Woorden over fotografie 4: Reinier Gerritsen over Willem Diepraam

PhotoQ publiceert vier toespraken in opeenvolgende artikelen: de eerste is van schrijver Dirk van Weelden wiens toespraak begin september de tentoonstelling Nabeelden van Rein Jelle Terpstra opende; de tweede is van schrijver Kees ‘t Hart die opende bij Den Haag 1955-1965 in foto’s van Jacques Meijer; en de derde is de rede die Willem Diepraam afgelopen zaterdag uitsprak na het ontvangen van de BNO Piet Zwart Award. Met een extraatje: de toespraak van Reinier Gerritsen bij het uitreiken van de prijs aan Diepraam. Gecombineerd lezen die laatste twee als een beknopte geschiedenis van de fotografie van de afgelopen vijftig jaar, met belangrijke adviezen voor jonge fotografen.
Hieronder de tekst van Reinier Gerritsen, voorzitter van de jury van de BNO Piet Zwart Prijs.

Dreigende luchten, mooie korrel

Het is 1970.
Met een groep aankomende fotografen zitten we rond de tafel.
We zijn jong,
Maar hebben een scherp inzicht in de wereld.
Die is rot.
Wij zijn het slachtoffer van gewetenloze machthebbers.
Het kapitalitische systeem loopt op zijn laatste benen.
Er zijn landen waar er nog wel toekomst is.
We weten dat in China Mao Tse Tung het leven van de werkenden tot een paradijs maakt.
En in Rusland verdient een arbeider even veel als zijn directeur.
Dat is pas rechtvaardigheid.

Wij jonge fotografen wisten toen dat de arbeider zou overwinnen.
Dat hij de onderdrukking van zich af zou werpen.
En met onze fotografie konden we een bijdrage leveren aan die strijd.
We moesten in onze foto’s laten zien hoe vreselijk deze westerse wereld was.
Maar hoe dat moest, was ons nog niet duidelijk.

Toen ik 16 was zag ik een boek van Ed van der Elsken.
Daarin stond deze foto.
Het was inmiddels 1968, en het begon me te dagen.
De wereld was rot, en dat kwam door mannen van boven de 40 met een witte huidskleur.
Zo goed te zien op deze foto.
En je zag het zo goed omdat de lucht doorgedrukt was.

En daar ging het hem om, dat doordrukken.
Voor de niet fotografen onder U zal ik het even uitleggen.
…….donker…….negatief……lamp…….lens……..handen……..fotopapier…….
…ontwikkelen…..
en zo was het mogelijk om boven een vriendelijk zomers landschap een lucht te maken die donker en dreigend was.

Het is nog steeds 1970.
De groep aankomende fotografen zitten nog steeds rond de tafel.
Zij weten inmiddels dat je goed kunt laten zien dat de wereld rot is, door in je foto’s de lucht door te drukken.
En we wisten ook dat er één fotograaf in Nederland was die dat als beste kon.
Willem Diepraam.
Hij kon het als geen ander.
Alle bijlagen van Vrij Nederland keken we er op na.
En niet alleen dreigende luchten, hij had ook zo’n mooie korrel.
Eén van onze groep aanstormend talent had het gehoord.,
Hij ontwikkelde zijn films in Acufine, niet 12 maar wel 20 minuten, en dat bij 24 graden.
Vandaar die mooie grove korrel .
Wij ook allemaal aan de Acufine bij 24 graden.
Zo gingen ook wij het kapitalisme te lijf.

Willem Diepraam
Hij studeerde medicijnen, maar het fotograferen voor het blad ‘Student’ was toch aantrekkelijker. Op weg naar een demonstratie tegen de Berufsverbote in Duitsland ontmoette hij Gerard van Westerloo.
Deze introduceerde hem bij Vrij Nederland, waar Rinus Ferdinandusse net bedacht had dat fotografie wel een grotere rol mocht gaan spelen. Daarom was besloten om foto’s zo nu en dan een pagina groot te maken. Die ruimte heeft Diepraam ook genomen en na korte tijd adviseerde hij de redactie over de plaats van de fotografie in het blad. Een fotoredacteur was er toen nog niet.

