Weekend over de ‘persoonlijkheid’ van het boek

Op zaterdag 7 en zondag 8 februari vond in het Nederlands Fotomuseum het Weekend van het Fotoboek plaats. Dit initiatief ontstond in een samenwerking
van de masteropleiding Photographic Studies van de Universiteit Leiden (PS), PhotoQ, Kunstenaars & Co en het Nederlands Fotomuseum. De zaterdag was gereserveerd voor beschouwingen over het fenomeen fotoboek, op de zondag kwamen de meer praktische zaken rond het fotoboek aan de orde. Photoq-redacteur Han Schoonhoven notuleerde.

Tineke de Ruiter (PS) heette rond half tien de bezoekers welkom, vertelde dat Engels die dag de voertaal was, gaf een beknopt overzicht van het programma en opende met een beschouwing over verschillende aspecten van het fotoboek. Zij stelde vast dat de internationale belangstelling voor het medium (vooral het fotoboek als zelfstandig kunstwerk) een opmerkelijke groei kent. Er bestaan brede en nauwere definities over het fotoboek. De laatste (die de rest van de dag feitelijk aan de orde was (H.S.)) omschrijft het fotoboek als een zelfstandig kunstwerk. Sinds het verschijnen van het standaardwerk van Badger en Parr over de geschiedenis van het fotoboek (dat ook wel eens wordt aangeduid als de ‘shoppinglist’) explodeerde de markt voor het fotoboek ind de gedaante van een karakteristiek vormgegeven verzameling foto’s met een zekere kwaliteit.

De Ruiter vertelde over de bredere publicatiemogelijkheden door het fenomeen ‘printing on demand’ en vroeg zich af welke implicaties dit heeft op de verspreiding en de kwaliteit van het fotoboek. Zij ziet het maken van een goed fotoboek toch vooral als een langzaam proces, waarbij in de samenwerking tussen fotograaf, vormgever, uitgever en andere betrokkenen over een langere periode een boek ontstaat. Die verschillende betrokkenen zouden deze dag aan het woord komen.

De Ruiter ging kort in op enige belangrijke publicaties over de geschiedenis van het fotoboek: Foto in Omslag (Nl 1989), Fotografia Publica (Sp 1999), The Book of 101 Books (VS 2001) en The Open Book (Zweden 2004), beiden van Andrew Roth, het tweedelige The Photobook: A History (GB 2004/2006) en From Fair to Fine van Stephen Daiter (VS 2006). De Ruiter merkte nog op dat onder studenten van PS de groeiende belangstelling voor het fotoboek zich concretiseerde in verschillende projecten.

Susan Meiselas, fotograaf
Meiselas, internationaal opererend fotografe en docente PS vertelde over de ontstaansgeschiedenis van twee van haar belangrijkste boeken: Nicaragua, june 1978-july 1979 (1981) en Kurdistan: in the shadow of history (1997).
Waarom en hoe maak je een fotoboek? Hoeveel/welke foto’s selecteer je?
Voor het Nicaragua-boek werden de foto’s apart en zonder tekst gedrukt, zodat een achterdeel in verschillende talen mogelijk was. Meiselas bleef betrokken bij het land en maakte er later een film over mensen die ze voor het boek portretteerde en een reizende expositie. In 2008 verscheen een reprint met een dvd en een overzicht van de geschiedenis van dit boek.

In 1997 sloot Meiselas na zes jaar onderzoek haar project over de Koerden voorlopig af met de publicatie van Kurdistan: in the shadow of history. Dit volk zonder land kent geen musea en geen nationaal archief. Meiselas verzamelde historische beelden en ordende die voor het boek en de lang rondreizende tentoonstelling. Tijdens dit project evolueerden de digitale publicatiemogelijkheden. Bij aanvang kon het internet nog geen beeld transporteren. Meiselas publiceerde in 1994 een CD-Rom met een eerste beeldselectie. Enkele jaren later waren de mogelijkheden veel groter en lanceerde zij de website www.akaKURDISTAN.COM. Door de hoge eisen aan de nuances in het drukwerk kostten exemplaren van de eerste druk 100 dollar. Op dit moment is er een reprint (die Meiselas ‘significant’ noemde) in de talen van de regio. Door productie en transport zelf te regelen is het boek nu beschikbaar voor 25 dollar.

