Woorden over fotografie 2: Kees ’t Hart bij opening Jacques Meijer


PhotoQ publiceert vier toespraken in opeenvolgende artikelen: de eerste is van schrijver Dirk van Weelden wiens toespraak begin september de tentoonstelling Nabeelden van Rein Jelle Terpstra opende; de tweede is van schrijver Kees ‘t Hart die opende bij Den Haag 1955-1965 in foto’s van Jacques Meijer; en de derde is de rede die Willem Diepraam afgelopen zaterdag uitsprak na het ontvangen van de BNO Piet Zwart Award. Met een extraatje: de toespraak van Reinier Gerritsen bij het uitreiken van de prijs aan Diepraam.
Hieronder de tekst van Kees ’t Hart.

Situatie Gewijzigd

Ik leerde het werk van Jacques Meijer kennen bij de tentoonstelling Dynamisch Archief in de Kunsthal in Rotterdam in 2001. Daar waren foto’s van hem tentoongesteld van mensen en stads of dorpsgezichten uit verschillende tijden. Iemand voor de spiegel of op een bed in een hotelkamer in 1956 en daarnaast een foto van dezelfde man of vrouw voor dezelfde spiegel of op hetzelfde bed, maar dan veertig jaar later. Of een kruispunt veertig jaar later. Schitterende foto’s die het actuele van het verleden ineens dichterbij brachten. Meijer slaagde erin de nostalgie, die vaak inherent is aan fotografie, ter discussie te stellen. Wat is het beslissende aan het verleden? Wat is het meest veranderlijk? De blik op de spiegel, mijn blik op de gefotografeerde vrouw, de gefotografeerde vrouw zelf of het besef dat wij als schimmen in het verleden rond dwalen.

Het Haags Historisch Museum is gelukkig met deze foto’s van Jacques Meijer, waaruit we hier nu zo’n mooie keuze zien. Ze vormen al met al een verbluffend archief van een blik, van verandering en van het actuele van het verleden.

Een foto is altijd een archief. Zodra hij is gemaakt, is alles alweer anders. Het model steekt een sigaret op, in het landschap rijdt ineens een auto, de bekende Nederlander is alweer verdwenen en daar staan we dan met z’n allen onbekend te zijn. U kent die merkwaardige en uitermate raadselachtige verkeersborden wel die langs wegen staan met de verpletterende dada-istische tekst erop: Situatie Gewijzigd. Je kijkt ernaar en ineens besef je dat door je aanwezigheid en door je blik alleen al de situatie inderdaad is gewijzigd. De situatie is altijd gewijzigd, beseffen we door deze borden, ook nu ik hier sta is de situatie, sinds ik hier aan het woord ben, al honderden keren gewijzigd. Als Jacques nu een foto van me zou maken zou het bewijs geleverd zijn. Dat is het mooie en het raadselachtige van fotografie. De situatie is altijd gewijzigd, dat besef dringt altijd tot ons door wanneer we foto’s zien. Niet het stilzetten van de tijd is het beslissende moment van de fotografie, maar het besef dat alles anders wordt wanneer iets stilgezet wordt. Duizenden situaties, die allemaal veranderen. Ik hou van fotografie die juist dit beklemtoont. Ik hou dus van de foto’s van Jacques Meijer omdat mijn blik erop niet hoeft te blijven hangen aan het eeuwige en het onveranderlijke van de situatie maar zich vast mag blijven klampen aan het actuele, het tijdelijke en het plotselinge. Het gewijzigde.

Het misverstand hoeft overigens niet te ontstaan dat Meijer toevallige of vluchtige foto’s maakt. Dat hij zomaar wat doet. Hij kent zijn esthetische pappenheimers, weet heel goed hoe het met kadering werkt, met contrast, met compositie, met het lichtmomentum, het juiste moment van de blik. Bij Meijer is de esthetiek, zijn fotografisch talent bedoel ik, zijn fotografische ervaring en kunde, om het maar weer anders te zeggen, geen vooropgezet doel. Hij dringt het eeuwige van de esthetiek niet aan ons op.

Natuurlijk verschaft hij ons een kader en een blik, maar daarna mag ik zelf aan de slag, ik mag de situatie naar me toe brengen, ze wijzigen en naar het actuele van mijn blik brengen. Juist omdat Jacques Meijer het esthetische in zijn foto’s niet te erg benadrukt, maakt zijn foto’s blijvend actueel. Esthetiek benadrukt altijd het eeuwige, esthetiek maakt van fotografie maar al te snel iets uit de oude doos. Wat zo eigenaardig boeiend is aan Meijer’s foto’s is dat ze het nostalgische op een afstand proberen te houden. We kijken naar mensen, gebouwen, situaties uit het verleden maar hij zorgt ervoor dat we niet hoeven te denken: ach, wat waren de mensen en de dingen vroeger toch aandoenlijk of een beetje zielig (eigenlijk wel), of in ieder geval ‘passé.’ Niets is bij hem passé. Hij laat het actuele van het verleden zien, niet het nostalgische. Wat de dingen waren en wat de mensen toen bezighield. Niet het eeuwige maar het gesitueerde. Ja, natuurlijk, ‘situatie gewijzigd’, dat denken we ook bij zijn foto’s, dat spreekt vanzelf, omdat alles uit het verleden zich nu als gewijzigd aan ons voordoet. Dat is vanzelf sprekend, omdat dit ook vanzelf sprekende foto’s zijn. Maar we mogen van hem ook denken: ‘zo is het.’ Niet ‘zo is het’ nu nog steeds, maar ‘zo is het’ toen.

Ik heb natuurlijk veel zin het nog zo lang mogelijk over zoveel mogelijk foto’s van Jacques Meijer te hebben. Neem die foto van tramlijn 5 waarop twee heren oversteken. Of de foto van de toen nog zeer jonge en brutale Armando en Jan Cremer, destijds vrienden in de strijd om de kunst. Ze zijn al jaren gebrouilleerd. Ik kijk er met een glimlach naar omdat ik weet dat deze foto’s gelijk hebben, die twee hadden gelijk, kijk maar en dat was het wat ze ooit verbond. Dat is het wat ze nog steeds verbindt. Of neem die prachtige foto van de twee vuilnismannen, eentje met een peuk in zijn mond. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen Jacques? Vertel het me niet, ik wil het niet weten. Ik wil kijken.

Kees ’t Hart, 24 september 2011

Kees ’t Hart (1944) schrijft romans, essays, verhalen en gedichten. Recent verscheen bij uitgeverij Querido: ‘Engelvisje en andere verhalen’. Zijn roman ‘De revue’ werd bekroond met de Multatuliprijs, ‘Ter Navolging’ stond op de shortlist van de AKO literatuurprijs. In 2008 verscheen de roman ‘De Keizer en de astroloog’.

De tentoonstelling Den Haag 1955-1965 in foto’s van Jacques Meijer is tot 9 januari 2011 te zien in het Haags Historisch Museum.