Of hij de oprichter van de fotobijlage van Vrij Nederland is, dat weet ik niet, maar zeker is dat hij er een belangrijke rol in speelde.
Hij maakte reportages op de camping op Zandvoort, Benidorm, de fabriek, de Amsterdamse gemeenteraad, het Binnengasthuis.
In deze bijlage kreeg fotografie een overheersende rol en konden naast Diepraam ook andere fotografen hun kunnen ontwikkelen.
Koen Wessing, Hans van den Boogaard, Dolf Toussaint, Oscar van Alphen, Han Singels en Bert Nienhuis.
Het hoogtepunt van de sociale fotografie in Nederland lag toen elke week op de deurmat.

Suriname werd zelfstandig, en om dit goed vast te leggen, wist Diepraam de redactie te overtuigen dat een verblijf aldaar noodzakelijk was.
Drie maanden woonde hij met vrouw en kinders in Suriname, Gerard van Westerloo ook.
Hun grootste gezamenlijke project.
Na de VN bijlage werd het een boek; Frimangron, ontworpen door Jan van Toorn.
Het boek werd goed ontvangen, was een voorbeeld van mooi samengaan van schrijvende en fotograferende journalistiek.
Wel waren de foto’s zo donker en de luchten zo doorgedrukt, dat mensen zich afvroegen of het in Suriname altijd regende.

Hij kreeg een tentoonstelling in het Van Abbe museum.
Jean Leering, de curator, besloot om naast Diepraam het werk van August Sander te hangen.
Hij begon het werk van Sander te bestuderen, samen met dat van andere grote meesters zoals Kertesz en enkwam tot de conclusie, ik herhaal hier zijn woorden: “Zo goed ben ik niet, maar ik ben wel heel goed.”
Dit werd het einde van de doorgedrukte luchten.

In 1982 kwam Sahel uit, vormgegeven door Jan van der Toorn.
Een boek als resultaat van een vijftal reizen naar het gebied dat werd geteisterd door honger en oorlog.
Op de omslag een foto van een weldoorvoed mooi meisje met een mooie glimlach.
Dat kwam hem op zware kritiek te staan.
Maar hij wou laten zien dat naast de ellende het leven gewoon doorging en mensen helemaal niet zo zielig waren.
Een gedachte die niet in die tijd paste en de journalistiek niet eigen was.

Door de jaren heen was Diepraam foto’s gaan verzamelen.
In de jaren 80 zag niemand de waarde daarvan in en daarom kon hij in korte tijd een mooie hoeveelheid fotografie bijeen krijgen.
Die collectie ging later naar het Rijks en het Stedelijk, die er meer dan gelukkig mee waren.
Hij maakte boeken en tentoonstellingen over de groten in de Nederlandse documentaire fotografie, Besyö, Blazer en Oorthuys.
Diepraam werd een kenner en nu nog is hij de enige beëdigde taxateur voor fotografie in Nederland.
En een foto die Diepraam nog steeds heeft, is een foto van Piet Zwart: de groene kool met rijp erop.

Zijn fotografie ging verder, werd een persoonlijk statement in plaats van onderdeel van een journalistiek geheel.
Het boek Lima, over dakloze kinderen en in 1995 Landschap aan Zee, een boek zonder mensen, een boek over de omgeving van zijn jeugd, IJmuiden.
Zonder doorgedrukte luchten.

Beste Willem,
Gefeliciteerd met de Piet Zwart prijs.
De oeuvreprijs die de BNO uitreikt aan iemand die excelleert in één van de vakgebieden waarop Piet Zwart actief was.
Jan van Toorn, Friso Kramer, Gert Dumbar, waren onder andere je voorgangers.
Nu dus de fotografie.
Daarin was en ben je een inspirator.
In 98 kreeg Eva Besnyö dezelfde prijs uit handen van Wim Crouwel.
Dit jaar was de jury unaniem.
Dit jaar de eer aan jou.

Reinier Gerritsen

Zie ook de toespraak van Willem Diepraam: Een ongemakkellijk universum