerp in de gemeenschappen was telkens weer: De Dam. De bewoners van de vallei waren bezorgd over het rijzende water. Wij op onze beurt werden bezorgd over hetzelfde. We begonnen steeds meer en dieper na te denken over de overstroming. Er voltrok zich in die tijd een verandering in onszelf, in onze persoonlijkheid als fotograaf: we waren als ‘jagers’ gekomen, maar we werden ‘boeren’.
Het was geen kwestie van plaatjes schieten. Wat voor ons belangrijk werd was datgene wat we oogstten in de nauwe banden die we aangingen tijdens onze reizen en in de lange gesprekken. We werkten met die mensen. Ze waren verrast over sommige dingen die onze aandacht trokken, dingen die voor hen heel gewoon waren. Maar ze leerden, opmerkzaam als ze waren, onze wensen, ons perspectief kennen. Toen ze zich realiseerden dat we diverse malen terug zouden komen, begonnen ze plannen te maken. Herhaalde malen werd mij door iemand een idee voor een foto aangereikt. Op dezelfde manier keerden wij altijd terug met een aantal portretten om aan hen te geven. Dat leverde weer andere op, omdat mensen ons vroegen om foto’s van hen te maken, of van iets anders dat ze graag afgebeeld zagen.
Het is moeilijk om een oordeel te vormen over het opwekken van energie met behulp van grote waterkrachtcentrales. Het gaat om een ingewikkelde mengeling van politieke en economische factoren. Ik heb geprobeerd er meer van te begrijpen, maar ik ben nog steeds geen expert. Als we bij de families in de vallei waren, ervoeren we, al pratend over onze wederzijdse levens, vooral veel gevoelens. We wilden niet wachten tot het water de vallei binnen zou stromen. We fotografeerden onze angsten, dromen en verbazing, in verbondenheid met hun angsten, dromen en verbazing. Dat is Underwater Landscape.
F: Jullie fotografie gaat verder dan het beschrijven van de actuele werkelijkheid in een deel van Zuid- Brazilië. Vanuit jullie persoonlijke verbeeldingskracht ontstond een nieuwe werkelijkheid. Veel foto’s krijgen een extra, symbolische betekenis. Streven jullie bewust naar artistieke waarde, wellicht naar universaliteit?
P: Ja, dat is zeker een doel. We zien onszelf als hedendaagse kunstenaars. We gingen naar de Jequitinhonha Vallei op zoek naar onderwerpen voor ons werk. We kozen juist dat gebied omdat we geloofden dat we daar op een of andere manier over onze wortels konden praten. Onze stad Belo Horizonte is behoorlijk jong, 110 jaar oud. Bijna elke familie heeft een plattelandsachtergrond. Onze families ook. We wilden niet de avonturiers uithangen die van ver weg iets nieuws of zogenaamd exotisch’ naar onze bevolking brengen, zoals de oude documentairemakers deden. Dat kwam ons heel arrogant voor en het werkt tegenwoordig niet. We wilden iets van onze eigen wortels zien te vatten. Met dat doel stortten we ons in die overrompelende werkelijkheid. We merkten dat het mogelijk was om dit alles samen te brengen met andere kwesties die actueel zijn in de wereld als geheel: energie, migratie, territorium, zelfbewustzijn. We hebben die betrokkenheid. We willen een universeel verhaal vertellen. Een werk wordt interessant als het gaat over iets dat belangrijk is voor de wereld. Ik zeg dit in de conceptuele betekenis, en óók in de esthetische betekenis. We zijn altijd bezig kunst te onderzoeken in al zijn vormen.
João Castilho (Belo Horizonte – MG, 1978) haalde zijn Bachelor Journalistiek aan de Katholieke Universiteit van Minas Gerais en volgde een kunstopleiding aan de Escola Guignard.
Pedro David (Santos Dumont – MG, 1977) haalde zijn Bachelor Journalistiek aan de Katholieke Universiteit van Minas Gerais. Hij werkt sinds 1997 als fotograaf.
Pedro Motta (Belo Horizonte – MG, 1977) volgde een kunstopleiding aan de Federale Universiteit van Minas Gerais, waarbij hij zich vooral richtte op tekenen. Sinds 1997 werkt hij als freelance fotograaf. Hij wordt vertegenwoordigd door de Luisa Strina Gallery, de oudste internationale galerie voor hedendaagse kunst in São Paulo.
In 2005 presenteerde Noorderlicht een selectie van het project in progress tijdens de fotomanifestatie Traces & Omens. In 2008 verscheen Underwater Landscape in boekvorm.
Fronique Oosterhof is oprichtster van Tekst over Kunst
UNDERWATER LANDSCAPE
João Castilho, Pedro David, Pedro Motta
15 november 2008 t/m 11 januari 2009
Galerie Noorderlicht