(Het is goed mogelijk dat Meiselas bij de beantwoording van de zelfgestelde vraag ‘Waarom een boek?’, de fraaiste uitspraak van de dag deed: ‘The photobook as a home for the work.’ H.S.)

Els Kerremans (vormgeefster)
Kerremans (die ondermeer het indrukwekkende Panorama Nederland van Siebe Swart vormgaf) opende haar relaas met een aanval op de ‘Best verzorgde boeken’-competitie. Zij vind de gehanteerde criteria ondoorzichtig. Na een rijtje min of meer objectieve kwaliteitseisen blijft er nog een lange lijst boeken over die puur op ‘smaak’ al dan niet in de prijzen vallen. Kerremans acht dit proces te willekeurig.

Vervolgens ging zij uitgebreid in op de verhouding fotograaf-vormgever tijdens het ontstaan van een fotoboek. Zij maakte duidelijk dat er een lange reeks beslissingen genomen moet worden, waarbij het noodzakelijk is dat de fotograaf afstand neemt van zijn werk. Het succes van zo’n samenwerking valt of staat bij het vertrouwen tussen beiden: dat vertrouwen moet ‘grenzeloos’ zijn.

Jan Banning (fotograaf, uitgever, historicus)
In het interview met de fotograaf/uitgever Jan Banning kwamen de verschillen tussen geslaagde, minder geslaagde en mislukte samenwerkingen aan de orde. Banning had veel ervaring opgedaan bij een eerdere boekpublicatie in eigen beheer en de vraag drong zich op: ‘Waarom deel ik deze kennis niet met collega’s die een goed project (tussen kunst, wetenschap en journalistiek) onder handen hebben. Hij richtte uitgeverij Ipso Facto op, die hij betitelt als een ‘Do It Yourself-Publishing House’.

Een minder geslaagd boek noemde Banning de publicatie Binnen is het donker, buiten is het licht. Het boek is het resultaat van een samenwerking met de journalist Dick Wittenberg. Banning had extra fondsen gegenereerd om het drukwerk op niveau te krijgen, maar toch ging het alsnog mis. Het boek ontving nog wel de VPRO Bob den Uyl Award 2008, maar Banning blijft ongelukkig met de drukkwaliteit.

Zijn laatste grote werk, Bureaucraten, was een wereldomvattend project. Het verscheen in twee verschillende vormen: een boek waarin de tekst prevaleert en één waarbij aandacht vooral bij de beelden ligt. Deze twee boeken vroegen uiteraard ieder om een andere aanpak. Het fotoboek verscheen als deel 3 van de Parr/Nazraeli Press series of ten. Banning is tevreden over het resultaat, maar de uitgever is zo voorzichtig, dat de eerste (en waarschijnlijk ook de tweede) editie binnen de kortste keren was/is uitverkocht.

Op dit moment werkt Banning aan een project over ‘Troostmeisjes’, vrouwen dit tijdens de Tweede Wereldoorlog in Indonesië door de Japanners tot prostitutie werden gedwongen. Betrokkenen zijn uiterst moeilijk te traceren en nog moeilijker voor de camera te krijgen. Banning verwacht dat bij dit project de tekst belangrijker wordt dan de beelden.

Rob Hornstra (fotograaf, initiator Fotodok)
Na een korte pauze stak Hornstra van wal met een uitdagend referaat getiteld ‘One in a million chance’. De titel is de uitkomst van de deling van het aantal wereldbewoners door de oplage van een (goed verkocht) fotoboek. Na een hilarisch verslag van een bezoek aan de fotograaf Chris Killip in Boston, vertelde Hornstra over de twee gouden tijden van het fotoboek.

