In de oorlog tussen Israël en Hezbollah werd de strijd ook gestreden met beelden. Hier geldt: wantrouw foto’s uit het Midden-Oosten, stelt Henri Beunders.
Persbureau Reuters heeft alle 920 foto’s uit zijn database gehaald die de Libanese freelance fotograaf Adnan Hajj sinds 1993 had geleverd. De aanleiding was de foto van het gevolg van een Israëlische luchtaanval op Zuid-Beiroet. Met behulp van photoshop-software waren de rookwolken extra zwart aangezet.
De uitspraak ‘Een foto zegt meer dan tienduizend woorden’ was altijd al onzin. Een foto roept meer dan tienduizend vragen op. Als een foto ons raakt, komt dit vooral omdat we het getoonde graag willen zien. Zoals de Franse filosoof Henri Bergson ooit schreef: ‘Het oog ziet alleen wat de geest bereid is te begrijpen’.
De vaststelling dat in dit digitale tijdperk de manipulatie van foto’s (en ook bewegende tv-beelden) gemakkelijker is dan ooit, is al evenzeer een cliché. Vergeten wordt dat vanaf de uitvinding van de fotografie een foto gemanipuleerd kon worden, inclusief het negatief. Een foto is nooit meer geweest dan het uiterlijke verlengstuk van het karakter van de fotograaf.
Wat nieuw is aan de fotoberichtgeving uit het Midden-Oosten is dat ‘het karakter’ dat achter de fotolens zit, totaal is gewijzigd. Er zijn namelijk nauwelijks nog westerse fotografen en cameramensen die zich in de oorlogsgebieden, van Libanon tot Irak, durven te begeven. Of ze krijgen er geen toestemming voor van hun hoofdredacties, die het leven van hun fotograaf er te waardevol voor vinden, of simpelweg beducht zijn voor de (ook financiële) gevolgen van dood of gijzeling.
Ideologische vooringenomenheid belemmert nog steeds een professionele werkwijze. Dat bewees in april 2003 de Amerikaanse fotograaf Brian Walski van de Los Angeles Times. Hij had twee foto’s van Amerikaanse soldaten in Irak, die een menigte Irakezen onder schot hielden, in elkaar gemonteerd om de Amerikanen machtiger en dreigender en de Irakezen hulpelozer te laten lijken. Ook hij werd ontslagen. De zaak werd toen, zoals nu, aan het licht gebracht door oplettende webloggers die het leuk vinden mediamanipulaties bloot te leggen en wereldkundig te maken. Vooringenomenheid is dus niet uit te roeien.
De remedie tegen fotomanipulatie is drastisch maar simpel. Verplicht alle fotografen en cameramensen al het ruwe digitale metamateriaal mee te sturen. Als de persbureaus dit op hun site zetten, kan het publiek zelf uitzoeken hoe de uiteindelijk vertoonde foto’s en tv-beelden tot stand zijn gekomen en geselecteerd zijn voor publicatie. Moderne camera’s zijn uitgerust met gps-systeem en datering, wat de vaststelling van de authenticiteit en betekenis ervan kan vergroten.
Een groter probleem is de eenzijdige samenstelling van het huidige korps van fotografen en cameramensen in het Midden-Oosten. Er loopt nauwelijks nog een westerling tussen. Alleen in Irak waren aanvankelijk westerse fotografen/filmers aanwezig, embedded bij de geallieerde troepen. Wat we sindsdien, en eindeloos, op televisie zien aan beelden van autobommen in Bagdad, is vrijwel zonder uitzondering afkomstig van Iraakse cameramensen. Een verantwoording van de beelden door het Journaal of RTL Nieuws heb ik nog niet gezien, in elk geval niet in de uitzending zelf. Al is men zich meer bewust van de mogelijke manipulatie, de eisen die het – zoveelste – cliché stelt: no picture, no show is moeilijk te weerstaan.
Hoe weinig representatief de groep fotografen/filmers in het Midden-Oosten is, was al duidelijk tijdens de cartoon-oorlog in februari van dit jaar.
Toen bekeken fotohistoricus Louis Zweers en ik gedurende één week, van 9 tot 15 februari, de foto’s die AFP/EPA over de brandstichtingen en demonstraties op het net zette, 393 in totaal.
De namen van de fotografen luidden: Mohammed Abed, Mahmud Hams, Safin Hamed, Abedin Taherkenareh, Atta Kenare, Abed al Hafiz, Ali Abbas, Ali Hussein, Ali Yussef, Awad Awad, Khalil Mazraawi, Nabil Mounzer, Mustafa Ozer en Ali Ozluer.
De enige foto van een westerse fotograaf was die van de gewapende Al Fatah-leden die het EU-kantoor in Gazastad omsingelden, gemaakt door de Frans-Libanese fotograaf Patrick Baz.
In de week van 9 tot 15 februari was geen enkele westerse fotograaf betrokken bij het vastleggen van deze ‘cartoon-oorlog’ in het Midden-Oosten. Voor zover we hebben kunnen nagaan, waren twee Nederlandse fotografen actief in het gebied, Drik-Jan Visser voor Reuters in Damascus, en Jeroen Kramer in Beiroet, alwaar hij het ziekenhuis in werd geslagen.
Voor Reuters, AP en AFP geldt in het conflict tussen Israël, Hezbollah en Hamas hetzelfde. Op de site The American Thinker vermeldt Thomas Lifson alle namen van het vijftiental fotografen dat actief is in Gaza. Alle vijftien dragen ze dezelfde soort namen als die van AFP tijdens de ‘cartoon-oorlog’.
In de ‘cartoon-oorlog’ leverde het onderzoekje tal van foto’s op die overduidelijk geënsceneerd waren en/of gemanipuleerd. De Deense vlaggen op ezels, het verbranden van vlaggen – de veiligheidspolitie stond erbij en keek ernaar.
De Reuters-rel toont aan dat aan deze praktijk niets is veranderd. Nu is er ophef over ‘de man met de helm’ die langs alle fotografen zou zijn gerend met een dood kind op zijn arm. Of over de foto van de Libanees die omgekomen zou zijn bij een bombardement, maar op latere foto’s springlevend blijkt te zijn.
Met dit alles wil vanzelfsprekend niet zijn gezegd dat Palestijnse of Arabische fotografen of filmers altijd vertekende beelden naar het Westen zenden. Maar een betere controle is dringend noodzakelijk, conform het oudste adagium voor de journalistiek, de uitspraak van Herodotus: ‘Wie is het die mij dit vertelt?’
In Nederland mogen wij ons gelukkig prijzen dat de grote kranten zoals NRC Handelsblad en de Volkskrant twee, drie of zelfs vier eigen journalisten in het oorlogsgebied hebben, en dat tv-verslaggevers als Connie Mus zich door niemand een rad voor ogen laten draaien.
Maar wellicht zou het zinnig zijn als de kranten en de televisiejournaals eens een proef op de som nemen, door een week lang helemáál geen beelden te vertonen, en alle verslaggeving te laten doen door de eigen mensen, de journalisten die wij kennen en vertrouwen.
Oorlog is ellende, altijd. Maar de vertekening die nu optreedt, is funest voor het Westen, maar ook voor de geloofwaardigheid van de media.
Henri Beunders is hoogleraar geschiedenis van maatschappij, media en cultuur aan de Erasmus Universiteit.
Dit stuk verscheen eerder op de Forum-pagina van de Volkskrant, maandag 14 augustus.
• Terug naar De waarheid en de oorlog …