De eerste periode in de jaren zestig en zeventig was er een breed publiek omdat er blijkbaar geen ander geschikt medium bestond voor de betreffende boodschap. Aan het eind van de vorige eeuw waren de verwachtingen slecht. Er was slechts een minuscuul publiek, het fotoboek was het minst winstgevende publicatiegenre en zou waarschijnlijk verdwijnen. Met het verschijnen van het overzicht van Badger en Parr veranderde de situatie en er ontstond een speculatieve markt die, zo merkte Hornstra fijntjes op ‘een aanmerkelijk beter rendement oplevert dan een spaarrekening bij een IJslandse bank’. Een belangrijk verschil met de eerste gouden tijd is dat de aandacht zich nu beperkt tot het ‘auteursboek’. Informatieve boeken die 40 jaar terug wel goed werden verkocht, worden nu genegeerd.

Hornstra begrijpt dat wel, want vindt dergelijke uitgaven meestal ‘saai’. Hij noemt man en paard: hij vond de serie van Willem Poelstra over de Amsterdamse ambulancedienst een geslaagde reportage in de context van het Volkskrantmagazine. Maar hij meent dat deze fotoserie niet sterk genoeg was om de publicatie van het boek 112*Ambulance Amsterdam te rechtvaardigen. Hij snapt ook niet dat uitgeverij Mets & Schilt het laatste boek van Jacob Aue Sobol Tokyo in het Nederlands uitgeeft, want de liefhebbers van een dergelijk boek zullen in veel gevallen de Engelse editie voor 10 of 15 euro minder via het internet aanschaffen. De Nederlandse tekst telt overigens slechts 250 woorden. Hornstra is wel weer blij dat genoemde uitgeverij Schemertijd van Jodi Bieber heeft uitgebracht.

Volgens Hornstra is het huidige publiek – evenals kunstverzamelaars – vooral geïnteresseerd in de ‘persoonlijkheid’ van het boek. Beeldredactie en ontwerp moeten leiden tot iets dat meer is dan een informatief boek. De belangrijkste vraag voor de fotograaf blijft: ‘Waarom een fotoboek?’ (Rob Hornstra bracht er drie in eigen beheer uit. Het eerste, Cowgirls & Communism, bij zijn eindexamen aan de HKU (250 exemplaren). Roots of the Rúntur (500 exemplaren) was zijn tweede boek. Het meest recente, 101 Billionaires, kwam uit in een oplage van 1000 stuks en is inmiddels ook bijna uitverkocht. H.S.)

Aan het einde van zijn lezing merkt Hornstra nog op dat het hem om de kracht, de impact (the reach) van het boek gaat. Niet de oplage, maar de indruk die zijn publicaties maken, bepalen voor hem het succes van zijn uitgaven.

Yannick Bouillis (eigenaar antiquariaat Shashin, verzamelaar en uitgever)
Bouillis gaf in een kwartier tijd een stoomcursus ‘fotoboeken verzamelen’. Kernbegrip in zijn betoog was: ‘collectibles’. Om er achter te komen welke boeken dat zijn moet de aspirant-verzamelaar eerst zo veel mogelijk kennis vergaren of een betrouwbare deskundige consulteren. Lees over fotoboeken (zie de eerder genoemde literatuurlijst van Tineke de Ruiter), Houd de media bij: de kranten, Photoq en de weblogs 5b4, Andrew Phelps, Darius Himes en Pim Milo. En koop dan een goed Nederlands fotoboek: ‘It will make you rich in the next 20 years!’

Bouillis hanteert een nauwe omschrijving voor het fenomeen ‘collectible’: een boek gemaakt door de fotograaf. Schaf alleen een eerste editie aan en kies het gaafste exemplaar, compleet met omslag en zonder naam van de vorige eigenaar. (Een handtekening van de fotograaf verhoogt de waarde met 30 tot 100 %. H.S.) Dit soort boeken is volgens de spreker ruim voorhanden voor een redelijke prijs. Slechts 25 % van de collectibles is duur en zeldzaam, het overgrote deel vind je gewoon in de boekhandel voor prijzen van 20, 50 of 80 euro. Bouillis sloot af met enkele voorbeelden waaronder de laatste publicaties van Geert van Kesteren (Bagdad Calling), Hans Eijkelboom (Paris-New York-Shanghai), Ringel Goslinga (Family Tree) en Rob Hornstra (101 Billionaires).

Bart Sorgedrager (fotograaf, verzamelaar)
Sorgedrager die door De Ruiter werd geïnterviewd opende met een snel commentaar op de visie van Yannick Bouillis: ‘Resultaten in het verleden bieden geen garantie voor de toekomst’.

Hij verzamelt al ruim dertig jaar voor hem interessante fotoboeken. Het begon als een passie, werd een obsessie en is ondertussen uitgegroeid tot een ‘valuable asset’. Sorgedrager is naar eigen zeggen gelukkig genoeg begonnen met fotograferen en verzamelen in het eerder genoemde 1e gouden tijdperk van het fotoboek. Hij bezocht en kocht bij boekhandel de Verbeelding en bezoekt talloze antiquariaten. Hij kijkt dan eerst bij andere afdelingen dan fotografie, in tegenstelling tot Bouillis is Sorgedrager wel geïnteresseerd in ‘informatieve’ boeken.

Op de vraag waar zijn focus ligt, vertelde Sorgedrager dat hij verzamelt naar aanleiding van de onderwerpen waar hij als fotograaf aan werkt. Hij koopt bijna geen Japanse boeken, omdat hij daarvoor de kennis mist. Zijn verzameling bestaat voor een groot deel uit Duitse, Engelse, Amerikaanse en Nederlands publicaties. Hij merkt daarbij op dat hij maar weinig interessante Franse fotoboeken is tegengekomen. De infrastructuur voor de fotografie is er sterk, maar waarschijnlijk zijn Franse fotografen nogal behoudend, te zeer geïmponeerd door hun grote humanistische traditie (Cartier-Bresson, Boubat, Doisneau etc.).

In Nederland gaat het beter, waarschijnlijk ondermeer door de subsidies alhier, waardoor ook uitgevers indirect gesubsidieerd worden. Daarnaast kennen we een samenwerkingstraditie tussen fotografen, vormgevers en schrijvers, bijvoorbeeld binnen de GKf.

Als verzamelaar moet je je absoluut specialiseren, want er is teveel. De specialismen van Sorgedrager zijn verzameld op 20 tot 25 meter boekenplank, waaronder een respectabel cluster bedrijfsboeken. Internet is uiterst belangrijk geworden voor deze markt, Sorgedrager vergeet soms de tijd wanneer hij zich op e-bay begeeft. Maar het grootste genoegen blijft toch het eerste bezoek aan een nog onbekend antiquariaat.

Als fotograaf heeft Sorgedrager zo’n 25 boeken gemaakt. Zijn publicatie Mensenstroom (1997) staat beschreven in deel II van Badger en Parr. Voor dit afscheidscadeau aan het personeel van de kerncentrale Dodewaard was een budget van 100.000 gulden beschikbaar, zodat er een compromisloos boek kon ontstaan.

Overigens reageerde Sorgedrager tamelijk laconiek op bepaalde kunstzinnige aspecten van het fotoboek. Hij schaft nooit een speciale editie aan, al dan niet met print. Een handtekening van de maker bepaalt ook niet of hij het al dan niet koopt (hoewel hij wel lezingen bezoekt en ze dan alsnog laat signeren). En het aandeel van de vormgever vindt hij soms overschat. De vormgeving moet volgens hem vooral in dienst staan van de transparantie van een uitgave. Printing on demand kan handig zijn, maar een goed boek is in zijn visie toch het resultaat van een goede samenwerking van alle betrokkenen.

Nina Post (uitgever Episode publishers)
Na de lunch sprak De Ruiter met Post. Het geplande interview met Henrik Barends van uitgeverij Voetnoot ging niet door, hij was verhinderd.

Post vindt dat er nog steeds een markt is voor ‘informatieve’ fotoboeken, al is die uiteraard veranderd. Het buitenland kijkt soms met verbazing naar de Nederlandse uitgaven die ze vaak (te) vooruitstrevend en/of exotisch vinden. Zo moet de Amerikaanse markt niets weten van publicaties als The Last Days of Shishmaref van Dana Lixenberg en Bagdad Calling van Geert van Kesteren.
Andere recente uitgaven van Episode zijn Elsewhere van Marieken Verheyen en I Am – Paradox Identity van Ilse Frech. De koers van Episode vat Post samen als ‘niet alleen mooie fotografie, maar ook een onderwerp’. Naast fotografie publiceert Episode over architectuur, beeldende kunst en vormgeving.

Hoe klein de markt is blijkt uit Post’s constatering dat je het goed doet wanneer je in Nederland 300 fotoboeken weet te verkopen en internationaal 700 exemplaren. De opmerking dat uitgevers grotendeels (indirect) gesubsidieerd worden, is volgens haar onwaar. De subsidies zijn nooit voldoende voor de hele productie. Daarnaast moet een uitgever als Episode, investeringen doen die, door complicaties bij het transport en het betalingsverkeer, zich pas veel later uitbetalen. Ondertussen moeten ze blijven publiceren. In de afgelopen zes jaar bracht de uitgeverij 80 titels uit.
Publicaties in eigen beheer, als dan niet via print on demand, beschouwt Post niet als concurrentie.

Hoe komt zo’n boek tot stand? De vormgever doet een voorstel over het uiterlijk van het boek, de uitgever rekent het door en besluit. Besparingen zijn op zo’n moment ongewenst. Het hele project moet vooraf zo goed mogelijk begroot worden. Wanneer je kiest voor een project, moet je er ook volledig achter gaan staan. Je representeert in zo’n geval niet alleen jezelf en het boek, maar ook de fotograaf en vormgever.

Discussie. Forum: Rob Hornstra, Sybren Kuiper, Susan Meiselas, Bart Sorgedrager en Tineke de Ruiter. Moderator: Bas Vroege (Paradox, Photographic Studies).

Om de zaal, die tot op dit moment op verzoek van de organisatie geen vragen had gesteld, tot leven te wekken, vroeg Bas Vroege wie van het publiek fotograaf is. Drie-kwart stak haar of zijn vinger op. En wie verzamelde er fotoboeken? Drie of vier reageerden positief. Meiselas stelde vast dat er op de academie Den Haag 225 fotografiestudenten zitten. In dat verband is de verkoop van 300 fotoboeken een zorgwekkend getal.

Vroege vroeg zich af of het auteurschap (als maker van bijzondere fotoboeken) bewust wordt gecreëerd om je loopbaan te financieren. Hornstra: ‘Je houdt gewoon rekening met je markt. De oplage van 1000 exemplaren 101 Billionaires kost 35.000 euro. 250 exemplaren Cowgirls and Communism kwam op 7500 euro. Er komt geen winst uit die boeken.’ Op Vroege’s suggestie om misschien een uitgever te zoeken, riposteerde Hornstra: ‘Waarom zou ik blij moeten zijn met een uitgever. Ze kunnen mij ook opzoeken’. Post reageerde desgevraagd: ‘Ik heb niets tegen fotografen. Wij vinden dat ze de uitgever moeten gebruiken, dan kunnen zich concentreren op hun eigen werk.’

Sybren Kuiper (vormgever voor o.a. Hornstra en Niels Stomp): ‘Hornstra was de enige fotograaf die ooit vond dat er teveel foto’s in het ontwerp zaten. Een goede samenwerking was het gevolg.’Vroege: ‘Houden de Nederlandse kunstsubsidies eigenlijk niet een ouderwets (outlived) medium in stand?’ Sorgedrager:’De t.v. heeft de radio ook niet verdreven en wanneer ik een boek koop waarin een dvd is opgenomen, bekijk ik het boek en de dvd eigenlijk nooit.’ Hornstra: ‘De Nederlandse overheid ondersteund ook kostbare multimediaproducten, die door complicaties bij de samenwerking tussen de vele betrokkenen vaak niet leiden tot eindresultaten waar het publiek enthousiast over is.’

Ruud Visschedijk (directeur NFM) denkt dat fotografen als Wil van Iersel, Rob Hornstra en Bart Sorgedrager altijd wel een weg vinden om hun fotoboeken te produceren. Er wordt nogmaals vastgesteld dat printing on demand en het auteursboek, al dan niet met behulp van een uitgever naast elkaar kunnen en zullen blijven bestaan. Sybren Kuiper leest geen verhalen lezen op het internet, waar de narratieve mogelijkheden nog beperkt zijn en citeert een klassieke uitspraak waarin de meeste aanwezigen zich kunnen vinden: ‘Boeken zijn je vrienden.’

Rachel Esner (Photographic Studies) vat de discussie van de dag kort samen en bedankt alle deelnemers voor hun medewerking.

De tweede dag van het fotoboekenweekeinde in het Nederlands Fotomuseum had -als gezegd- een meer praktisch karakter. Tijdens de openingsuren konden de bezoekers snuffelen tussen de boeken van de antiquariaten Van Paddenburgh (Leiden), Raster (Rotterdam) , ICM (Haarlem), Baarda (Dordrecht) en het aanbod van het fotografencollectief Fw. Uiteraard was ook de boekwinkel van het museum geopend.

Er waren interviews met fotografen over de wordingsgeschiedenis van hun fotoboek. Men ging nogmaals in op printing on demand. Mystery-guests vertelden over hun favoriete fotoboek en jonge fotografen konden in vijf minuten een poging wagen hun gedroomde fotoboek onder de aandacht te brengen voor een forum van professionelen uit de foto(boeken)wereld.

Bart Sorgedrager verzorgde een workshop over het productieproces van het fotoboek: van idee tot distributie.

Edie Peters (Photoq) interviewde Stephan Vanfleteren, de maker van Belgicum, het boek waarvan inmiddels 11.000 exemplaren zijn verkocht. Vanfleteren werkt voor De Morgen, de Volkskrant en aan eigen projecten. Op de vraag van Peters wat hij van Nederland vindt, antwoordt Vanfleteren dat het ‘merkbaar een ander land is’. Voor hem ‘nieuw, vreemd, netjes en goed georganiseerd. En ik voel me er zeker niet thuis.’ Hij ziet zijn eigen land als een zieke oude dame. België bevindt zich in een identiteitscrisis. De verhoudingen tussen de Wallonen en Vlamingen zijn veranderd en ze kennen elkaar amper. Een Waal leest geen Vlaams of Nederlands boek, een Vlaming geen Walloons of Frans.

Belgicum moest er komen omdat België volgens Vanfleteren snel verandert. Hij moest zaken vastleggen voordat ze definitief zullen verdwijnen, zoals bijvoorbeeld de koppen van de oude vissers. Er kwam een expositie, maar een boek is een blijvend ding. Op aanraden van een vriend is hij vijf jaar geleden gaan kijken als de maker van een boek en ‘gaten gaan vullen’. Na een radioprogramma waarin hij over zijn plan vertelde, meldde zich een ‘jonge vent’ die bij uitgeverij Lannoo werkt. Vanfleteren kon aan de slag.

Beeldselectie en vormgeving kwamen tot stand in vier nachtelijke sessies met de vormgever. Vanfleteren ‘had al veel nagedacht in de file’. Zo’n boek, een verhaal van een heel land is waarschijnlijk alleen mogelijk in België. De fotograaf woont (dichtbij Brussel) zo centraal dat hij binnen twee uur overal in zijn land kan komen. Dat zou in Nederland niet lukken, laat staan in Frankrijk: ‘België is begrensd, als een boksring.’

Vanfleteren noemt zichzelf een langzame fotograaf, hij heeft nostalgische trekjes. Daarbij werkt hij ook nog analoog en in zwart-wit. Hij heeft soms ‘schroom’ om foto’s te maken: ‘Soms mis ik dan zaken of neem ik een tijdrovende omweg.’ De vraag of hij verdiend heeft aan het boek, beantwoordt hij bevestigend. Maar het succes heeft ook een breder effect: er zijn de afgelopen jaren meer fotoboeken verschenen in België. Vanfleteren komt binnenkort met een nieuw boek met portretten van bekende Belgen en bekende Nederlanders. Belgicum werd eerder al tentoongesteld in het Antwerps fotografiemuseum, vanaf 4 juni is de expositie te zien in museum De Botanique in Brussel.